De verharding van de weg in de kom
Martien van Asseldonk
10 november 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De eerste weigering
Uit het schouwverbaal van 1749 door de raad en Rentmeester Generaal der
Domeinen:
En in opzigte van de straat in het dorp hebben wij de regenten in
consideratie gegeven alzoo dezelve by wintertijd of ware regens zeer
slykerig en bijna niet door te komen was, om van de herberge den Roskam
tot aan de boterwaag dezelve te bestraaten, waer in zij egter niet veel
smaak scheenen te hebben, waerom wij haer serieus hebben gerecommandeert
zulx in oveweginge te nemen, alzoo zij het octroy der gemelde waag van
haer Hoog Mogende hadden verkregen niet om vppr haere plaats een
particulier profijt te trekken, maar dat men daer uit behoorde de
botermarkt te favoriseren en de verkopers alle gemak te brengen, waerom
wy haar hebben gezegt met den ander te spreeken, en van avont aan ons
rapport doen, gelijk dezelve dan aan ons hebben gedaen en gezegt dat zij
vermeende het bestraten van het markplein eer schadelijk dan profitabel
voor haer plaatse te zijn, en ook te swaer voor haare ingesetenen,
welkes karren, gelyk ook
die der naburen, meest zonder ijzer beslag om de raderen zijnde het dorp
als het bestraat was zoude mijden en alzoo de passage daer door zoude
worden gediverteert.
De eerste plannen
Op 26-1-1779 vergaderden in Veghel de officier, schepenen,
borgemeesters, twaalffmannen, geswoorens, Heylige Geest en kerkmeesters
en geërfdens. Men had het over een nieuw raadhuis en
over het verharden van de weg in
de kom. Wat dat laatste betreft vermeldt het resolutieboek:
dat het niet min kennelyk is dat de publiecque en gemeene straat tussen
de huysen en het midden off de komme van het dorp bysonder van de brugge
over de rivier de Aa aan de kerk oostwaarts tot de weg na Erp en
noordwaarts tot de molenhuysinge geduurende het najaar, den winter en
tot verr in het voorjaaer altoos byna gansch inpracticabel en
onbruykbaer is, soodanig dat selfs de karren met een paert meer
bespannen tot deselve assen door het slyk en modder moeten doorwerken,
streckende niet alleen tot groot ongemake en stremming op de
menigvuldige buyten passage daar door vice versa op ’t land van Ravestyn
en andere plaatsen, maar ook voornamentlyk van de goede in en op
gezetenen van desen dorpe.
Naar het voorbeel van St. Michielsgestel moet er een stenen straatweg
worden aangelegd, waarvoor een weggeld zou kunnen worden verzocht aan
passerende buitenkarren. Dit alles zou dan te bekostigen zijn uit de
verkoop van een stuk gemeentegrond, want er is veel grond die steriel en
nutteloos ligt.
Op 6-1-1781 informeert Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen de
regenten van Veghel dat er bij hem klachten zijn binnen gekomen
dat de weg in de gemeene straet te Veghel, zynde de regte heerbaan op
deese stadt, soodanig onbruykbaar is dat de voerlieden met hunnen
gelaaden karren bijna den geheelen winter met geen mogelykheyt kunnen
passeeren en speciael niet by het comptoir van den Brabantsche thol
koomen.
De regenten worden gevraagd om de wegen op orde te brengen.
en by soo eerst den aert en gesteltheyt der grondt zoodanig nogte zyn
dat deselve voor een behoorlyk en gewoonlyk aenvullen der gaaten en
sligten der hoogtens niet behoorlyk bruykbaar gemaakt soude konnen
worden, sullen U Weerwaarde op middelen behoren gedagt te zyn on die weg
ten koste der gemeente tot een bestendig gebruyk on ordre te doen
maeken.
Op 15-2-1781 antwoorden de regenten van Veghel een brief van de Leen- en
Tolkamer van 15-2-1781. Ze schrijven onder andere:
-
Veghel heeft de brief van 6-1-1781 van Ackersdijck, representant van de
de Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen, ontvangen over een weg in
de gemeene straat of com van het dorp. Regenten Veghel verwachten
inderdaad extra kosten voor de bestrating met keyen
Er komt weinig schot in de zaak. Op 11-3-1784 vergaderen de schepenen,
borgemeesters, twaalfmannen, geswoorene, Heylig Geestmeesters
kerkmeester en geërfdens opnieuw over de slechte weg.
Is door heeren officier en schepenen aan de vergadering voorgedragen dat
het kennelyk is dat de straat in de kom van het dorp bij het minsten
natagtig weder int geheel onbruykbaar om met gelade karren off rytuygen
konnen worden gepasseert, ja selfs nu en dan de eene buert nauwelyks bij
den anderen kan koomen. Dat van tyt tot tyt alles in het werk gestelt om
deselven straat in behoorlyke staat te brengen door deselve te doen
repareren, doch alles vrugteloos, dewijle men ondervind dat de grond
soodanig gestelt is dat sonder straatweg deselve nooyt behoorlyk kan
werde gemaakt.
Dat door de onbruykbaarheyt van dezelve straet de passage wert gestremt
tot nadeel van de ingesetenen dewyle deselve straet is de regte heerbaan
van verscheyde plaatse op ’s Bosch als andersints.
Dat er reets in den jaare
1781 door verscheyde voerlieden met behoorlyke verklaringe ten comptoire
der domeynen klagte syn gedaan wegens de onbruykbaarheyt van deselve
straat, het geene den heeren Raad en Rentmeester Generaal der Someinen
van Braband, in die tijd, aan regenten alhier per missive heeft
gecommuniceert, gelyk als doen daar op aan voornoemde rentmeester door
regenten is geantwoort dat men deselve straat soude doen repareren, dog
dat men bedugt was dat alles weder vrugteloos soude syn sonder deselve
te bestraaten.
En also men verstaan heeft dat er weder klagte door een groot aantal
voerliede als andere aan den heere Raad en Rentmeester Generaal der
Domeynen van Braband over de onbruykbaarheyt van deselve straet staan
gedaan te worden het geene onaangenaame gevolge soude konnen
veroorsaken.
Zoo geven de vergadering in consideratie off deselve niet soude goed
vinden sig by request aan heer Edele Mogenden te addresseeren en daer by
versoeken een straetweg te mogen leggen door de kom van het dorp te
weeten van de groote brug tot aan de huysinge van Willem Raymakers, als
meede door den Molenstraet tot de huysinge van den molenaer, welke
bestratinge volgens begrootinge daar van gemaakt door den lantmeeter
Verhees soude bedragen somme van 12.300 gulden.
En dewijle er een voordelig slot is wegens de verponding en beede van
circa 2.050 gulden, soo soude men meede aan haer Edele Mogenden konne
versoeken deselve penningen daar toe te mogen employeren. Als meede
soude men uyt het voordeelig slot vand e huyshouding rekening daer toe
konnen gebruyken eene somme van 2.000 guldens en voor het restant van
circa 8.500 guldens soude men octroij konnen versoeken om eenige hoeken
van de gemeente te mogen verkopen.
Als mede soude men octroij moeten versoeken tot een seker weg off
straatgelt van ider buytenkar off reytuyg eene halven stuyver tot
onderhoud van deselven weg. Waer op gedelibereert synde hebben schepenen
en borgemeesteren voor de propositie geadviseert, dog de meeste twaalff
mannen en overige leden van de vergadering van andere sentimente synde,
soo is geresolveert provisioneel met het preesenteren vant request ts
supercederen.
Het gemeentebestuur wil de weg dus gaan verharden, maar dat plan werd
tegengehouden door de vertegenwoordigers en inwoners van de gehuchten.
De reden was dat er te weinig geld in de dorpskas zat.
Zeven jaar lang blijft de zaak hierna rusten, totdat het verharden van
de weg in de kom opnieuw in een corporele vergadering aan de orde komt.
Ondertussen werd wel een klein stukje verhard. Uit de dorpsrekening van
1786-1787:
-
Voort leggen van eenige straet keyen voort raethuys en kerkhof
-
Voort beleggen van een hoek van de straet voort kerkhof en raadthuys om
de passanten des winters te konnen hebben, en gehaelt tot Uden, de somme
van 9-10-0
Corporele vergadering door officier, schepenen, borgemeesters,
twaafmannen, Heylige Geest en kerkmeesters op 20-1-1791.
Word door den heere officier aan deese vergadering voorgebragt dat een
ieder kennelyk is dat de Straet in de kom van het dorp ten minste de
helft van een geheel jaar onbruykbaar is om met geladen karren off
reytuijgen te konnen werden gepasseert, ja zelfs de eene beurt
naauwelyks bij den anderen kan komen.
Dat van tijd tot tijd alles in het werk is gestelt om deselve in staet
te brengen met die te verhogen te verlagen en te reparere, dog alles
vrugteloos. Dat voor de onbruykbaarheijt van deselve Straet de passasie
wordt gestrempt tot een deel van de ingesetenen, dewijl die de regte
herbaan op de stad ’s Bosch als verscheyde andere steeden en plaatse is.
Dat mondeling reets klagten door de comptoir van de convoijen en
licenten benevens die van de tol beyde alhier residerende aan schepenen,
meede door verscheijde voerlieden soo van de stad Venlo, Venroij en
andere plaetsen syn gedaan met aandrang en versoek van te sorgen dat de
Straet bruijkbaer genaakt werden, off bij agterhoudentheijt van dien sig
in die noodsakelykheyt bevinden om sig verder te addresseeren. Dat dit
addres alreets soude syn gedaan dog op versoek van de regenten voor als
nog agter gehouden.
Dat sulx al in den jaare 1781 schriftelyk ten comptoire van den hoog wel
gebore heer Raad en Rentmeester Generael der Domeynen van Braband is
gedaan, blykt aan een mssive geschreeven ’s Bosch den 6 january 1781
getekent Willem Cornelis Ackersdijk.
Dat daer op door regenten is geantwoord dat men deselve Straet doude
doen reparere, dog dat men bedugt was dat alles weder vrugteloos soude
syn sonder deselve te bestraten, gelyk dan ook van dat gevolg is geweest
dat op den 11 maart 1784 aan de vergadering de gesteldheyd van dien weg
is voorgedragen en off men niet sou overgaan tot het leggen van een
steenweg, dan waer op geresolveert wierd provisioneel te supercederen.
