De Aa: visserij

Martien van Asseldonk, september 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

De visrechten

 

In 1366 kreeg Geerlingh van Ghemert van de hertog van Brabant de visserij in Veghel in de Aa vanwege trouwe diensten (Henk Beijers, RRGD). In datzelfde jaar ging dat recht ver naar de nageburen van Veghel. De nageburen moeten hiervoor een jaarlijkse cijns betalen van 3 pond was en 3 schellingen payment. Dit recht wordt in 1639 als volgt omschreven:

 

De gemeente van Vechel, uytte visscherye van der Aa, streckende boven van de palen van Erp, door 't dorp van Vechel, al totten paelen van Schijndel toe, vercregen tegens Meester Geerlinck van Gemert, 1366, onder den erfcijns van drije schellingen paijment ende drye ponden wasch.

 

Vóór 1639 blijkt deze cijns in 2 delen gesplitst te zijn: de nageburen betalen de 3 schellingen paijment, omgerekend: 0-1-12 en 'vinum', omgerekend: 0-4-0. De 3 pond was blijken betaald te worden door de eigenaars van een hoeve aan de Berg op de Doornhoek, die daarbij in 1639 'sterflaat' voor de nageburen van Vechel, voor de betaling van dit deel van de cijns worden genoemd. De 3 pond was is later omgerekend tot: 0-2-8.

 

Het oude recht op de visserij op de Aa werd in 1807 en 1809 nog bevestigd. Op 6 maart 1807 antwoordde het gemeentebestuur aan het departementaal bestuur:

 

-        Dat van onheugelijke tijden het regt der visscherye op de rivier de Aa binnen den gemeente door de inwooners dezelve vrij en ongekord is uitgeoeffend en daarvan in de rustige en vredige possessie zynde, dierhalve sustineeren een exclusief regt op de visscherij alhier te hebben

 

 

Op 26 februari 1809 vergaderde het gemeentebestuur over de visserij.

 

-        In aanmerking genomen zynde dat het regt der visschery op de rivier der Aa aan de ingezetenen dezer gemeente competeerd. Dat het hun verlangen en de pligt der vergadering is dat hun wettig regt te handhaven en zoo veel doendelyk te conserveeren. Dat daar toe vereist word van het einde dezer lopende maand aan het opperdepartement der jagt en visschery registratie dier visschery te verzoeken. Is goedgevonden ingevolge decreet van 23-9-1808 ten behoeve van de ingezetenen dezer gemeente de visschery in de rivier de Aa aan den opperjagermeester Van de Kroon ter registratie aan te geven. Volgt een copie van de betreffende brief aan de officier van dit jagtdistrict. De Aa is binnen deze gemeente doorgaande meer dan 25 voeten breed en boven de 1.800 roeden lang. De visserij wordt in naam van de ingezetenen van Veghel geregistreerd.

 

Op 11 mei 1809 deelt de subsituut secretaris de gemeenteraad mee 'dat de visschery op de rivier de Aa bij het opperdepartement van de jagt ten behoeve dezer gemeente behoorlyk is geregistreeerd'. Hij legt daar van over de acte van registratie en de kosten bedragende 16-2-0. Is goed gevonden dit aan de ingezetenen bekend te maken. Volgt een kopie van de bekendmaking.

 

 

Ook particulieren konden visrechten krijgen van de hertog. Omstreeks 1343 had Wilhelmus van Hamvelt van de hertog 'de gerechtichticheyt van de Moelen ende de visscherye genoempt de Ketelwiel' gekregen, voor een cijns van een 1/2 zwarte penning. Deze molen en het Ketelwiel bevonden zich aan de Leest.

 

 

Regulering van de visserij

 

De keuren van Veghel van 1559 bevatten ook bepalingen over het vissen:

 

-        Artikel 30: dat nyemant dat geen parochiaen van Vechel en is vissen en sal in onser Aa off in ander luyden graven oft geweren heffen met enigerhande instrumente oft getouwe, te weten met fluren, met cuijelen, met manden, met lamme oft met enige andere manieren van boven den palen van Erp deur het dorp van Vechel al totten palen van Schyndel toe op XX Bosch pont ende opt getouwe, ende alleman sal hier aff mogen beceuren.

-        Artikel 32: desgelicx en sal nyemant mogen visschen op onser gemeynte dat egeen ingeseten parochiaen van Vechel en is op den brueck van twintich ponden.

-        Artikel 56: Item dat nyemant sal mogen vissen, vogelen gaen off slaen op andere luijden erve, off met honden lopen in ander luyders hoij op een halff Bosch pont, ende daer sal alleman aff mogen beceuren, gereserveert des heren gerechticheyt.

-        Artikel 80: Item die visschen vangen in onser Aa off op onser gemeynte, dat hy die buyten Vechel nijet vercopen en sal op enen Philippus gulden, ende op die visschen te verbeuren, hij en sal eerst een ure voor die kercke van Veghel veyl gehouden hebben.

-        Artikel 86: Item dat nyemant met manden off lammen visschen en sal in onser Aa op een Bosch pont ende opt getou ende visschen, ende dat men dat sal moghen verhaelen opten brootmeester van den gehenen die brueckt.

