Ordonnanties en reglementen ter voorkoming en
bestrijding van brand
Martien van Asseldonk, 9 oktober 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De eerste ordonnatie ter
voorkoming van brand dateert van 7 november 1670. De schepenen
ordonneerden dat 'niemant van onse ingesetenen nageburen kinderen sal
moghen stoken vuer op St. Martens dagh off avondt, meer wort verboden
dat niemant eenighen heckens ofte tuijnen sal moghen afbranden'. Wie het
gebod overtrad kreeg een boete van drie gulden.
Op 30 januari 1698 werd
voorgeschreven dat de inwoners van de Straat 'te reeckenen van de
Cruijsstraat ende de moolen tot aan de brug, bij avont ofte bij nagte
met bloote brandende kersen oft lampen sullen mogen gaan in hare
stallingn, schuuren oft schoppen, het zij om cooren te dorschen, de
beesten te melcken, peerden oft beesten te voeren, oft uijt wat
oorsaacke het soude mogen wesen'. Men moest een dichte lantaarn
gebruiken.
Op 10 december 1699 was er brand
ontstaan in het huis van Adriaen Verputten in de Straat, doordat men
vlas op een hete oven te drogen had gelegd. Op 19 december 1699
vaardigden de schepenen Veghels eerste brandreglement uit.
Hanteren van vlas en dergelijke:
-
het leggen van vlas of andere
licht vlambare dingen op de ovens
-
In de Straatmag men geen vlas meer drogen in ovens die binnen staan,
maar wel n ovens die buiten staan op enkele passen van het huis of aan
het einde van de hof
-
Ook mag men geen vlas hanteren dichter dan 2 voeten bij vuur
De ovens en schoorstenen:
-
bovendien moesten de ovens sijn
gemetselt van goede leem en steen, ende soo haast daarinne eenige reeten
mgten koomen, dat die voor eenig gebruijck aanstonts sullen moeten
worden digt gemaeckt ende gestopt van ende met de selve materie ende
niet met (serck), vlas oft andere todden
-
Alle de ovens die binnens huijs
ofte dack leggen sullen boven de mondt moeten voorsien sijn van een
goede bequaeme schoorsteen daer de vlam ende voncken konnen doortrecken
-
De schoorsteenenzullen moeten worden opgetrocken van goede kalck en
steen, ende soo daar eenig hout oft latwerck mogte incoomen, dat het
selve met vaste leem sal moeten wesen bestreecken en overtogen, en soo
worden onderhouden
-
Eenige gaten in de schoorsteenen komende sullen die aanstonts moeten
worden digt gemaackt met steen, kalck oft leem als boven, ende niet met
stroo oft andere stoffen, daar de vlam oft voncken op konnen vatten
-
In de schoorsteenen oft tegens de selve en sal men niet mogen leggen
eenig houtweck, mutsers, turf oft andere brandt vattende materie
-
De schoorsteenen sullen soo hoog werden opgetrocken dat geen voncken
daar uijt konnen vliegen
-
De schoorsteenen sullen ten minstens eens des jaers moeten worden
geveegt ende vant roedt gesuijvert
De as:
-
Ende ontrent de conservatie van de assche, soo hebbe mijn heeren
schepenen geordonneert dat geen assche sal worden uijtgedaan ofte
geleijt binnens huijs ofte schuur, maar alleen agter in de hooven van de
daacken en wanden gesepareert, ofte wel voor op de straat met een
behoorlijcken ditancie van de huijsen en daacken als voor
-
Geen assche sal mogen worden uijt gedaan ofte buijten gebragt waarinne
nog eenig gloedt, vuur of voncken verborgen ofte bedeckt is
-
De assche die uijtgebragt wort sal in de oude assche moeten wordden
ingegraven, ofte ten minste daar mede ofte met eenige aarde worden
overdeckt
-
Soo als oock mede geen assche sal mogen worden uijtgedragen bij windrig
ofte ontstuijmig weer