Dat er toen weynig geld in casse was, dog dat er thans met het verkopen
van nieuwe gronden een voordeelig slot is van de gemeente van circa 5.00
gulden, dat er wederom soo als de vergadering bekent is eene verkoping
staet te geschiede, deselve soude men eens konnen rekenen op 3.000
gulden, welke eene somme van 8.500-0-0 uytmaakt. Dat volgens resolutie
van haar Edel Mogenden in dato den 10 augustus 1790 de geprovenieerde
penningen van de vercogte nieuwe landerijen gebruykt kunnen worden tot
reparatie off vernieuwing van gemeentens werken.
Zoo geven de vergadering in consideratie off deselve niet soude goed
vinden de bovengemelde somme van 8.500 provisioneel te gebruijken tot
het leggen en beginnen van een straatwegh in de com van de straet en
sulx op soodanige plaats als het meeste nodig heeft. En dewijl er thans
een voordelig slot van de verponding en beede is tot ruym 4.000 gulden,
soo soude men haer Edel Mogenden konnen versoeken daar toe te mogen
emploijeren een somme van 3.000 waer meede men dan bijna volgens de
begroting van den landmeeter Verhees de geheele costen tot het maken van
een steenwegh soude konnen vinden.
Als meede octroij te versoeken tot een seker weg off straetgeld van
ieder kar off rytuyg, 2 duyten en van meerdere vier duyten, tot
onderhoud van deselven wegh als meede tot onderhoud van de groote
gemeentens brug leggende in de gemelde Straet waer toe groote oncoste
van tijd tot tijd vereyst word. Waer op gedelibereerd syn, is met een
groote meerderheyd van stemmen by de vergadering geresolveert conform de
proposie.
De kogel was nu door de kerk. De meerderheid van de vergadering had voor
de verharding van de weg gestemd. Maar spoedig
gingen er geruchten door Veghel. De weg zou veel duurder worden
en de inwoners zouden er zwaar belast door worden.
Vergadering van de gecommitteerde officier en schepenen op 5-2-1791. Ze
hebben vernomen dat sommige de goede ingesetenen soeken op te stoken en
door verkeerde onderrigtinge te misleijden, onder voorgeven als off de
kosten op soodanig bestraeting sullende lopen eene aanmerkelyke som,
hooger dan daer toe waarlyk word vereijst bedragen, soo mits dien eene
ondraaglijk beswaar der ingesetenen verstrekken soude, en naar dien
soodanige opstokinge en mislydingen niet anders konnen strekken dan een
misnoegen en oneenigheid, mitsgaders ongepaste tegenkantingen onder de
goede ingesetenen te verwekken.
Soo hebben gecommitteerde officier en schepenen voornoemd vermeend de
goede ingesetenen te onderrigten, gelijk sij deselve onderrigten bij
deesen, dat de kosten van het bestraeten van de straet off weg in de kom
deeser dorps niet hooger sijn begroot dan op 11.500 guldens, dat 8.500
guldens uyt dorps cas zullen kunnen worden gevonden, en dat versoek aan
de Edele Mogende heeren Raad van Staten sal worden gedaan om de
resteerende drie duijsent gulden uyt het fons der verponding en beede te
mogen ligten, mitsgaders een straet en weggeld tot vinding der costen
van onderhoud van de straet en brugge als andersints te heffen, dat mits
dien op die wijse de ingesetenen geen het minste beswaar sullen behoeven
te lijden.
Ondertussen werd er op 8-2-1791 een verklaring afgelegd op verzoek van
Anthonij Hendrik Gerbrandts, 'commis van den Grooten Brabandsche
Landtol. alhier tot Veghel residerende.' Zij verklaren:
dat sy op saturdag laastleden synde geweest den vyffde februarij deeses
jaers des morgens tussen circa negen à tien uuren hebben gesien dat den
ordinaire voerman, Johannis Roijackers, van Gemert op de hoofdstad
S’Hertogenbosch als doen van dien gemelde stad komende met twee karren,
waar van een kar bespannen was met twee paerden en de andere met een
paard in de gemeene herbaan en weg der straet alhier tegenover den
huijsinge van weduwe Jan Houbraken in het byna onbruijkbaar modder en
slijk met die karren soo diep was ingesonken en vastgeraakt dat sij alle
op versoek van den gemelde voerman bij sig hebbende syn knegt en een
voorspander en den requirant (Anthonij Hendrik Gerbrandts) selfs en soo
sig vermeenen nog meer andere persoonen syn karren met paerden een voor
een met groot geweld hebben omhoog geligt en voort getrokken, den vierde
comparant (Antonij Kallars) tot de huijsinge van den derde comparant
(Jan Trimbosch), den eerste comparant (Cornelis Grootveld) tot de
huijsinge van Petrus de Jong waer in wonende is Luijcas Cluijtmans, en
den tweede, derde en vijffde comparanten (Francis van der Jeugt, Jan
Trimbosch en Wijnand Ceulen) al verder nevens de huijsinge van Johannis
Kerkhoff doort hecken tot dat dien voerman wedser met syn karren syn
reijs heeft konnen voort setten.
De tegenstanders van de weg zaten niet stil:
Extract uit de resolutie van de Raad van State van 23-3-1791. L .A.
Verhoeven en Lambert Jansse Vermeulen, 'zich noemende gequalificeerde
van een groot aantal van de voornaamste geërfdens van het dorp Vechel'
hadden een protest ingestuurd tegen de plannen om de weg te verharden.
De regenten van Veghel krijgen toestemming om hangende de behandeling
van dat protest voort te gaan met de aanbesteding van de weg.
Daarmee was duidelijk dat het protest de verharding van de weg niet
tegen zou gaan houden.
De aanbesteding
Op 18-4-1791 werd Johan de Jong gemachtigd om het bestek van de nieuwe
weg in Den Bosch aan de Leen en Tolkamer te overhandigen.
26-4-1791: Bestek en conditien waar naar de regenten van Veghel publiek
aanbesteden het verlaagen van een gedeelte van de straat, mitsgaders het
aenvoeren van de noodig landt en het aanhogen van derselve, het sleyten
en egaliseren van den wegh door de kom van het dorp, beginnende van de
groote brugh tot een roede doer het hecken aen den weg naer Erp, als
meede van de pomp door de moolenstraet tot aan een paal geslagen over
het backhuys van de molenaer en alles te samen lang 125 ¼ roeden,
Bossche maeten. Verders het kasseyen of bestraeten van den voorschreven
wegh met de leverantie van de noodige spondt off kandtstucken en beste
Brusselse keijen, en alle verdere materiaelen en gereetschappen die tot
dit werk werden vereijst in voegen navolgende.
-
Den aennemer sal de straet alwaer deselve te hoog is 6à 7 duym onder het
bepaalde peyl moeten verlaegen, verders verhoogen, slegten en egaliseren
om de bedding tot den steenweg te formeeren, de hooge gronden sal hy
moeten doen vervoeren ter plaatsen hem aan te weysen. ’t Afgelaagde en
verdere laagtens en generaalijk het geheel bedt tot den steenwegh sal hy
5 à 6 duym moeten ophoogen met goede grof zandt tot soodanige hoogten
dat de kruyn van de steenweg de hoogte bekomt volgens waeterpasse regt
afdaelende leynen soo als de peylen op de volgende plaatsen zyn gesteld
gevonden geworden aen deselve de vereyste ton ronde gedaante soo als
hier naer zal worden bepaalt.
-
De peyl van hoogten van de kruyn van de steenwegh soo als de rybane zal
moete worden is gesteldt naar bij de groote brugh volgens een grip of
een krep in een paal kort by de poort van het kerkhof gesaagt, van daer
op den hoek bey het riool op de hoogte van een dito krep en dito krep in
den paal aldaer gesaegt. Van daer tot drie duym onder den bovenkandy van
den steene dorpel van het raadthuys. Van daar tot de steene pomp alwaer
het peyl van het kruyn van den steenwegh sal genomen worden 21 duym
onder den boven kandt van den waetervack by de pomp. Van daer sal de
bedding vervolgt worden doer de Moelen straet alwaer het peyl van de
hoogte van het kruyn van de steenwegh twee duym laeger sal moeten worden
gestelt als de krep die in seekere linde boom is gesaagt, staende voor
het huys van Hendricus van der Linde. Verders sal de bedding weederom
begonnen moeten werden by de pomp, 21 duym onder den bovenkant van den
waeterbak, soo als gesegt is en vervolgt tot op de hoogten van een duym
boven de krep die in den lindeboom gesaegt is voor het huys van
Hendricus van den Bogaerdt. Van daar tot op de hoogte van een dito krep
in den linde boom gesaagt voor het huys van Symon Hommelis. Van daar tot
op de hoogte van een krep in den paal gekapt by het huys Jan van de
Velde. Van daar tot op de hoogten van een krep gesaagt in de hoek pael
van het hecken staende op den wegh naer Erp. Zullende de kruyn van den
steenwegh met een ton ronte gedaente van hoogte van den eenen tot den
anderen hier voorgemelden peyl naer een waeterpassen afdaelende leijn,
accuraet van hoogten moeten worden gesteldt ter bevordering van de
afwatering. Ook reserveeren de heeren besteeders ingeval deselve onder
de bewerking oordeelde de genaemde peylen of eenige derselven een, 2 à 3
duymen te verhoogen of te verlaegen den aennemer alsdan gehouden sal syn
sulx te doen.
-
Den aennemer sal de bedding van den steenwegh moeten aenleggen ter
geheele lengte van 125 ¼ roeden ’s Bossche maeten, volgens het beloop
van de straet en ter breete soo als deselve daer af van weegens de
heeren besteeders sal worden afgestoken, en wel sorg moeten draegen dat
de hooge gronden ter diepte van 6 à 7 duymen onder het bepaalt peyl
worden uytgegraeven en buyten het werk vervoeren ten eynde dat onder de
kruyn als den steenwegh in ordre genmaekt sal syn ten minste een bedding
van vier duym grof zandt sal komen te leggen en over het geheel zal den
aennemer de bedding in een goede ordre moeten egaliseren en naer de
eysch met grof zandt vast aanstampen en van boven voor het inheyen der
keyen logten. De bedding sal moeten weesen van soodanige hoogten en
breeten dat als den steenwegh by geheyt en in ordre gebragt dal sijn van
den eenen tot den anderen peyl naar een waeterpasse afdaelende leyn komt
te leggen.
