Die Ghemeyn Hondert Vechelse Buenre
Tussen ongeveer 1050 en 1190 werd tussen de huidige kom van Veghel en
Mariaheide een blok van honderd bunder van de wildernis verkaveld en in
vier grote percelen uitgegeven. Dit blok wordt in 1414 aangeduid als
'die Ghemeyn Hondert Vechelse Buenre', later kortweg als de ‘gemene
bunders’. De aanduiding 'ghemeyn' voor percelen die privébezit waren, is
wat merkwaardig. In het boek over de geschiedenis van Veghel schrijf ik
dat dit er op zou kunnen wijzen dat vóór deze uitgifte vrije lieden in
Veghel al gemeenschappelijke rechten op deze wildernis hadden.[i]
In haar recent proefschrift geeft Lia van Zalinge - Spooren een andere
en mijn inziens juiste oplossing.[ii]
Ze wijst er op dat het in Peelland gebruikelijk was dat bepaalde weide-,
akker- en hooilanden een deel van het jaar particulier en een deel van
het jaar gemeenschappelijk gebruikt werden. Tijdens de periode van het
gemeenschappelijk gebruik mocht het vee de stoppelen van de akkers en
het nagras in de beemden grazen.
Dat maakt artikel 27 van de keuren van Veghel uit 1559 begrijpelijk:
Item dat nyemant van buytten parochien dryven en sal in de bunders off
op ander luyden erff dan op syn selffs erve.
Dit artikel verwijst naar het gemeeschappelijk gebruik van ‘de gemene
bunders’ en andere gronden van Veghelaren en sluit lieden van buiten de
parochie Veghel daarvan uit.
Ook de Aabeemden werden ‘gemeyn’ genoemd en waren daarom een deel van
het jaar gemeenschappelijk gebruikt. Al voor 1559 werd dat
gemeenschappelijk gebruik afgeschaft, want artikel 31 van de keuren
schrijft: Item dat nyemant en sal
mogen weyen in die gemeyn Aabeempden dan die beempden toebehooren ende
in huringe hebben.
Volgens artikel
54
van de Veghelse keuren mocht iedereen op de velden die voor een deel van
het jaar gemeenschappelijk gebruikt werden, de beesten die op dat moment
op zijn grond niet thuis hoorden, schutten (in beslag nemen en opsluiten
totdat de boete betaald was). Het artikel luidt:
Item dat een jgelick sal mogen schutten int gemeyn velt off in die
gemeine bunders ende beempden soo verre hy daer geerft is
.
Dank zij de studie van Lia van Zalingen – Spooren is weer een klein
puzzelstukje uit de geschiedenis van Veghel op zijn plaats gelegd.
Martien van Asseldonk
[i]
Martien van Asseldonk,
Veghel, een goet ende vet Dorp. Het ontstaan van Veghel, de
ontwikkeling van landschap en samenleving, 600-1810. Nieuwe
instrumenten voor de historische geografie
(Woudrichem 2016)
202.
[ii]
Lia van Zalinge – Spooren,
Gemeint en gemeenschap.
Jaargeboden in Peelland, circa 1300-1795 (Hilversum en
Tilburg 2018) 126-127. |
|