Het luiden van de klok
-
Ende alsoo door het misbruijck van het trecken van de klock de nabuuren
dickmaals worden geabuseert, soo ordonneren mijn heeren schepenen dat
soo wanneer een dode wort overluijt ofte begraeven, men met geen klocken
sal mogen kleppen oft beijeren, oock geen klocken sal mogen aanroeren,
voor dat alle de gene die geappointeert sijn om te luijden sig op het
kerckhoff ten dien eijnde bij malkanderen bevinden, om dan gesaemender
hant de klocken aan te trecken, ende op dat sulcks te beter mag worden
naegekomen, soo sal de koster geen deuren van de kerck oft tooten hebben
te openen, voor dat sij bij malkanderen sijn als vooren
-
Bij ongeluck van brandt die Godt almagtig verhoeden wil, oft ander
gevaar en ongelegentheijt, sal door de koster of zijn gemagtigden
continuelijck worden gebomt op de grootste klock, op elcker geluijt alle
de naburen gehouden sullen sijn sig aanstonts op de plaatse van de
brandt met een emmer, branthaeck oft ketel te vervoegen, en alle
naartsigheijt aanwenden om die te helpen lessen en uijtblussen. Ende die
principalijck haer devoir daar toe sullen hebben gedaan ende den brandt
gelest, sullen tot laste van de eijgenaer oft inwoonder daar voor
genieten een tonne bier
De brandmeesters:
-
Bij voorval van brandt als boven sullen alle de nabuuren gehouden sijn
te gehoorsaemen en nae te kommen de ordres en lasr de haer van de
brandtmeesters in der tijt sal worden gegeven, waartoe voor tegenwoordig
sijn aangestelt Willem Lamberts van Boxmeer, Jacob Martens van Tillaer,
Aart Ariens de Leest en Hoogart Melissen van Dieperbeeck
Het blussen:
-
De brandt gedaan sijnde, soo wanneer de brandtmeesters en naburen sullen
noodig oordeelen dat de puijnhoopen sullen moeten worde opgegraven om
het vuur dat in de turf bulten hoij en stroo verborgen leijt uijt te
delgen, soo sullen alle de naburen die tot dien eijnde van hare
rottmeesters sullen worden geciteert sig aanstonts ider met een emmer
oft schop op de plaatse van de brandt laeten vinden, en soo lange helpen
om te graven en lessen tot dat al het vuur is uytgeblust en sij van hare
rotmeesters en brandtmeesters ontslaegen worden
Het verbod op open vuur in stallen
wordt herhaald. Bovendien wordt verboden:
-
Verbiedende mede dat niemant in de Straat, te reeckenen als boven, bij
daeg ofte magte eenig roer oft geweer sal hebben te lossen off af te
schieten, bij wat voorval ofte occasie sulcks oock mogte wesen. Ende
sullen de ouders ten desen regarde voor haere kinderen moeten instaan
ende boeten
-
Dat oock niemant in sijn stal, schuur, off dorsvloer sal hebben te gaan
met een brandende tabacks pijp
Op 24 april 1704 waren in de
Straat 'door de backovens en quaede toesigt der menschen eenige huijsen
(..) verbrant ende in de assche geleijt'. De schepenen ordonneren 'dat
van nu voortaan in de huijsen of schuuren aan de Straat gelegen te
reeckenen van de kerckhof tot aen de wooninge van Jan van den Bos ende
in de Bosstraat tot aen de moolen geen meer nieuwe ovens geset ofte
gemaackt sullen werden.' Ende dat alle de gene die haer van een oven
willen bedienen gehouden sullen sijn deselve te setten en te leggen te
weeten aan de noort zeijde aan de sloot ofte de graef van den Agterdijck
en aen de zuijt zeijde aan de sloot ofte graeff van de beemden.
Op 12 april 1725 voorkwam de
Veghelse ondervorster op het nippertje brandstichterij in de Straat.
twee dagen later werd er een wacht door de rotten ingesteld van half 10
's avonds tot 4 uur 's morgens.
