Geschil
over de Leijgraaf in 1612
Raekt de Jeuck nu Leijgraaff
Gesien by myn heeren leenmannen van hunne doorluchtichste
hoogheden in Brabant int quartier van s’ Hertogenbosche de klagten op
den dertiende octobris XVIc twelf aen hen gedaen by of van
wegen der inngesetenen van Uden, Vechel en Nistelroy tot ruyminge van
seekere twee hooffden bij eenige nabueren tot Dinter in voorgaende
jaeren geleecht in de waeterleye aldaer genoempt de Jeuk.
Ende alsoo aenleggeren ter eenre, gesien ook de
verclaernissen by die van Heeswyck ende Dinther gedaegde ter andere
syden den 22e derselver maandt van october daer op gedaan,
ende dienvolgende hen getransporteert hebbende op de plaetse daer de
voors(creven) waterleije is lopende, ende aldaer genomen hebbende
ocilaire inspectie, soo van de voors(creven) waterleije als de
voorhooffden daer inne gebrocht, ende daer by bevonden dat de
voors(creven) waeterleye tussen de voors(creven) hooffden maer
alleenlijk en heeft de weyde van veertien voeten ende tot dien verhoort
en gexamineert hebbende versceyde getuygen over de oude en tegenwoordige
gesteltenisse van de voors(creven) waeterleye.
Ende op alles geleth appointeren ter manisse des heeren
stadthouders dat de voors(creven) gedaagde gehouden ende verbonden
sullen syn den voors(creven) waeterleye tussen de voors(creven) twee
hooffden te wyden tot negentien voeten int geheel, te weten aen de
Udense seijde het hooft aldaer gestelt te ruijmen off in te trecken drye
voeten ende het hooft aen de andere syde twee voeten.
Ende dat sy daer mede by provisie sullen gestaen om
ingevalle van beswaernisse van d’een of d’ander van partyen voor den
toecomenden tyt daer inne naeder te worden versien ende geordineert naer
behoren de voors(creven) gedaegde int geene voirs(creven), mitsgaders in
de twee derden deele van de vacatien der voors(creven) heeren
stadthouder en leenmannen mits desen condemnerende blyvende ’t
resterende dorden gedeelt ten laste der voors(creven) aenleggeren, de
vordere costen by partijen gedaan om redenen tussen deselve
compenserende.
Aldus gedaen en gepronuntieert bij mynen heeren
leenmannen voirs(creven) binnen de heerlickheit van Vechel op den
drieentwinigste dach der maent octobris int naer ons heeren duysent ses
hondert en twelff (23[-10-1612).
Onder stont: ende ick Aert Peters van Hees als geswore
griffie der voors(creven) heeren leenmannen aldaer jegenwoordich
get(ekent), A. van Hees.
Toelichting:
Een brughoofd was de aansluiting van een brug met de
oever. In dit geval hadden inwoners van Dinther twee brugjes over de
Leijgraaf gemaakt, waarbij ze de loop van de beek ter plaatse versmald
hadden. Daardoor werd de waterafvoer wat belemmerd, waar tegen
geprotesteerd werd.
Verder blijkt uit de akte dat de oude naam van de
Leijgraaf ‘de Jeuk’ was. Cornelissen bespreekt deze veldnaam niet bij de
bespreking van de Veghelse toponiemen. Beijers en Van Bussel vermelden
bij de bespreking van de naam ‘ten Jekeren’ te Deurne
de oude
waternaam de Jeker [1134 Jecoram], afgeleid van het keltische ‘jecora’ =
gezond water. Blok vermoedt dat de grote zijrivieren van de Maas qua
naamgeving óf voor-germaans zijn óf tot de oudste germaanse laag
behoren. Hij noemt daarbij de Voer, Niers, Neer, Jeker, Roer, Suster,
Itter en Worm.
Martien van Asseldonk
Bron: BHIC, toegangsnummer 7697, Oud Gemeente Archief Veghel, inv. nr.
70, resolutieboek 1751-1773, f
ol 14v-15; Wim Cornelissen,Toponiemen Veghel
(Veghel 1998); Henk Beijers en Geert-Jan van Bussel: Van d'n
Aabeemd tot de Zwijnsput (Helmond 1996).
|