-
De bedding tot den steenwegh dusvers in ordre synde, zal door of van
wegens de heeren besteeders de coers tot beloop van den steenwegh worden
afgetekendt soo als den aennemer de spondt of kandt stucken buyten werks
sal moeten stellen die den aennemeer mede tot dit geheel werk sal moeten
leeveren, dik 3 duym, breet 1 ½ voet en ten minste een voedt gestart,
wederseyts wel waeterpas gesteldt en van binnen en buyten met een eysere
heij wel vast aanstampen na den eysch. Verders sal hy de voorschreven
spondt of kandtstucken moeten stellen van de brugh tot aan of naarbij
het raadthuys ter breete van 13 voeten buyten werkx, ongeveer lank 16 ½
roeden, ook sal hy by het stellen der spondt stucken moeten observeren
dat die van hoogten als in articul 2 gemeldt peyl van kruyshoogte werden
gesteldt, dat dit fak een ton ronte gedaente becomt van 5 duym in den
hoek met een groter beloop naer den eysch en volgens aenweysen tegens
den steenwegh voor het raadthuys aensluyten. Als mede sal den aennemer
de afwatering van de zuytseyde van den steenweg nevens het raadthuys
volgens aenweysing moeten maeken en stellen.
-
Den aennemer sal het stellen der spondt of kandtstucken vervolgen van
het raadthuys tot aan de Moolenstraet ontrent de pomp, ongeveer lang 22
½ roeden, ter breete van 20 voeten buytenwerks van hoogten dat den
steenwegh volgens de voorschreven peyl der cruynshoogte een ton ronde
bekomt van 8 duym. Voorders sal den aennemer volgens aftekening in
voegen voorschreven met het stellen der spondtstucken voert gaen van de
Moelenstraet op de breete van 20 voeten en vervolgens wederseyts in een
regte linie vermeerderende dat deselve ter lengte van ongeveer 9 ½
roeden voor den linde boom voor het huys van Hendriena van den Boogaert
nog 15 voeten breete komt te behouden, te stellen van hoogte dat de
voorschreven steenweg volgens meergemelde peyle van kruynshoogte een ton
tonde bekomt van 6 duym en verders opwaerts naer de Moelenstraet onder
de leyn en egaliteyt met de spondtstucken aldaer. Verders sal den
aennemer tot stellen der spondt stucken in voegen voorschreven
vervolgens ongeveer ter lengte van 20 ½ roeden by den pael geslaegen op
het eyndt van het huys van Leonardt Gast, vervolgens wederseyts naer de
regte linie verminderende dat den steenweg aldaer nog de breete behoudt
van 13 voeten van hoogte, dat deselve volgens voorschreven peyl van
kruynshoogte een tonronde bekomt van 5 duym. Vervolgens sal den aennemer
met het stellen der spondtstucken in voegen voorschreven voortgaen tot
een roede buyten het hecken ongeveer lang 33 roeden, breedt 13 voeten,
van hoogten dat deselve volgens den peyl der kruynshoogten een tonronde
bekomt van 5 duymen. Verders sal den aennemer van de steenwegh ontrent
de pomp door de Moolenstraet met het stellen der spondtstucken in voegen
voorschreven voortgaen tot tegenover het backhuys van den moolenaer, by
een paal aldaer geslaegen, ongeveer lang 23 ¼ roeden, ter breete van 13
voeten, en hoogte dat de steenwegh volgens de peyl en kruynshoogte een
tonronde bekomt van 5 duym. Den aennemer sal de Moelenstraet met een
breeder beloop als 13 voeten naer de eysch en volgens aanweysing tegens
den steenweg voor de pomp aan sluyten. Ook moet den aennemer verdagt syn
dat de spondt stucken dewelken de langste maaten sullen hebben op de
laagste aangehoogde plaatsen werden gesteldt. Oock sal aan de heeren
besteeders vrey staan om een gedeelte van densteenwegh op eenig plaatsen
te doen verbreeden mits dat een gelyk getal van vierkante voeten op
andere plaatsen worden vermindert.
-
Het werk dusverre gevordert synde sal den aennemer ter bestraating van
de meergemelde 125 ¼ roeden steenwegh de nodige Belse Brusselsche keyen
van groote en fatcoen als het monster en geen minder caliber of formaet
met behoorlyke koppen en staerten, of sullen door de heeren besteeders
afgekeurt worden. Ook sal den aennemer by het leggen der keyen wel sorge
moeten draegen dat die in een goedt verbandt en naer den eysch wel digt
tegens den anderen aangesloten worden gewerkt in goedt zandt soo als
voorschreven is. Ieder key vervolgens met een eysere hey van bequaeme
swaerte neederheyen en gelyk stampen en vervolgens met zandt bestroyen,
wel moeten observeeren dat de swaerste en grootste keten gewerkt worden
alwaer de raederen der vootuuren en karren gaan en dat den steenwegh
gemaakt zynde overal syn voorschreven tonronde en legging komt te
hebben. Ook sal den aennemer tot aansluyting van den steenweg moeten
leveren en leggen drie eyken stoot balken, lang 13 ½ voeten, swaar 8 à
10 duym, als een aen de brug, een in de molestraet en een op den weg
naer Erp.
-
Allen materiaelen en gereetschappen, schuyt en karvragten niets
uytgesondert, zal den aennemer ten synen kosten en lasten moeten leveren
en sig selve versorgen de keyen beste Brusselsche keyen, hebbende
behoorlyke koppen en staarten volgens het monster en van geen minder
caliber of formaet. De kandt of spondt stucken beste Vilvoortse steen,
het zandt goedt grof zandt hetwelk doer de heeren besteeders den
aennemer sal aangeweesen worden van waar hy het moet doen graven, ten
synen kosten en lasten op het werk sal moeten brengen als ook de aarde
die te veel in de straet bevonden sal worden sal den aennemer mede ten
synen kosten moeten vervoeren ter plaatse hem aen te weysen.
-
Den aennemer sal geen keyen of handtsteenen mogen verwerken voor al eer
de selve door of van wegens de heeren besteeders sullen zyn gevisiteert
en goedt gekeurt, tot welke visitate den aennemer de heeren besteeders
tydig te vooren sal aensoeken en dat soo dikwils als het vereyschen sal,
sullende sulks in ’s Bosch geschieden. De afgekuerde keyen en
kandtstucken sal hy op het werk niet mogen voeren, maer anderen in
plaats leveren en soo bevonden wierdt den aennemer afgekeurde keijen
quam te verwerken, zal hy telkens verbeuren een somme van ses guldens en
bovendien het werk moeten veranderen ten genoegen van de heeren
besteeders.
-
Zoodra deese besteeding door haer Edele Mogende sal syn geapprobeert zal
den aennemer sig van de noodige keyen en spondt stucken moeten voorsien
en die allen ontrent het werk moeten gelevert hebben voor den 1 mey 1792
en den geheelen straatweg moeten gekasseyd en volkome aan den inhoudt
deeses opgelevert hebben voor den 1 september 1792 op peene van ses
guldens daegs voor ieder dag die hy na die tydt comt te werken, welke
penningen hem aan syn bedongen loon sullen gekort worden ten waer een
aenmerkelyk toeval van laag waeters, vorst, etcetera het transporteren
van de keyen verhinderde, als wanneer den aennemer een conveniabele tydt
verlenging sal geaccordeert worden, mits komt te bleyken zulks niet
geschiedt te zyn, doen des aennemers versuym. Indien den aennemer in
gebreeke mogte blyven om de leverantie van keyen en spondtstucken geheel
of gedeeltelyk te doen, als ook om het werk op den bepaalden tydt op te
leveren, soo reerveeren de heeren besteeders aen haer Edele de magt om
de leverantie en het werk tot kosten en lasten van den aennemer en syne
borgen naar den inhoud deeser te laeten doen en afmaeken.
-
De maet waer mede dit werk gemeten is, is de Bossche maet van 20 voeten
in de roede en 10 duym in de voet.
-
Soo onverhoopt in dit bestecq iets mogte vergeeten zyn het welk onder de
bewerking absoluut nodig geoordeelt wierdt, soo sal den aennemer
verpligt zyn allen het zelve met de leverantie der materiaelen te moeten
maeken op aensegging even of sulks in dese ten duydelykste bepaelt was
mits egter blyvende by den aardt van het werk en het bestecq egter onder
conditie dat de costen daer van in alles te samen genoomen niet meer
bedraegen als 150 guldens eens waer tegens het onverwagte buyten werk
sal afgerekendt werden.
-
Wanneer in deese eenige duysterheden naar het begrip des aennemers mogt
voorkomen soo dal den aennemer verpligt zyn zig in alles te gedraegen
onder de explicatie daer van doer de heeren besteeders of den architek
te geven mits niet gaande buyten den aert van het werk.
-
En sal niemandt mogen aennemen die in eenige slandts of gemeentens
werken in gebreeke is gebleeven. Ook sal den aennemer moeten gebruyken
goedt kundig en bescheyden werkvolk, zullende de selve andersints door
de heeren besteeders van het werk gesonden worden en anderen ten kosten
en lasten van den aennemer in plaats worden gesteldt.
-
De betaaling sal gedaen worden met contant gelt door of van wegens de
heeren besteeders in eenen termeyn veertien daegen naer dat den aennemer
syn werk volcomen sal hebben afgemaekt en door of wegens de heeren
besteeders sal syn goedtgekeurdt en gepreesen.
-
Dog ingevalle den aennemer eenig is in den aenvoer van de keyen, sal
hier ontrent eenige consideratie worden gebruykt met hem naer maete de
keyen, spondt stucken die hy ontrent het werk sal leveren ter goeder
reekening op syn aennemers penningen een gedeelte van deselve te
betaale, dog het werk alleen ter dispositie sal staan van heeren
besteeders. Indien men by de laatste opneeming van het geheele werk
bevondt den steenweg niet conform naer den inhoudt deeser gekaseydt of
afgemaakt te zyn, soo dal den aennemer gehouden zyn het selven op
aenweysing aanstonts te vermaeken en te herstellen, en by foute van dien
behouden de heeren besteeders aen haer Edele de magt om den steenwegh in
ordre en conform aen dit bestecq tot lasten van den aennemer en syne
borgen te doen afnaken en de daegen die met den bepaalden tijdt gewerkt
worden te corten, uytgenomen 300 gulden, welke eerst ses maanden na de
opneming betaelt sal worden tot dat heeren besteders sullen hebben
ondervonde dat den steenweg in ordre blyft, sullende
anders de gemelde somme daer toe weder tot herstelling worde
geemployeert.