Op 25 juni 1739 staat in de
taakomschrijving van de klepperman van Veghel geschreven: en ook voor
als in tijt van brant ’t zij ontrent de Straat off in eenig gehugt vant
dorp gewaar wordende, illico kennis te geven als voor en aanstonts de
coster op wecken en op de brant clock alarm te slaan.
Op 16 februari 1744 ontstond er
brand in een huis in de Straat, dat door de buren op tijd geblust kon
worden. Hierna wordt er een aanvullend brandreglement opgesteld.
Waarschuwen en blussen:
-
Dat voortaen zo wanneer dat er brand zal zijn, en wel
des nagts, de clapwagter, zal gehouden zijn aenstonts en zoodra hij ’t
ziet, zulx bij de naeste regenten, brandmeesteren en nabueren bekent te
maken, ten einde men straks in staat zig stellen om der brant spoedig te
bluschen.
-
Als dan zal een ieder der nabueren en ingezetenen
gehouden wezen daer heen te loopen daer de brand is, met een lanteern in
zijn eene en eenen emmer met water in zijne andere hand.
-
De ambagtslieden vooral zullen ten spoedigsten om leer,
haeken en brandemmers loopen en de clok trekken.
-
Op welk geklep de rotmeesters en brandmeesters uit ieder
gehugt gehouden zullen wezen met vijf à ses man na den brand met de
ladders en haeken en emmers die onder haer berusten tot spoedige hulpe
toe te schieten, ’t welk als zij verzuimen, zoo zullende verbeuren de
boete van eenen daalder. En nader gesommeert zijnde om te komen ende
niet komende, zullen ’t dubbele verbeuren ten behoeve van den gemeenen
armen.
-
Die het van de rotmeesters en brandmeesters zal
aengezeid worden, mag niet weijgeren mede te gaen om peine van een
schelling, en op zomeraatje nog onwillig blijvende het dubbele te
vergelden ten behoeve als boven.
-
In dier voegen zullen ook voor al de brandmeesters in en
bij de straet wonende tijdig bij de hand moeten wezen met hare staven op
gelijke penaliteijt en maken dat alle materiaalen voorschreven met de
brandspuijt uit kerk en boterhuijs bij der hand zijn, enzovoorts.
-
Gelijke spoedige hulpe en bijstand zal van die van de
straet aen de uithoeken getrouwelijk werden toegebragt, des noods zodra
se verwittigt zijn dat er brand bij hen ontstaan is.
-
De brandspuijt zal de gemeente bezorgen en bekostigen
met 2 brandcuijlen alsmede nog eenige kleine en twee groote ladders. En
de brand emmeren vermeerderen tot het getal van vijftig.
-
Elke eijgenaar of bewoonder van een huijs, of meer
tesamen, zullen op haren kosten een brandemmer moeten maken laten en
onderhouden ten aller gevallen, gelijk ook een lanteern ten dienste als
boven.
-
De brandspuijt en slang of dat daer bij gehorende zal
behandelt worden op ordre van brandmeesters door de bequaemste perzonen,
zonder imands tegenzeggen.
-
Niemand zal zig onderstaen op gevulde darm (=
brandslang) te trappen, veel min een gat of snee daer in te maken op
pene van ses gulden of bij herhaling van dat vuijl stuk gevat en aen den
crimineelen regter worden overgegeven.
-
Ook zal niemand bij of ontrent de plaets daer de brand
is met een brandende pijp mogen komen op pene van een schelling te
verbeuren deels voor den armen, deels voor vorster of ondervorster die
hen betrapt.
Bewaking
-
De brand niet tegenstaande alle vlijt en hulpen de
overhand nemende en ieder moetende na een goed heenkomen zien, zal men
eenige ten minsten drie perzonen uitkiezen uit de genen die buijten
perijkel zijn, om te dienen bij het goed dat in velden of akkers mogt
gevlugt wezen, om dat zelve te bewaren. En zullen dezelve geen tabak
daer bij mogen rooken, en na twee uren de wagt te hebben gehouden,
afgelost werden.