 

 

Om de visstand te beschermen werd op 26 maart 1750 het vissen in de periode van april tot en met juni verboden:

 

-        Vergadering van schepenen. Alsoo men ondervindt dat door ingesetenen deeses plaetse de rieviere alhier tot Veghel genoemd d’ Aa door het dagelijkx en continueus vissen en wel speciael wanneer den vis reydt en syn schot schiet ten eenemael van vis wert ontbloot, en dat soodanige vis selfs buyten dese plaetse in meenigte wert verbragt. Myn heeren gecomiteerde officier en schepenen, gelet hebbende op de propositie, hebben wel speciael verboden, gelijk sij verbieden bij desen, dat niemandt, wie hy soude mogen wesen, in de maenden van april, meij en junij in de rieviere d’ Aa sal mogen vissen met netten off kurven, hoe die genaemt soude mogen wesen, op verbeurte van de netten off kurven en een boete van drie gulden, verdeeld als boven. Werdende te meer verboden door dien door de ingesetenen door het continueel vissen veel hoij onder de voet wert getrapt en bedorven.

 

Het verbod werd op 1 april 1751 herhaald en nogmaals op 12 april 1783:

 

-        Myn heeren gecommiteerde officier en schepenen van Veghel verbieden en inderdiceeren, gelyk sy verbieden en inderdicere bij deese op voorbeelt van voorige jaare, dat niemand wie hij soude mogen wesen in de maanden van april, maij en junij deese jaars 1783 in de riviere d’ Aa binnen deesen dorpe loopende sal mogen vissen met eenige netten, namentlijk zeegens, fuijken, cuylen, kurven off diergelyke, hoe die genaamt soude mogen weesen, op verbeurte van haar voorschreven netwerk en eene boete van drye guldens, welke boete sal werden verdeelt een derde voor den officier die de calangie doen sal, een derde voor den aanbrenger en het resterende een derde voor den armen alhier, en is dit strekkende niet alleen voor dit jaar, maer ook voor de volgende.

Op 22 maart 1788 werd het vissen verboden tot 8 juli 1788.

 

 

De visgeweren

 

Een visgeweer was een net dat in een rivier werd gespannen om vissen te vangen. In de Bossche Protocollen orden enkele visgeweren in Veghel in de vijftiende eeuw genoemd en wel op het Dorhout en op Zijtaart.

 

-        Peter Marcelis Vos, verkocht op 27-10-1430 aan Jan Henricx van den Hornic het 1/3 deel (van wijlen Lodewijck van Bladel) van een beemd in Dorhout over de stroom, strekkende van die Aa tot die Moergrave, met het 1/3 deel in een visgeweer in die Aa en overweg door een steeg van wijlen voornoemde Lodewijck (Peter had dit goed verkregen van Dirck, zoon van wijlen Lodewijck van Bladel).

-        Willem Hoirnken die Clocgieter verkocht op 1-9-1467 aan Goyart van Erpe de beemd den Groten Weert met dat visgeweer in die Aa. Het geweer zal mogen hoden aan de kant van der verkopers beemd. Goyart moet het gereedsschap schoonmaken op zijn eigen erf.

-        Willem natuurlijke zoon van Henrick Willem Danels van Vechel heeft op 15-10-1467 opgedragen aan Jan Gerits die Vriese een visgeweer in Dorhout. Willem had dat geweer verkregen van Henrick Buck, man van Aleyt, dochter van wijlen Gerit die Vrieze, zoon van wijlen Willem Danels van Vechel.

-        Jan van Erpe verhuurde op 10-2-1429  voor zes jaar vanaf Pinksteren aanstaande aan Heymerick Jan Heymerics een hoeve te Zitart (nu gehuurd door Jan Bathenzoen) voor 20 mud koren, half rogge en half gerst, Vechelse maat, op Lichtmis (en de oude lasten) en 4 steen vlas tot hekelen bereid, 10 quarten Meyssche boter, 8 kapoenen op letare, 10 hoenre en 6 ganzen en 20 pond boter en 6 malder eieren en bij een (reynsche) 4 lichte gulden als spelgelt. De pachter moet zijn beste paard door de verhuurder laten gebruiken als die dat nodig heeft. Hij moet elk jaar 100 alen leveren voor het visgeweer, hij moet de omwalling onderhouden. Het front van de boomgaard is half en half. Hij mag geen beesten weiden op den Groeten Camp, tenzij kalveren of paarden. Hij moet elk jaar 6 vimmen stro dekken in nieuw stro en de gebouwen onderhouden aan dak en wanden. Hij moet elkk jaar 10 vrachten turf brengen naar de verhuurders huis in Sint-Oedenrode. Alle viervoetige beesten zijn half en half.

 

Omdat de visgeweren de waterafvoer konden belemmeren werd het gebruik ervan op 5 augusts 1535 aan banden gelegd.

 

-        Item want men veele geweren ende anderen hoerden om te vijschen in den stroom bevijndt ende nog dagelicx meer gemaeckt worden, waer by den stroom sijnen loop benomen wordt, sal daer omme elck soo wije dat hij sij gehouden wesen binnen XII daegen syn geweer vuijten stroom te ruijmen op eenen peen van twee gouden leuwen, ten waer dat die selve van sijne geweer hadden goet wittigen titule van vercrijgen, noch daerboven deuchdelijcke possessie van XXX jaeren selven, hij sal schuldig wesen te thoonen de heemraeden ende schepenen van den plaetsen binnen XII dagen na de publicatie van desen op verbeurte van den selven rechten ende van sijnen geweer moiten vuijtwerpen.

-        Iten off ijemants sulcx bescheet hadden om sijn geweer te mogen houden, sal nochtans sijn geweer alsoo te maecken van wijden ende legen dat den stroom sijnen vrijen ganck ende loop mach hebben, ende wije contrarie doet bij daege off bij nachte dal t’ elcken reijsen verbueren eenen gouden leu als voor, ende in dijen ijemants daer nae uijet en draeght arbitralijck gestraft te worden op egeen heemraden te mogen spreken.