De aannemer moet twee borgen stellen. Hij krijgt gratis een kopie van
het bestek. De laagste inzetter krijgt het trekgeld van 12
rijksdaalders. Ingezet door Hendrik Verhees, wonende te Boxtel, voor
11.975 gulden, afgedaald naar 8.000 gulden en geklommen naar 11.300
gulden en daarvoor gemijnt door Jan Pannebacker. Borg is Louisius van
Heijst, wonende te Waalwijk.
De volgende tekening werd door architect Verhees getekend als
toelichting bij bovenstaande bestek. Het verloop van de nieuwe weg staat
er op aangetekend.
In de dorpsrekening van 1791-1792 staat vermeldt:
aan H. Verhees, architecq, syne specificatie ter somme van hondert seven
en vyfftig gulden seventien stuijvers verdient wegens het formeeren van
bestecq, het stellen van profile, waterpassen, het formeeren van caert
figuratieff tot wederlegging van den land meeter kamp alsoo oppositie
van eenige ingesetenen geweest waas, alles rakende ’t leggen van een
steenweg 157-17-0
Op 13-4-1791 stuurde de Raad van State een vraag betreffende de
voorgestelde drie sluitbomen die nodig waren om weggeld te kunnen
heffen. Het dorpsbestuur antwoordde op 27-4-1791: Er kunnen geen karren
off reytuygen door passeren, maar de de passasie van paarden is dag en
nacht mogelijk.
Extract van de resolutie van de Raad van State van 21-7-1791. Alles in
overweging genomen hebbende, inclusief het het berigt van de Leen en
Tolkamer op het request antidotaal van L. A. Verhoeven en Lambert Jansse
Vermeulen, zich noemende gepacificeerdens van Vechel, en op eene memorie
van wegens gemelde supplianten tegens het leggen van voornoemde
straatweg aan gemelde kamer ingediend, heeft besloten aan de corporele
vergadering van Veghel toe te staan:
-
Om tot vinding der kosten tot het aanleggen der straatweg geld te nemen
uit het fonds van de verponding en beden en 3.000 van het
dorpshuishouden waarvoor gemeente gronden verkocht mogen worden.
-
Om drie sluytboomen aan de stellen, een aan het begin van de straatweg
komende vanuit Schijndel, een het begin van de straatweg komende uit Erp
en een op de Boschstraat komende uit Dinther, en dat de sluytboomen
zoodanig zullen moeten worden gesteld dat daar doer wel de passage vier
karren en andere reytuygen, doch geensints voer voetgangers, paarden of
beesten afgesloten kan worden, en dat ook de nagts de sluytboomen altoos
als er karren of ander rytuygen moeten passeeren zullen worden geopend.
-
En een octroy voor 15 jaren om straat of weggeld te heffen van een halve
stuiver van een kar of rytuyg met een paerd bespannen, en van een
stuiver voor een kar of rijtuig met twee paarden bespannen. Hiervoor met
een jaarlijkse cijns van 4 gulden betaald worden. De collecte van het
weggeld moet publiek verpacht worden. De ingezetenen van Veghel zijn
vrij van het betalen van dit straat of weggeld. Er moet een apart fonds
voor worden opgericht, waarvan elke drie jaar een rekening gemaakt zal
worden.
Hermanus van Dommelen en Laurens van Heyst stelden zich op 25-7-1791
voor schepenen van Waalwijk borg voor Jan Pannebakker, aannemer van de
steenweg te Veghel.
De aanleg van de weg
De schepenen van Veghel verklaarden op 26-7-1791 dat Jan Pannebakker,
wonende te Waalwyk, ten behoeve van het dorp Veghel circa 180.000
kaaysteenen met de benodigde spondt kandtstucken moet leveren.
Op 6-8-1791 schreven de schepenen van Veghel een brief aan de heer baron
Hopmeesters, penipotentiarus van de Staten Generaal der verenigde
Nederlanden aan het hof te Brussel. De regenten van Veghel hebben
155.000 cassai steenen en 5.000 voet kantstukken, of sponden, voor de
dorpsstraat in de kom nodig. De governeur moet daartoe een verzoek doen
aan het gouvernement, waarom wij U vragen dat verzoek aan het
gouvernement in een gunstig daglicht te stellen. De leverantier heeft
aangeboden om de kosten daarvan aan U te betalen.
Brief van Jan Pannebakker van 26-8-1791, verstuurd vanuit Waalwijk, aan
de president en schepenen van Veghel:
Toen op het einde van afgelopen week te Brussel was heb ik geprobeerd de
permissie voor het uitvoeren van de straatstenen te krijgen. Ik deel u
mede dat ik bericht heb gekregen dat de uitvoer is toegestaan.
Bericht van Johan Evermans:
Volgens volgent versoek van de heer Panneboeker worden de regenten
verzocht om aanstaande donderdag voormiddag in Den Bos de straatkeijen
te examineren en dan zal de heer Pannebakker ook present zijn.
Het bijgesloten verzoek van Jan Pannebakker van 25-10-1791, verstuurd
vanuit Waalwijk, aan de president en schepenen van Veghel, schrijft dat:
er bereits met ligters straatsteenen zijn gearriveerd en by continuatie
zullen woren aangebragt. Dat de scheepenen leedig zyn, ten ware de
rivier de Maas zoo sterk waste dat sy konde binnen vloote. Hij verzoekt
de stenen te komen keuren. Mijn vriend heer Johan Evermans heeft daar op
opzicht.
Uit de dorpsrekening van 1791-1792:
betaalt aan Gysbert H. van der Linden voor vragt van een kar straatkeyen
welke moeste dienen tot een monster waar na sig de aannemer der
straatweg moeste regulere, de somme van 2-4-0
betaalt aan H. Verhees, architecq, voor leverantie van 2.813 Brusselse
keijen welke aan de seyden der brug belegt syn om soo veel doenlyk ’t
vuijl van de toekomende nieuwe brug te houden, vacatien bij examineren
van de oude brug, begroting van coste van de nieuwe gemaakt etc., meede
bestecq ende tekening etc., de somme van 166-0-0
De weg werd gewaterpast. Uit de dorpsrekening van 1791-1792:
betaalt aan Francis van Eyk, meester metselaar voort schoonmaken van de
lyst van raadhuys, ’t waterpasse met den timmerman Nauwens en den
architeq Verhees de gansche straet door soo ver de steenweg moest komen,
te samen 9-1-2
In die dorpsrekening, die loopt van februari 1791 tot februari 1792
worden ook de eerste netalingen aan de aannemer vermeld: 1.000 gulden,
1.600 gulden en nog een keer 500 gulden.
De weg was in februari 1792 nog niet klaar, want ook de rekening die
loopt van februari 1792 tot februari 1793 komen nog uitgaven vppr de
aanleg van de weg voor.
Voor keien:
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Gysbert Hoofs voor syn
verschotte van tol, paspoort etc., mitsgaders de vragt uyt s’ Bosch van
2.813 keijen, welke de gemeente deeser in den voorlede jaare door
Verhees had doen besorgen omn deselve te leggen voor de brug ten eynde
die van ’t slijk dat soo menigvuldig door de raderen daer op wierd
gebragt soo veel mogelijk te bevrijden. ’t Geen de brug welke vernieuwt
moest werden merkelijk sal bewaren voor verrottingh, de somme van 40-3-0
Voor het werk van Hendrik Verhees:
Volgens ordonantie en quitantie betaelt Hendrik Verhees, architeq, syne
verdienste int doen nameken van besteque van een brug, keuren der
keijen, nasien van tijd tot tijd met het leggen der bedding en keijen
van den steenwegh, materiaelen der brug etc., volgens specificatie de
somme van 384-17-8
Voor leverantie van een leijst, glas en verdere verschotte voort profil
en tekening van de legging der plaetse gemaekt door den architeq Verhees
6-10-0
Voor de aannemers, Jan Pannebakker en Lourens van Heijst: 3.750 gulden,
4.000 gulden, 1.000 gulden en bovenop de aanneemsom nog 300 gulden en
338 gulden en 5 stuivers voor onvoorziene extra kosten.
En verder nog:
betaelt aen Gielmus Herkmans by resolutie van schepenen dato 5 junij
1792 aangesteld synde omme opsigt te dragen op het leggen en aanstampen
van de keijen, van de bedding van de kantstukken, stellen en wat verders
daar toe vereyst wierd, en heeft sulx dertig dagen waargenomen, daags
genietende 1-10-0, de somme van 45-0-0
betaelt aen Antonij Mauve de somme van drie gulden voort leggen en
straeten van eenige gemeentens keijen aan de groote brug 3-0-0
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Hendrikus Nouwens, meester
timmerman, voort waterpassen van de straet, leverantie van palen daer
toe (en nog ander werk voor de gemeente)
Voor vragt van 2000 keijen 12-0-0
Voor het verkruijen der gemeentens keijen 1 ½ dag 0-15-0
De drie barrières
Om het weggeld te kunnen heffen moesten er op drie plaatsen sluitbomen
of barrièrs geplaatst worden. Deze plaatsen zijn op onderstaande kaart
met een blauwe stip aangegeven.
Het werk werd op 22-3-1792 openbaar aanbesteed: aanbesteding van het
maken van drie nieuwe barrieres off sluytboomen, daer onder een
dubbelde, tegens het aansluyten van den nieuw te maken steenweg:
-
Volgens tekening sal den aannemer stellen twee nieuwe barrieres, een
voor de brug, en de ander voor het bakhuijs van den molenaar, de
preciese plaats sal hem nader aangeweesen worden. Hij sal voor de twee
voorschreven barrieres moeten leveren vier blaauwe Sosynse steene
paelen, lang boven den grond 7 voeten, swaar 12 en 12 duym boven den
grond afgefreymst en rontom met schiftingen van ¼ duym diep bewerkt, aan
de voorseyde sal hij sierlijk ’t jaartal doen hacken. Boven op deselve
dal hij stellen op een duym der eynder de kap off het dekstuk, hoog 11
duym volgens tekening, soo veel oversteeken dat de leijst daer aan
gemaekt kan worden, verder sal hy door ieder barriere pael in en door
deselne kappen en van agteren met een schroeff vast maken twee eysere
ogen van 5/4 duym eyser, de eene omme daer om de ketting te hangen en de
andere om de ketting daer inne te sluijten. Verder sal hij de palen wel
regt ter lood en over malkanderen waterpas stellen, mitsgaders behoorlyk
aanvullen.