-
Word er eenig goed vermist en heeft men vermoeden dat
eenige quaetaerdige menschen zulx vervoert hebben en geborgen, zoo zal
men alomme daer ’t nodig geoordeelt word huijszoeking doen, en bij
ontdekking van eenig goed, zal degene daer ’t gevonden word scherpelijk
daer over bestraft worden en tegelijk gesomeert niet alleen tot
restitutie van ’t zelve, maer ook gesommeert worden om te openbaren wat
al meer mogt onder zig hebben, enzovoorts. En in cas men wel weet dat
liegt, zal men hem doen vatten en denuntieeren aen den crimineelen
regter om zijn welverdiende en straffen te kunnen ontfangen.
-
Voorts zoo is ’t dat ondervonden zijnde bij gemelde
huijszoeking hoe onvoorzigtig velen in de behandeling van vuijt en ligt
en heeten assen zijn, ook als nog verstaen word.
-
Men zal na den brand nog drie dagen en drie nagten daer
bij waken tot meerder securiteijt.
Voorkoming van brand:
-
Dat niemand tegen een leeme wand zal mogen stooken, maer
alleen tegen eenen steenen haertstede daer toe te maken.
-
Dat niemand met ligt in een stal, ere of zolderen gaen
sal dan met een lanteern die se drie dagen na publicatie dezes zullen
moeten in huijs hebben op pene dat de regenten hun er t’ huijs zullen
stueren ten haren koste.
-
Dat zij de heeten assen voortaen in geen stal, nog op d’
ere, maer buijten ’s huijs ten minsten vijf à ses roeden van de woning
af en in hof of op straet zullen moeten neerschudden na dat se wat kout
geworden zijn, en zoo ten minsten dat er geen kolen in zijn en dat se de
zelve wat uitgieten of met aerde of aen overdekken op pene van een
schelling telkens, ten behoeve als boven, indien van vorster of
ondervorster daer op betrapt worden.
-
Niemand zal vermogen te gaen met een pijp in de mond in
dorsch-schuuren, nog in stallen, nog op straet, veel min op strooije of
andere daken werkende, of tot dat werk upperende rooken mogen.
-
Het strooi of de krullen die een dekker of timmerman aen
een huijs werkende zal verstrooijt of gemaekt hebben, zullen altoos voor
den avont van straet moeten weggeruimt worden op pene van een schelling,
te verdeelen als boven, en bij weijgering na ’t hun is aengezegt zal de
breuken en boeten verdubbeld werden.
-
Ook en zal geen vremdeling, nog ingezetene, nog peelboer
langs een turf, hooij, of houtkar gaende, een pijp in den mond mogen
hebben, zolang als in het dorp is, veel min zo wanneer de karren of
ontladen of geladen worden, op pene van een schelling, te verdelen als
boven, op aanzegging van vorster of ondervorster voors(chreven).
-
De reets aengewezene gebreken moeten niet alleen
hersteld en verbetert worden, evengelijk geregtelijk den inwoonders der
huijzen daer se gevonden zijn is aengezegt geworden.
-
Braeken van vlas en zal niet te digt onder de huijzen
mogen geschieden, hekelen zal ’s avonds bij geen ligt of met geen stoof
onder zig mogen geschieden. De scheeren zullen in oven nog haast mogen
gestookt werden.
Brandveilige bouw:
-
Maer zal ook voortaen moeten geobserveert worden van
alle een iegelijk der inwoonders dezes dorps dat se geen secreet meer
onder de orsen van de daken maken, of waer het ook is, van strooi in ’t
geheel, maer de secreeten zullen op vier mikken moeten staen ten minsten
vier treden van de daken en dat wel op vier mikken, bevit en besmeert
zijnde tot vijf voeten hoogte met leem en met strooi of pannen gedekt,
zo als best zal convenieeren, wel verstaende dat se ook met geen pijp
daer op gaen mogen op pene van een schelling, als boven.
