Bloemen en kruiden

Martien van Asseldonk

26 november 2014

 

 

Bloemen en kruiden in de Meierij vermeld door dominee Hanewinckel rond 1800

 

In het wild, vooral op de heiën, vind men zeer veel schoone bloemen, de bijzonderste bloem, welke in laagtens op de hei groeit, is de katoenbloem; jammer is het, dat men dezelve niet gebruikt tot vulsel voor matrassen en kussens, misschien zou zij ook wel goed weezen, om te spinnen. Ik zag ook hier en daar tijloozen, struifkruid, lelij van de dalen; eene soort van blaauwe hiasinten, doch zonder reuk, maagdenpalm, zonnedaauw, thijm, de koekoeksbloem, madeliefjens, den leeuwenvoet, of zoo als dit bloemtjen bij dwaaze sentimenteel-verliefden genoemd word: Vergeet mij niet! naar het hoogduis Vergisz mein nicht! waarin het deezen naam draagt; en eene tallooze meenigte anderen.

 

Onder de kruiden, die van minder of meer gebruik in de geneeskunde zijn, telde ik hier: de klaproos, kamillen, het wolkruid, het duizendblad, dolle kervel, driekleurige viooltjens, een beproefd middel tegen de daauwworm der kinderen, den aardrook of duinenkervel, het guichelheil, de waterkers, de kalmus, het wormkruid, het aardveil, benevens nog veele andere soorten.

 

Bron: Frank. C. Meijneke, Op reis door de Meierij met Stephanus Hanewinckel. Voettochten en bespiegelingen van een dominee, 1789-1850 (Tilburg 2009), 297.

 

 

Bloemen in de dorpskeuren van Veghel

 

De dorpskeuren van Veghel van 1559 schrijven:

 

-       Item dat nyemant bloemen en sal dan op syns selffs erff op een Boschpont ende daer sal alleman aff mogen becueren ende op tgheen daer sy die bloemen mede haelen.

 

 

En de dorpskeuren van Veghel van 1785:

 

-       Niemandt sal op een ander erf of beemden eenige soo genaemdt boterbloemen of anderen bloemen of gras mogen plucken, mayen of sneyden op peene van drie gulden.