-
De voorschreven Sosynse gesteld synde, sal hy wederseyts van deselve
volgens tekening stellen een Sosynse agtkante blaauw steene paal van
boven met een ronde kap, swaar seeven duym over het kruijs, de preciese
weyte soo als deselve palen moeten werden gestald, sullen hem door de
heeren besteders aangewesen worden, en daer inne deesen twee eyser van
5/4 duym vierkante goorden, 3 duym diep, soo in de barrier palen als
agtkanten palen te kappen en met lood behoorlyk vast gieten. Verders sal
hij tegens de barrier steylen volgens tekening stellen twee schuyne
agtkante schamppalen, swaar 6 en 6 duym, lang volgens de tekening dat
deselve drie voet diep worden in den grond gebragt.
-
In ieder barrier sal hij maken een eysere ketting, lang volgens tekening
alle de schakels off schalmen rond gesmeed en niet langer als vier duym,
dik ½ duym, aan het eene eynd van yder barrier off sluytboom hangende
het oog van den paal en aan het ander eynde der kettingen maken een
soord van boud off dubbelt oog die door de vaste oog van den paal met
een swaar Frans hangslot gesloten word, het welk den aannemer mede sal
moeten leveren.
-
Den aannemer sal nog moeten stellen een dubbelde barriere off sluytboom
om daer meede den weg na Erp en Uden lopende aff te sluijten, sullende
hem de preeciese plaats meede door de heeren besteders aangewesen
worden. Deese barriere sal bestaan in vier Sosynse palen, swaar 12 en 12
duym, hoog boven de grond 4 ½ voet en in den grond drie voeten, dus
samen 7 ½ voet deselve behoeren met geen schifftingen bewerkt te worden.
Deese sluytboompaalen sullen op deselve weyte als de twee voorschreven
barriere palen van elkander moeten worden gesteld en op puijn wel vast
gestampt. Aan ieder barrier sal hij bij ieder paal moeten stellen twee
schamppalen wederseyts van deselve, lang 6 ½ voet, swaar 6 en 8 duym,
agtkand bewerkt als van de andere gesegt is, dus aan deesen dbbele
sluijtboom off barriere agt eyke schamppalen te stellen. Verders sal hij
in denselve hangen twee eysere kettingen en ieder met een Frans slot
sluytbaer maken als van de andere gesegt is.
-
Alle materialen en gereedschappen tot dit werk nodig, geen uytgesondert,
sal den aannemer sig selven moeten versorgen, de blaauwe Sosynse steene
beste Brusselse off Sosynse steen, sonder schadelyke aders wel gefreynd
en synde ook niet schalfterig off ratelig. Het eyser beste taij eyser,
de kettinge en verder eyserwerk suijver gesmeed en niet verbrand. Den
aannemer sal geen materialen mogen verwerken voor en al eer deselve door
off van wegens de heere besteders sullen goed gekeurt syn, de afgekeurde
sal hij terstond weg ruijmen en andere in de plaets leveren, off bij
gebrek van dien sal sulx tot costen van den aannemer door de heeren
besteeders werden gedaan. De eyke schamppalen sal hij eens gronde en
twee mael blaauw verven met goede gekookte leyn olij ten genoege van de
heere besteders in den vervolge in groen.
-
Den aannemer sal dit syn aangenomen werk compleet aan dit bestek moeten
opleveren voor den 15 september 1792 op peene van 3 gulden daags die er
na die tyd gewerkt sal worden, indien den aannemer op den gestelde tijd
syn werk niet compleet aan den inhoud van dit bestecq opleverd,
reserveeren de heeren besteders aan haer de magt om sulx ten coste en
laste van den aannemer en syn borgen aan den inhoud van dit bestecq te
doen afmaken.
-
De betaling sal gedaan worden met contant geld vier weken nadat dit werk
sal syn opgenomen, goedgekeurt en gepreesen. Dog soo men by opneming
bevond dit werk niet na den inhoud deeses gemaekt te syn, reserveren de
heeren besteders aan haer de magt om sulx ten costen en lasten van den
aannemer en syn borgen compleet aan den inhoud van dit bestecq te doen
opleveren.
-
De maet is ordinaire Reynlandse maet van 12 duym op den voet.
-
Den aannemer sal moeten stellen twee goede borgen ten genoegen van de
besteders die een voor al moeten geloven op verband van hare personen en
goederen preesent en toekomende deese conditie in alles na te comen en
te voldoen. De laagste insetter sal voor trekgeld genieten de somme van
vtff gulden vier stuyvers.
Ingeset bij Johan Herme Loth, wonende te ’s Bosch op 495 gulden,
aangegaan op 250 gulden en dedaalt op 485 gulden en daarvoor gemeijnt
door Cornelis van Wanroij, wonende te ’s Bosch. Borgen zijn Jan van
Wanroij en M. van Heynsbergen.
Uit de dorpsrekening van 1792-1793:
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Cornelis van Wanroy als
publieq op den 22 maert 1792 aangenomen hebbende het maken en stellen
der barrieres kettinge etc. ’t geen mede volgens de resolutie van haar
Edele Mogende dato 21 july 1791 gepermitteert is, de somme van 485-0-0
Volgens ordonantie en quitantie betaelt aen Jan Trimbosch voor
arbeytsloon van ’t verstte van de palen van de barriere aan de molen de
somme van 1-4-8
Dito trekgelt betaelt tot de besteding van de barriere voor den steenweg
5-4-0
Het weggeld
De Raad van Staten gaf Veghel op 3-7-1791 een octrooi om 15 haar straat-
of weggeld te heffen. Antony Hendrik Gerbrandts werd op 17-8-1791
gemachtigd om naar de Leen en Tolkamer in Den Bosch te gaan on de nodige
verbandbrieven te laten passeren.
Volgens resolutie van de Leen en Tolkamer van 16-10-1792 mag Veghel een
straat of weggeld innen. Er moet een speciaal fonds voor komen en het
innen moet publiek verpacht worden..
Op 8-11-1792 werd het collecteren van het straat- of weggeld onder de
volgende voorwaardem openbaarverpacht:
-
De pachter zal van ieder kar of rytuig met een paard bespannen, welke
van buiten Veghel op den straatweg alhier binnen een van de gestelde
sluijtboomen sal koomen bij het inkoomen ontvangen vier duijten en van
ieder kar off rytuijg met twee of meer paarden bespannen eenen stuijver
-
Van het voorseyde straat of weggeld sullen de
ingesetenen deeser plaats vrij syn.
-
De pagter sal gehouden syn
sorg te dragen dat de sluytboomen soo wel des nags als des daags altijt
als er karre off andere rytuygen sullen moeten passeeren open syne off
terstond geopent worden, zoodanig dat dieswegens geen klagten aan
regenten komen, zullende de pagter ingeval hij hier in mogte nalatig
sijn dies wegens staan ter arbitrale correctie.
-
De pagter sal niemand buyten de voorseyde ingesetenen van dit straat of
weggeld mogen vry laaten off daer over accorderen, maar sal gehouden zyn
het selve conform de eersten articul te ontvangen
-
De pagter zal van syn jaarlykse uytgeloofde pagt penningen het geregte
vierde part alle vierendeels jaers off van drie maanden tot drie maanden
promptelyk moeten voldoen aan handen van den heere secretaris alhier.
-
De pagter sal terstond bij de afmeyning immediaet binnen vier en twintig
uuren daarna ten genoege van regenten moeten stellen twee goede borgen
alhier woonagtig over de betaaling van de pagtpenningen en het nakomen
deeser conditien in het generael, sullende bij gebreeke van dien de
verpagting opnieuw geschiede, en de meergelding zijn ten profyte van het
fonds van het straatgeld, doch de mingelding aan den gebreekigen pachter
als verworven schuld worden verhaald.
-
De pachter en borgen zullen een voor al en ook als schuldenaer
principaal op verband van hun personen en goederen present en toecomende
moeten beloven deese conditie in alle haare poincten te sullen voldoen
en nakomen en sig ten dien effecte onderwerpen aan de willige
condemnatie van heeren schepenen alhier en tot dat eynde
omwederroepelykconstitueren de twee eerste em alle andere procureurs
voor hun Eerwaarde postulerende den eene om de condemnatie te versoeken
den anderen na daer in te consenteren, alles ten costen van den pagter
en borgen.
-
Die pagt sal ingaan den elffde deser maand en expireeren den 19 november
1795.
Ingezet op 110 gulden, vervolgens afgehangen op een somme van 250 gulden
en gedaald op 155 gulden en daarvoor gemijnt door A.H. Gerbrandts.
Borgen zijn Peter Jan Verhoeven en Hendrik Jan van Eert.
Voordat de termijn verstreken was vroeg pachter Antony Hendrikus
Gerbrandts ontslag van zijn pacht, wat hem op 2-1-1795 door de
municipaliteit vergund werd. Uit de stukken blijkt dat deze
terugtrekkende beweging financieel van aard was. De pacht was weinig
lucratief geworden. Een van der redenen was dat in 1794 het verkeer
enige tijd gestremd geweest door de verbranding van de brug. Een andere
verwikkeling - die daar voor zover is te overzien los van stond - was
dat Antony Hendrikus Gerbrandts tot 13-4-1794 president-schepen was
geweest. Op die dag verloor hij zijn functie, omdat de inwoners van
veghel nieuwe municipaliteitsleden kozen.
Op 3-6-1795 kwam de municipaliteit op de eerdere beslissing op terug.
Gerbrandts had de rit uit moeten zitten, en aan het einde van de periode
eventueel gedeeltelijk kwijtschelding van de pachtsom kunnen vragen aan
de nieuwe municipaliteit.