-
Indien er in eenige nieuwe huijzen of woningen in of aen
de straet alhier metter tijd mogten werden opgebouwt zoo zullen dezelve
in muren of wanden ter hooghte (ten minstens) van ses voeten moeten
worden opgetrokken, behoorlijke haertsteden van steen en schoorsteenen
gemaekt en een solder over alle vertrekken als kamers en keukens worden
gelegt. Op opkamers en geuten als anderzints daer het dak wat laag
afloopt zal het dak van binnen met leem besmeert of met planken bezet
worden, ten minste tot den worm toe.
-
Is er imand die geen vermogen heeft om alles als
voorszeyt gelast s bij manquementen van geld op te maken, die
addresseere zig aen de regenten, die zullen hem een convenabel middel
daer toe aen de hand geven. En in cas van onwilligheid die reparatie
behoorlijk besteden ten kosten van den eijgenaer, opdat dog het welvaren
van andere goede ingezetenen aen geen gevaar worde blootgesteld en het
dorp eens onverhoeds in heete koolen gerake door diergelijk verzuim en
onvoorzigtigheid.
Materialen voor het bestrijden van brand:
-
De brandspuijt en des zelfs toebehooren, mitsgaders de
emmers die hier in ’t dorp blijven moeten, en voor zo verre zij de
gemeente aengaen zullen in het boterhuijs worden geplaetst. De leeren en
haaken in de groote kerk. Die van de gehugten aldaer bij de rotmeesters
of brandmeesters. En geen van alle ooit of ooit buijten ’s dorps
verbragt of geleent mogen worden.
-
Is er ooit eenen brand geweest, zoo zal ieder die het
als brandmeester etcetera is aanbevolen, zorg dragen dat de brandspuijt
en verder toebehoren weer ter bestemder plaetse in goede staet hersteld
(zoo er iets aen manqueert) gebragt werden.
-
Verdonkert imand er iets van, zoo zal hij vervallen in
de boete van een daalder ten behoeve van die ’t ontdekt en van den
armen, gelijkelijk te deelen.
Premie op snel waarschuwen:
-
Om nu die wet daer te meer tot maintien van goede orde
en voorkoming van schade aen te mogen moedigen, zoo beloven regenten aen
diegenen die eerst den brand ontdekt en aenbrengt, zo by regenten als
brandmeesters een premie van drie gulden, paraat te verhalen, op die den
brand zoekt te bedekken en niet tijdig en roept, voornamelijk bij dage
als hij roepen kan, zullende die vrij zijn van boeten als zij het zelve
bekent maken, gelijk ook van den brand den nagten is overgekomen, ende
men er van vermoeden mag dat er niet van geweten heeft, of dat hij
aengestookt zij, dog alleen na uitspraek en arbitragie van den rigter
Bluswater:
-
Om te meer wateren in gereetheid te hebben, zo wert
geordonneert dat elke eijgenaer van huijs daer aen of bij een put zal
maken binnen den tijd van een maend na publicatie dezes, zullende anders
de regenten er een op kosten van de gebrekigen maken laten.
-
Voorts behoren alle de putten, geene uijtgezondert, met
een bequaem kuijp van vitsel, hout, of steen werden voorzien, ten
minsten van 2 voeten hoog, tegen al ongeluk, daer anders bij avond of
ontijden voor mensch, kind, ofte vee te dugten is.
Op 4 december 1751 werd er een
nieuw brandreglement afgekondigd, omdat de regenten van Veghel ervaren
hadden dat de inwoners van Veghel de eersere voorschriften ter
voorkoming van brand slecht naleefden.
Voorkoming van brand:
-
Wort by desen wel ernstelyk
geinterdiceert en verboden met brandende toebak peijpen in de schuur off
stallen bij hoij off stroij te gaen, sullende allen die geenen soo
meenigmael sij daer op bevonden sullen worden, verbeuren eene boete van
eene gulden vijff stuijvers en sullen voor desen, als mede in de
navolgende articulen gestelde boetens, de meesters voor hunne respective
kinderen, knegts en meyden en arbeyders moeten instaen, gelyk ook mede
sullen verbeuren die op straat ontrent eenige huysen bevonden worden
toebak te rooken.
-
De selfsde boeten sullen verbeuren
die bevonden worden met brandende lampen in schuuren off stallen te
gaen, wordende sulx by deese mede wel scherpelyk verboden.
-
En om sulx te beeter te beletten,
soo wort by deesen geordoneert ieder huyshouden binnen desen dorpe,
binnen den tijt van veertien daegen nae publicatie deeser, te versorgen
een goede lantaern in huijs te hebben, omme haer daer van by avont off
nagt in schuuren off stallen te kunnen bedienen, sullende by het gaen
van de brandtschouw een ieder gehouden sijn hunne lantaern aen de
schouwers te vertoonen, en die alsdan bevonden sal worden geen lantaern
te hebben die goed en digt is, sal verbeuren eene boete van eene gulden,
vyff stuijvers.
-
Item sal ook niemandt op de daegen
van de schouw syn lantaern aen een ander mogen leenen om daer door de
boete te ontgaen, en alsoo de schouw illusoir te maken, op peene van een
dubbele boete, soo wel te verbeuren bij den leener als by den geene die
den selve leent.
-
Wort ook bij deesen scerpelijk
verboden vlas in ovens op esten off in schoorsteenen te droogen op peene
van drie guldens telke reijse te verbeuren als iemandt daer op sal
worden bevonden, en sal ook niemandt dair toe sijn oven off est mogen
leenen op peene als voor. Ook sullen de braek kuijlen op seekere
distantie, ten minsten van twee hondert treeden van de huijsen werden
gemaekt en niemant vermogen die vlas braekt toebak rooken off daer
ontrent met eene brandende peijp te komen op gelijke boete.
-
Item wort ook by deesen wel
strictelyk verboden voor off nae sonnen opgang vlas te swongen off te
hekelen op peene van drie gulden te verbeuren doo menigmaal daer op
bevonden sal worden. Die ook onder het heekelen van vlas off werk
bevonden wort ontrent synen haert off vuer en stooff pot off ketel by
off onder sig te hebben, sal gelyke boeten verbeuren.
-
Item sullen geen schooven nog aen
den haert, nog in de ovens mogen gestookt worden, maer in den weg op
straet werden geworpen en niet worde overdekt op peene van eene gulden
vijff stuijvers.
-
Niemandt, ’t sij inwoonder, ’t sij
vreemdeling, sal met een brandende pijp door de straet mogen gaen, voor
al neevens sijne kar, wat er ook op geladen hebbe, op peene van ses
stuyvers telken reyse te verbeuren.
-
En vermits is ondervonden dat
veele ingesetenen haer asse uytgieten by haer huijs off schuer evens
tegen de hoy off stroy tasse, soo wort sulx mede wel scerpelijk verboden
op peene van drie guldens, soo meenigmael sulx by iemants huijs off
schuer sal bevonden worden.
-
Ende ten einde niemandt voortaen
den asse verstampte, soo wort bij deese wel expresselyk geordonneert dat
van nu aff aen ieder huyshouden binnen desen dorpe hun asse sullen
hebben uijt gieten voor hen huys op de straet off ten minste ses treden
van haer huys (of haer moeten versien van een bequam ashuijs, boven met
pannen gedekt) en wel toesien dat het vuer dat daer in nog mogte wesen
uytgegoten worde,. En daer de straeten te nauw syn en geen plaets is om
de asse uijt te gieten en by gevolg sulx agter haere huijsen moeten
doen, sullen gehouden sijn agter haer huijsen ten minste twaelff treden
van het huijs, schuur, schoppe off diergelijke aff eenen cuijl te
graeven omme de asse in te bergen. En die contrarie dese ordonantie
bevonden sal worden, sal verbeuren eene boete van dertig stuijvers, soo
meenigmael bevonden sal worden hier tegen gedaen te hebben.