Is goed gevonden en verstaan voornoemde Antony Hendrikus Gerbrandts te
ordonneren en te gelasten, gelyk geordonneert en gelast word by deesen,
om onverhindert de betaling die hy reets gedeeltelyk sou mogen
hebben gedaan, syn post als insamelaar off opbeurder van het weg off
straatgeld alhier tot voorkinge van alle confusien wederom dadelyk te
hervatten en daer meede te blyven continueren tot het uyt eynde van syn
pagt den 11 november 1795, wordende hem als dan vrij gelaten omme de
beswaren geduurende syn pagt dusdanige addres te maken als hy nodig en
dienstig sal oirdeelen, waer op bij de tegenwoordige municipaliteyt alle
mogelijke egards sullen worden genomen om hem buyten alle costen en
schade te houden.
Hierna werd het weggeld aan de volgende personen verpacht:
-
Voor de periode van 11-10-1795 tot 10-11-1796 door Jan Hendrik van
Gerwen voor 116 gulden.
-
Voor de periode van 11-11-1796 tot 5-11-1797 door Johannis Kerkhoff voor
134 gulden.
-
Voor de periode van 6-11-1796 tot 10-11-1797 door Johannis Kerkhoff voor
100 gulden.
-
Voor de periode van 11-11-1797 tot 10-11-1798 door Johannis Kerkhoff
voor 76 gulden.
-
Voor de periode van 11-11-1798 tot 10-11-1799 door Johannis Kerkhoff
voor 76 gulden.
-
Voor de periode van 11-11-1799 tot 10-11-1801 door Francis van Jeugt
voor 100 gulden per jaar.
-
Voor de periode van 11-11-1801 tot
10-11-1804 door
Francis van de Jeugt voor 100 gulden per jaar.
-
Voor de periode van 11-11-1805 tot 10-11-1807 door Francis Manders voor
105 gulden per jaar.
In 1807 verliep de periode van 15 jaar warin het weggeld geïnd mocht
worden. De regenten van veghel wisten van de
Landdrost van
Braband één jaar verlenging van het octrooi te krijgen. Het weggeld werd
verpacht:
-
Voor de periode van 11-11-1807 tot 10-11-1808 door door Johannes Michiel
van Zutphen voor 86 gulden per jaar.
De inkomsten van het weggeld werden niet in de dorpsrekeningen
opgenomen, maar werden als apart fonds beheerd door Johan de Jong, die
van 1793 tot 1808 secretaris was van Veghel.
In 1802 werd Johan de Jong benoemd tot
lid van het departementaal bestuur van dit departement Braband. Hij
bleef wel erfsecretaris en secretaris van Veghel, maar schreef hierna
zelf geen stukken meer Daarvoor werd in 1802 Jacob Jacot als
substituut-secretaris aangesteld. Johan de Jong wordt nog in 1810 als
administrateur van het fonds van de straatweg genoemd. De Jong legde
voor deze rekening verantwoording af aan de rekenkamer van het
departement Braband.
Reparaties aan de straatweg
Op 12-11-1796 vergaderden de regenten van Veghel over klachten over de
conditie van de weg: dat klagten ingekomen zyn dat alhier in de kom van
de plaats zoo verre de steenweg door het selve loopt de gemelde weg
langs deselve niet behoorlijk word onderhouden waar
door de afsakking van het water word belet en veel modder en
slijk op de steenen gebragt word. Is geresolveert by deese aan en een
ieder voor of neevens deselve straatweg geërft synde te gelasten dat
voortaan sullen hebben sorg te dragen:
-
Eerstelijk om van de straat off steenweg ten minste alle drie weeken
behoorlyk het slyk weg te doen en de straatweg van alle vuijligheid
zuijveren
-
Ten tweede dat ieder een geërfde aan syne seyde van den straatweg het
slyk off aarde op een egale afsakkende hoogte sal moeten houden, tot aan
den kanten van den steenweg en sulks een duijm beneeden den bovenkant
van de kantsteenen, by iedere gebreekige te verbeuren seeven stuyvers
telkens wanneer de schou daar zal worden gedaan.
-
Tot welke voering der schouw den officier off des functie waarneemende
geauthoriseert word te doen soo meenig maal sulx sal konnen goed vinden
nodig te weesen. De schouw zal van te voren bekend gemaakt worden.
Vergadering van de municipaliteyt op 12-4-1799.
Is by de vergadering heden opgenomende rekening van den straat weggelt,
waer uyt blykt dat dat fons een voordeelig slot van 295-1-6 heeft. Ook
is bekent dat verscheijde keijen alhier nog in bewaring zyn. Waar op
geresolveert is voor eerst terwijl met het hooge water in de gepasseerde
winter eenige laagtens in den straetweg syn gelopen, deselve aldaar op
te doen breeken en in behoorlyke order te brengen. Ten tweede daer het
blykt dat de steenweg na Erp en Dinther lopende teynde denselve alle
jaer soodanig met de karren wordt uytgereden dat sulx veel hinder voor
de passasie is, de keyen welke alhier voorhanden syn en welke dagelyks
weg raken te gebruyken om teynde den steenweg na Erp en Dinther lopende
te verlenge, den eerste tot door het hecken en den tweede door de
gestelde bariere, en in cas dat als dan er keyen te kort mogte komen soo
veel er bij te kopen. Sullende al dit werk in arbeytsloon door Francis
van Dijk, meester metselaer, worden verrigt en hem de matheriaelen
worden bij gebragt. Worde daer toe om sulx te doen geschieden in
commissie gestelt den preesident G. van Roij en Johannis van Doorn.
Vergadering van de municipaliteyt op 26-10-1800.
Daar bij de laast begaande schouwing over den straatweg wegen en paden
langs den selve bevonden is dat de geërfdens op sommige plaatse de kante
van den steenweg te laag hebbende afgegraven en het slyk ter seyde van
dien hebben laeten leggen, als meede beschouwt dat er aan beyde de
kanten op de voetpaden die van beyde de seyden van de huyse etcetera
moet loopen met boomen, struijken en allerleij vuijligheid belegt zijn.
Op woensdag 5-11-1800 zal de municipaliteyt een naschouw over de weg
begaan, moetende dus de geërfdens staat maken dat voor eerst alle
vuijligheid van den straatweg, sij en alles boomen, struijken etcetera
ter seyde leggende tot aan haar hujsinge of erve te ruijmen, den voetpad
van de huijse af schuijns op den steenweg aff en bijsetten en dat niet
met slijk maar met sand en percies niet hooger of lager als de
kantkeijen leggen, ten eynde alle klagten voor te koomen en dat het
water daar door syne behoorlyke afsakking krygt.
Uit de dorpsrekeningen:
-
1800: aan Willem Constant voor het schoonmaken van de steenweg 0-6-0
-
1805: Voor het schoonmaken van de steenweg tegenover het kerkhof en
raadhuis 0-6-0
-
1807: Schoonmaken van den steenweg aant raadhuis en kerkhof 0-6-0
Vergadering van de municipaliteit op 4-1-1801:
Ook is besloten ter wijl eenige reparatie aan de steenweg behoord te
geschieden en geen straatkeijen voorhanden synde, dat den secretaris,
die het fonds van den straatweg administreert, 2 à 3.000 keyen sal
ontbieden en die uyt gemelde kasse betalen.
De verharding van de weg in de kom ten westen van de Aabrug
Vergadering van de municipaliteyt op 3-12-1801:
Den preesident brengt ter vegadering voor dat de vergadering
ooggetuijgen is van den slegte staat waar in den weg sig bevind tussen
de brug en de Keulse Kar. Dat hij dus niet zal aanroeren en voorbrengen
de noodsakelijkheid om andere mesure te moeten neemen om zoodanige weg
van sijn moerassig en laag geleege gronden door een of ander middel te
doen verbeeteren, hooger en bruijkbaar te maaken.
De president stelt voor om de weg tussen de brug over de Aa en de Keulse
Kar te verharden met het geld dat het straatfonds in kas heeft. De
gemeente zou voor dat doel ook een renteloze lening aan dat fonds
kunnen geven.De vergadering is het met de president eens en besluit
hierover een corporele vergadering te beleggen.
Op 5-12-1801 stemde de corporele vergadering met het plan in. De
vergadering besloot om 3.500 gulden uit de gemeentekas aan het
straatfonds voor te schieten en het maken van de straatweg openbaar
aan te besteden.
De aankoop en levering van de straatkeien
Op 8-12-1801 besloot de municipaliteit om de nodige straatkeien zo
spoedig mogelijk aan te kopen. Tot half maart staat er voldoende water
in de Aa om de keien goedkoop over de Aa naar Veghel te transporteren.
Vergadering van de municipaliteyt op 13-12-1801:
De commissie bestaande uit president Gerart van Roij en secretaris de
Jong is naar Den Bosch geweest en met en zekere Hubert gesproken. Die
zou met de eerste post naar zijn zoon Willem in Den Haag schrijven, die
volgens zyn seggen de putten waer de straatkeyen vandaan komen ontrent
Brussel in eyendom besit en daarna ook de prijs kunnen zeggen.
Op 5-1-1802 werd door de municipaliteit aanbesteed het leveren van
60.000 Brusselsche keyen benevens 2.000 voet Vilvoortse kantstukken.
Bernardus Valkenburgh, wonende te ’s Bosch, verklaart de levering van
deze keyen en kandstukken te hebben aangenomen onder de volgende
voorwaarden:
-
Den aannemer beloofd te leveren 60.000 beste Brusselse keyen en 2.000
voet beste Vilvoortse kantstukken, conform de modelle off geleverde
keijen en kantstukken laast bij den lande aanbesteed aan Willem Hubert
welke tot Boxtel leggen en moeten dienen op den straetweg tussen Den
Bosch en Luijk, en sulx in de stad ’s Bosch ten eynde door de besteeders
aldaer te worden afgehaalt.
-
De keuring sal geschieden door iemand van wegens de besteeders te
benoemen in Den Bosch by het uytlossen der schepen, sullende den
aannemer den tijd der lossing ten minste een dag te vorens aan de
besteeders moeten waarschouwen.
-
De keyen conform den contract bevonden wordende sullen die voor rekening
van den aannemer daer blijven leggen tot dat die van wegens de besteedes
in schuyten sullen syn ingeladen en gestelt, egter welker inlading
immers binnen veertien dagen na de keuring moet zyn afgedaan, soo niet
sal de geheele masse off het overschot van dien dadelijk worden getelt
en voorts daer leggen voor rekening van de besteeders.