-
Als er op een huys off schuur in,
aen off ontrent de straet staende gedekt wort, sal men tegen den avont
telken daege het out stroij aen een kant hebben te schikken en weg te
brengen opdat er geen ongemak worde gebaert door het vuur uijt een peyp
van iemant die onvoorsiens ’t sij bij avont, ’t sy by nagt, daer langs
komt te passeeren, op peene van dertig stuijvers telken reijse te
verbeuren.
Ovens en schoorstenen
-
Haer eerwaerden ordoneren by desen
alsnog ernstelyc dat een ieder sal hebben sorg te dragen dat het sy
booven off benevens schoorsteenen en haardsteden, mitsgaders esten die
deselve heeft, in behoorlyke reparatie syn en buyten gevaer van brandt
worden gestelt en hehouden, want alle hetgeene int begaen van de schouw
op ’t doen van de visitatie sal werden bevonden, sal aenstonts worden
ingeslaegen en onbruykbaer gemaekt en die bevonden sal worden een
geborsten oven in huijs of daer buyten te hebben en niet is ingeslaegen
off op dangereuse haertstede moutery off esten te stoken, sal telken
reyse verbeuren een boeten van drie gulden en bovendien te hairen costen
worden opgemaekt.
Smederijen
-
In sonderheyt sal ook wel agt
genomen worden op de smitsen off deselve wel gestelt en gemaekt syn dat
het ambagt daer in buijten gevaer kan geexerceert worden, sullende die
contrarie bevonden worden niet mogen gebruijkt ofte vuur daer inne
werden gestookt soo lange niet en syn verandert en veylig gemaekt, op de
boete van drie gulden telken reyse te verbeuren daer inne vuur bevonden
sal werden, en sullen voortaen geen smeden in haere smitsen vuur aen
mogen hebben in den somer voor sonnen op en naer sonnen ondergang, ten
waere by groote nootsaekelykheidt van den 1 september tot den 1 april na
nege uuren en des smorgens voor vyff uuren, insgelykx op de boete van
drie gulden soo menigmael dair op bevonden sullen worden en sullen boven
de smits winkel geen ander dak dan pannen dak mogen syn.
Blussen
-
En wanneer er brandt sal syn
ontstaen in eenig huijs off schuur binnen desen dorpe, wordt by desen
tot het spoedig blussen van dien het navolgende geordonneert.
-
In den eersten sal den rotmeester
van het roth in de plaets alhier soo haest hy verneemt dat er brandt is
iemant uyt syn roth die paert en kar houd en daer by het gerntste by is
commanderen om aenstonts met syn paert en kar aen het kerkhoff te komen
om de brandtleeren, brandthaeken, brandt emmeren en verder gereetschap
in den kerk alhier bewaert wordende, op te laeden en op het spoedigste
te brengen te plaetse daer den brandt is en voorts syne verdere
rotgesellen commanderen om het voorschreven brandtgereetschap aen te
halen en op de karre te helpen laeden.
-
Dit alsoo bestelt synde sal den
rotmeester uyt ieder huyshoudinge daer manvolk is een man commanderen om
aenstonts met een emmer off ketel naer den brandt is te lopen omme dien
te helpen blussen, gelyk sulx by desen ook aen alle de rotmeesters
binnen desen dorpe gelast wordt mede te doen.
-
Dit gedaen synde sullen de
rotmeesters haer aenstonts op het spoedigste mede naer den brandt hebben
te begeven om ieder onder de sijne voor te stellen dat die niet blyven
staen keyken, maer handt aen het werk slaen stellende de manschappen in
dubbele reyen van het brandende huijs tot het naeby synde waeter, omme
langs d’ eene syde de gevolde emmers en aen de andere kant de leegen aen
malcanderen over te geven. En weyders een wagt ten minste van ses off
agt mannen die gehouden sullen syn de goederen die uijt den huijse
gebragt werden getrouwelyk te bewaeren.
-
Bij aldien eenig rotmeeste iemant
sal bevinden die syne ordres niet en pareert, sal hy gehouden syn
denselve aen den heere officier off syne gecommiteerde aen te geven
welke sal verbeuren eene boete van eene gulden vyff stuijvers ten
behoeve van syn roth.
-
Ingevalle eenig rotmeester
bevonden sal worden hier ontrent aen syn pligt gemanqueert te hebben,
sal verbeuren de somme van drie gulden.
-
By aldien den brandt snagts ergens
quam te ontstaen (daer op den clapwaeker in sonderheit ook agt sal
geven) sal een ieder der naeste nabueren daer heen loopende een
brandende lantaern in de handt moeten nemen en een emmer met waeter, en
de lantaerens die men daer missen kan, sullen aen de posten der
beijstaende huijsen werden gehangen op dat men sien konne.
Bluswater:
-
En op dat in dusdanige gevallen
geen water soude manqueeren sullen de respective rotmeester door haere
rotgesellen doen graeven waterpoelen daer den officier en regenten haer
ordineren sullen.
-
Ook sal om deselve reden tot ieder
coppel huijsen in aen off ontrent de straet alhier staende daer nog geen
put en is er een worden gegraeven ten coste van de eijgenaers dierselver
huijsen binnen den tyt van agt maenden nae publictie deses. Moetende de
selve tot voorkoninge van ongelukken met eene behoorlyke kuijp ter
hoogte ten minsten van twee voeten ’t sij van planken, van russen, off
vitsel werden voorsien en gesecureerd alles op peene van drie gulden.
Brandmeesters:
-
En worden nog, tot meerder ordre
int blussen der brandt, aengestelt vier brandtmeesters, te weten twee
commissarissen uijt het getal der schepenen en twee uijt de ingesetenen,
die in allen deelen gelijk als de rotmeester sullen moeten werden
geobedieert, en welke gehouden sullen wesen, soo brandt mogt comen te
ontstaen, haer aenstonts nae de brandt te begeven en behoorlyke ordre re
stellen. Die ook mede sullen moeten sorge draegen dat alle het
brandtgereetschap op haere plaets weder werde gebragt en het daer aen
ontstuk synde te laeten repareren. En verder sullen deselve ten minstens
twee mael int jaer het brandtgereetschap moeten examineren en het
mancquerende met kennis van schepenen daer aen laeten repareren.
Dorpsrekening 1751-1752:
-
betaalt aan Jacob van Beusekom voort
drucken van 100 reglementen van den brandt, zynde groot 2 bladere
mediaan papier ider, de somme van 11-0-0
Op 28 juni 1767 werd Gijsbert
Matthijs Smits als klapwaker aangesteld. In zijn instructie staat onder
andere: sullende ook in cas van brandt den schoolmeester moeten opwekken
om op de brandtklok alarm te slaen.
In 1780 was in Gemert brand
ontstaan door het roken van tabak. Het roken van tabak was in Veghel in
de Straat al verboden, maar er wordt slecht de hand aan gehouden. Dit
wordt opnieuw nadrukkelijk verboden en 'ook met geen brandende lamp off
toebak peypen in haare schuure en stallinge sullen mogen gaan'.
Op 20 januari 1787 besloot de vergadering premies uit te loven, 'dat
wanneer der brand in deese plaatse mogte comen te ontstaan den geene
welke met syn paerd de eerste brandspuyt op de plaats alswaar den brand
is komt te brengen voor een premie sal genieten ses gulden en voor den
tweede brandspuyt drie gulden mits de selve weder aen de parochie kerke
alhier te leveren'.
op 31 mei 1798 verbood de municipaliteyt om
op de jaarmarkt 'sig met brandende pypen langs de straet [te] begeven'.
Op 26 september 1802
verbood het gemeentebestuur, omdat het brandreglement slecht wordt
nageleefd:
-
vlas na zonnenondergang of voor zonnenopgang te heekelen of te
swongen
-
zodanig werk met vuur in de stooven of nabij het vuur of
brandend ligt te doen of te verrigten
-
met brandende tabakspypen langs straate omtrent huysinge tabak
of iets dergelijks te rooken
|