-
Den aannemer sal sig moeten vergenoegen sonder eenige tegenkanting
wanneer de keyen en kantstukken wierde afgekeurd gedeeltelyk off geheel
om reden niet conform de modelle als boven is gesegt bevonden wierde te
zyn in welk geval die afgekeurde gedeeltens off geheel sullen zijn en
blijve ten laste van den aannemer, belovende denselve voor soodanige
gedeeltens off geheel afgekeurde keyen en kantstukken weder andere
conform de modelle voorschreven te sullen leveren immers binnen veertien
dagen daer na.
-
Den aannemer belooft de leverantie te ’s Bosch te sullen doen met het
eerste toekomende open water immers en uyterlyk binnen en in de maand
februarij eerstcomend, ten sy er geen mogelykheyt was dat de scheepen
uyt Braband te ’s Bosch konde komen, egter in dat geval sal soo veel
haast en spoet daer na tot de dadelyke leverantie van dien door den
aannemer werde gemaekt als kan weesen.
-
De straatkeyen worden alhier besteed en aangenomen per duysend, de 2.000
voet kantstukken worden gerekent te betalen voor 2.000 straetkeije, dus
in ’t geheel deese besteeding beloopt 62.000 keyen.
-
Soodra de keuring der keyen en kantstukken sal syn gedaan en conform de
modelle bevonden, sal den aannemer van wegens de besteeders op mindering
van syn aanneem penningen konnen bekoomen een some van 1.000 guldens en
de resterende aanneem penningen sullen binnen een maand na de bestemde
en bepaalde veertien dagen tot aftelling en insschuijting van ’s Bosch
na Veghel worden voldaen.
-
De bedragen penningen syn per duysent 46 gulden, makende dus te samen de
gansche masse uyt eene somme van 2.852 guldens.
De keien moesten ook nog van Den Bosch naar Veghel gebracht worden. Dat
werk werd op 28-1-1802 aanbesteed: aanbesteding van het aanvoeren van
60.000 Brusselse keyen en 2.000 voeten kandtstukken vanuit Den Bosch.
-
Den aannemer zal zoodra de keijen in Den Bosch zullen zijn aangekomen en
andat deselve door besteeders zullen zijn goedgekeurt zig vaardig moeten
houden op de eerste aanzegging om de vervoering van dien herwaarts tot
aan de brug alhier te doen immers binnen den tyd van veertien dagen.
-
En dewyl volgens contract met den leverancier de keyen in den Bosch
moeten zijn uyterlijk binnen de maand februarij eerstkomende, ten zij er
geen mogelijkheid was dat de scheepen uyt Braband in Den Bosch kunnen
zyn, sou egter int laast geval soo veel haast en spoed daar toe meten
worden gemaakt als kan weesen, zal den aanneemer zig daer na moeten
reguleeren.
-
Den aanneemer zal in de bovengestelde tyd van 14 dagen tot vervoering
van ’s Bosch alhier te keijen worden toegetelt, egter die zelve in de
schuyten te brengen, van weegens den leverancier van dien, zullende hij
aanneemer gehouden zyn het getal zyner getelde keijen alhier weeder
preecies te lossen ten overstaen van iemand der besteeders, zynde en
blyvende daar aan manqueerende te lasten en vergoeding van den
aanneemer, immers soo veel als die aan de gemeente kosten, welke aan
haare bedonge penningen zullen worden gekort.
-
Wanneer den aannemer de vervoering der keyen bovengenoemd binnen den
gestelden tyd niet kwam te volvoeren zullen de kijen ’t zy geheel of
gedeeltelyk in Den Bosch van wegens de besteeders worden getelt in
preesentie van den aanneemer, die op eerste aanzegging aldaar preesent
moet weesen, soo niet zal met de telling van dien worden voortgegaan, en
welke keyen als dan voor reekening blyven leggen van den aanneemer, ten
eynde het preciesse getal hier te lossen.
-
Wanneer het geveurde dat den aanneemer in de gemelde tijd van veertien
dagen die tot vervoering der keijen zijn gestelt geen genoegsaam water
had om die met plyten of andere schuyten die op deese rivier gebruykt
worden hier te konne krijgen, zal in dat geval de keijen voor reekening
blyven leggen van de besteeders, egter zal den aanneemer geen tyd daar
na mogen voorbij laaten gaan om wanneer er water is de inlading en hier
brenging als dan te doen, zullende anders alle schadens uijt dien hoofde
veroorsaakt voor reekening zijn van den aanneemer en behouden de
besteeders als dan aan zig om de keijen te water off land meede voor
reekening van den aanneemer te doen en laten vervoeren.
-
De aanneempenningen zullen aan den aanneemer worden voldaan immers
binnen den tyd van een maand nadar de keyen conform deese conditie
zullen zyn overgebragt.
Ingezet bij Lonis van Roosmalen op 870 gulden, afgehangen van 700 gulden
en weer geklommen op 870 gulden, is den insetter dan voor aannemer
gebleeven.
Op 15-2-1802 kijgen gecommitteerden Van Roij en De Jong van de
municipaliteit de opdracht om:
daar mogelijk de straatkeijen welke Bernardus Valkenburgh op 5-1-1802
heeft aangenomen voor deese gemeente te leveren, in Den Bosch syn
aangekomen en deselve nasien en keuren, en als die goedgekeurd worden
1.000 gulden te betalen.
Op 18-2-1801 waren de keijen nog niet aangekomen. Valkenburgh had
afgelopen zondag tijding gekregen dat de keyen reets uyt Braband waren
scheep gedaen en op reys waren na Den Bosch, dus dat all moments alhier
verwagten, dan uyt hoofde van de tegenwind niet wel hier konde zijn. De
1.00 gulden berusten nu onder goede bewaring in Den Bosch.
De tijd begon te dringen. Op 15-3-1802 berichtte de president aan de
mubicipaliteit dat met het brengen der gemeentens keijen weijnig off
geen spoet gemaakt wordt, door dien soo weynig keijen arriveren en het
water met het trekken der sluysen schielyk weg sou konnen syn. Of men
bij van Roosmalen geen informatie zou inwinnen.
Vergadering van de municipaliteyt op 18-3-1802: de gecomitteerden zijn
met de aannemer van het tranport der keijen overeengekomen spoed te
maken en dat hij de schuiten 1 gulden per 100 zou beloven als de
levering voor eind maart zou zijn voldaan.
Vergadering van de municipaliteyt op 4-4-1802.
Dan dat het water in de rivier de Aa soo merkelyk is gevallen dat met
geen mogelykheyt de gemeentens straatkeijen in Den Bosch nog leggende
tot hier toe per schuijt konnen worden getransporteert, is besloten
Johannis Jan van den Tillaer te committeren naar Den Bosch te gaan om
daar met Van Roosmalen te spreken en te spreken hoeveel keijen en
kantstukken er nog zijn, en die vervolgens te doen inschepen en doen
vervoeren tot Middelrode en daar uitlossen.
De gecommiteerde bracht op 9-5-1802 verslag uit aan de municipaliteit.
Hij had in Den Bosch de resterende keijen getelt. Een gedeelte was reeds
in Middelrode en Dnther aangekomen en daar opgeslagen. Hij is weder naar
Den Bosch geweest en heeft de rest naar Middelrode laten vervoeren.
Vergadering van de municipaliteyt op 15-4-1802. De aannemer van het
transport der keijen en kantstukken heeft aan zijn contract voldaan en
kan betaald worden.
Vergadering van de municipaliteyt op 6-5-1802. Besloten is om te betalen
aan de aannemer Van Roosmalen voor het transport van de keijen
-
voor de keijen die tot hier toe geschiet zijn 730 gulden
-
en voor de keyen en kandstukken nog onderweegen 60 gulden
Voor de aanneempenningen tot aancoop en leveren der keijen tot Den Bosch
was aan B. Valkenburg 2.852 betaald. Aan het fonds van de straatweg was
eerder 3.500 voorschot betaald.
Uit de dorpsrekening van 1802:
-
By resolutie der corporele vergadering dato 5 november 1801 geresolveert
zynde de steenweg over de brug te verlengen en den tol uyt de gemeentens
casse aan de straatfonds te doen van 3.500-0-0
-
Voor leverantie der keijen en kantstukken, voor 60,000 keyen en 2,000
kantstukken 2.852-0-0
-
Voor transport van deze keien en kantstukken 648-0-0
-
Voor 270 voet cantstukken à 20 gulden ’t hondert, welke tot verlenging
der steenweg te kort kwaamen, met arbeytsloon voort (trijt) en inladen,
huur voor den aak, paard en bruggeld de somme van 63-6-0
-
Inladen op Creveceur en uytladen te ’s Bosch
Het aanvoeren van het benodigde zand
Aanbesteding op 5-8-1802 van het in vier fakken aannemen van het
aanvoeren van het nodige zand tot ophoging van de weg voor de bedding
van den nieuw te formeeren steenweg tussen den groote brug en de Keulse
kar.
-
Den aanneemers zullen hun aan te neemen fak toter lengte als afgepaald
is met zand moeten ophoogen, slegten en egaliseeren ter breedte van 21
voeten Bosse maat op zoodanige hoogten dat den steenweg volgens de
waterpasse regt afdaalende lijnen bij de besteeding aangeweesen bevonden
zyn daar op na behooren kan worden gelegt in der voegen dat daer toe
geen zand zal komen te ontbreeken, en dat de weg aan wederzyde van de
aan te leggen steenweg die diertien voeten breed zal worden gemaakt zal
opgehoogd zyn met den bovenkant van de kantstukken gelijk ter breedte
van vier voeten schuijn afdaalende na den eysch van het werk en dus te
saemen uitmakende de geheele bovengemelde breedte van 21 voeten.
-
Den aanneemers zullen zand daar toe nodig moeten haalen aan of ontrent
den Schyndelsen dijk naby de huysinge van Joseph Vermeulen, ’t welk
aldaar reeds legt en het te kort komende tydig zal zyn geschoten zonder
dat de aanneemers daar sullen behoeven te wagten.
-
Den aanneemers zullen hun aangenoomen fakken voor of uiterlijk op den 30ste
deses volgens articul 1 en ten genoegen van besteeder in behoorlyke
order moeten hebben gemaakt.
-
Den aannemers zullen veertien [dagen] na dat hun werk in voege
voorschreven zal afgemaakt en door besteeders provisioneel ot dus verre
zal goedgekeurd zyn drie vierde der aanneempenningen worden betaalt in
goede gangbare specie en zullen het resteerende vierde part niet eerder
bekomen dan 14 dagen na dat de steenweg in hun aan te neemen fak zal zyn
gelegt, ten eynde aan het volgende articul prompter zou worden voldaen.
-
Den aanneemers zullen in hun aan te neemen fakken zoo by het leggen der
keijen bevonden wierd dat geen genoegsaam zand hadde aangevoert het te
kort koomende op de eerste aanzegging binnen 2 maal 24 uuren ter nodige
plaatsen moeten aangevoert en geleevert hebben.
-
Zoo de aanneemers of een deselve aangenoomen werk op de bepaalde tyde
niet kwaemen te volbrengen zal het de besteeders vry staen te korten ten
lasten van deselve en hunne borgen te laaten maken.
De aannemers noeten twee borgen stellen, de laagste inzetter krijgt een
gulden voor trekgeld.
-
Eerste fak, beginnende aan de steenweg en eyndigt aen den paal no. 1.
Aangenomen door Hendricus van Hooft voor 47 gulden. Borgen zijn Johannes
Hendrik van de Ven en Lambert H. van den Bosch
-
Tweede fak, beginnende aan den voorschreven pael no. 1 en eyndigt by de
paal no. 2. Aangenomen door Geert van den Biegelaar voor 26 gulden.
Borgen zijn Piet van den Boer en Antony Lambert Tillaar
-
Derde fak beginnende aan den voormelde paal no. 2 en eyndigt bij de
volgende paal no. 3. Aangenomen door Adrianus van den Broek voor 19
gulden. Borgen zijn Johannis van de Laar en Lambert H. van den Bosch.
-
Vierde en laaste fak beginnende aan de laastgemelde paal no. 3 en
eyndigt by de volgende paal no. 4. Aangenomen door Adriaan Johannis
Geerts voor 19 gulden. Borgen zijn Cornelis Hendrik van Doorn en Arie
Welt Jeuriens
Uit de dorpsrekening van 1802:
-
Voor het ophopgen van de bedding van den steenweg, voor het 3e en 4e
vak, publieke aanbesteding op 5 augustus 1802, zynde de overigen 2
eerste fakken met de
verdere kosten tot formeering der bedding in de twee volgende posten
betaald, uytgenomen tgeen reeds in voorig posten is gebragt, al hetwelk
volgens de resolutie der vorporeele vergadering dat 20 mey 1802 voor de
rekening dezer gemeente is genoomen 38-0-0
-
Aangenomen op 5 augustus en 16 september 1802 het hogen en formeerden
der bedding van de steenweg, het transporteren der keijen 233-3-0
-
Aanvoeren van zand tot de bedding van de steenweg 14-8-0
-
Aanvoeren van zand tot de bedding van de steenweg en transporten der
kantkeyen van ‘s Bosch als mede voor 525 keyen van Dinther na hier
67-12-8
-
Lijst met 15 namen van mensen die met karren zand gevaren hebben voor de
bedding van de steenweg
Het bestraten van de weg
Aanbesteding op 31-8-1802 na voorgaande publicaties en advertentien in
de Bosche courant aan de minstaannemende per roede het kasseijen of
bestraaten van den wegh over de groote brug alhier in voegen na
volgende:
-
Den aanneemer verbind zich niet tot de leverantie der keyen, spont of
kantstukken, stootbalken, noch zans, maar zal zulx door de besteeders
bij, aan of op het werk aangevoert en geleevert worden. Doch den
aanneemer zal zich van gereedschappen en werktuijgen tot het werken
nodig moeten voorsien ten zijnen kosten, en welke leverantie van tyd tot
tyd zal geschieden zodanig dat den aanneemer niet zal behoeven te
wagten.
-
Den aanneemer zal de bedding tot den steenweg die bij den aanvang van
dit aan te neemen werk in het ruw zal zijn gemaakt verder moeten slegten
en egaliseren en des nodig zynde deselver te verlagen en verhoogen na
den eijsch dezelver, vloer aanstampen en van boven voort inheyen der
keyen logte, zoodanog dit een en ander te doen en verrigten dat als den
steenweg by geheyd en in order zal zyn gebragt de kruijn van den
steenweg de hoogte bekomt volgens waterpassen regt afdaalende lynen zoo
als de pylen van hoogte van de kruijn van de steenweg reeds zijn of nog
zullen orden gestelt, en welke pijlen door off van wegen de besteeders
den aanneemer bij den aenvang van dit werk zullen worden aangeweezen,
geevende aan denzelve de vereyste tonronde gedaante zoo als dan meede
zal worden bepaalt. Dog zoo er zand om tot de vereijste wordende hoogte
te koomen mogt komen te ontbreeken zal het tekort komende nadat zulx
door den aanneemer aan de besteeders zal zyn bekend gemaakt binnen twee
maal vierentwintig uuren aan of ontrent de nodige plaatsen worden
aangevaert, ’t welk den aenneemer almeede zal moeten sligten,
egaliseeren en aanstampen na den eysch.
-
De bedding tot den steenweg dus verre in orde zynde zal door of van
wegens de besteeders de coers tot beloop van den steenweg worden
afgeteekent, zoo als den aanneemer de spondt off kantstukken buytenwerks
zal moeten stellen wederzeyts wel waterpas gestelt, en van binnen en
buyten met een eysere hey wel vast aenstampen na den eysch. Ook zal hij
bij het stellen der spondt of kantstukken moeten observeeren dat die van
hoogten als in artikel 2 gemeld peyl van kruynshoogte werde gestelt, en
de vereyste wordende tonronde gedaante bekomt en an den eysch tegens den
steenweg over de brug aensluyten. Dog zoo de besteeders nodig oordeede
een gedeelte van dien op te breeken om met den nieuwen steenweg in een
betere afdaeling te koomen, zal zulx den aanneemer na aanwyzing der
besteeders moeten doen zonder deswegens iets zoo min als voor het
slegten en egaliseeren en verdere bereyding van de bedding in reekening
voor buytenwerk te brengen. Als meede zal den aanneemer de afwatering
naby de huysingen van Hendricus van de Ven volgens aenwyzing moeten
maken en stellen.
-
Den aanneemer zal met het stellen der spondt of kantstukken vervolgens
na aanwyzing der besteeders zoo ver als er met de keijen en kantstukken
die en hem geleevert zullen worden te sammen na den eysch kan worden
gewerkt, en voorts moeten agt geeven en zorgen dat de langst gestate
spontstukken op de laagste aangehoogde plaatse worden gestelt.
-
Den aanneemer zal vervolgens ter bestraating van den steenweg met de
keyen door de besteeders volgens articuls te leeveren aanvangen en voert
gaan zoo ver als in het voorige articul is vermeld, en bij het leggen
der keyen wel zorg moeten dragen dat die in een goed verband en naar den
eysch wel digt teegens den anderen wel aangeslooten werden en in zand
gewerkt. Ieder key vervolgens met een eijsere heij van bekwaame swaarte
nederheijen en gelyk stampen en vervolgens met zand bestroijen, wel
moeten (blac)veeren dat de swaartse en grootste keyen gewerkt worden
alwaer de raderen der votuuren en karren gaan en dat den steenweg
gemaakt zynde over al zyn vereyste tonronde gedaente en legging komt te
hebben. Ook zal den aanneemer den steenweg aan het eynde van den zelve
na den eysch moeten aansluijten op een of twee plaatsen, na dat den
steenweg volgens aanwysing van de besteeders zal zijn vervolgt en
geijndigt met zodanige stootbalken als daar toe buyten kosten van den
aaneemers zal worden geleevert.
-
Den aanneemer zal met dit werk niet eerder voor op den 16 september een
aavang moeten maken, dog egter den geheelen straatweg moeten gekasseyd
en volkomen aan den inhoud dezer opgeleeverd hebben voor den eerste
november beijde deezes jaars, op peene van drie gulden daags voor ieder
dag die hij na die tyd komt te werken, welke penningen hem aen zijn
bedongen loon zullen gekort worden. Indien den aanneemer in gebreeke
mogt blyven om het werk op den bepaalden tyd op te leeveren zoo ver als
hem zal worden aangeweezen door de besteeders, reserveeren deselve aan
zig de magt om zulx ten kosten en lasten van den aanneemer en syne
borgen naar den inhoud dezer te laaten afmaaken.
-
Zoo onverhoopt in dit bestek iets ontrent de bewerking mogte vergeeten
zyn, ’t welk onder de bewerking als nodig geoordeeld wierd, zal zulx den
aanneemer verpligt zijn op aenzegging der besteeders als of zulx in deze
was bepaald moeten doen.
-
Wanneer in deze eenige duysterheeden naar het begrip des aanneemers
mogte voorkoomen, zal den aanneemer verpligt zyn sig in alles na de
explicatie daar van door de besteeders te geeven te gedraegen.
-
En zal den aanneemer moeten gebruijken goed, kundig en bescheyde
werkvolk, zullende deselve anderzints door de besteeders van dat werk
gezonden worden en andere ten kosten en lasten van den aanneemer in
plaats worden gesteld.
-
De betaaling zal gedaan worden met contant geld door en van wegens de
besteeders in eenen termijn van veertien dagen naar het aanneemer zijn
werk volkoomen zal hebben afgemaakt en door off van weegen de besteeders
zal zijn goedgekeurd en gepreesen.
-
Indien men by de opneeming van het werk bevond den steenweg niet conform
naar den inhoud deezer gekaseydt en afgemaakt te zyn, zoo zal den
aanneemer gehouden zijn het zelve op aanwyzing aanstonds te vermaken en
te herstellen, en bij foute van dien reserveeren de besteeders aan haar
de magt om den steenweg in order en conform het besteq ten kosten en
lasten van den aanneemer en zijn borgen te doen afmaken en de dagen die
na den bepaalden tyd gewerkt worden te korten.
-
Deeze besteeding geschied per vierkante roede rijnlandsche maate van 144
vierkante voeten in de roede en een gelijk getal vierkante duijmen in
den voet.
-
De steenweg geheel en al volgens dit bestek en conditie afgemaakt en
door de besteeders goedgekeurd zijnde, zal desselvs oppervlakte door
deskundige werden gemeeten volgens welke de betaaling zal worden
bereekent.
-
De aanneemer moet twee borgen stellen, krijgt een copie van het bestek,
en de laagste inzetter krijgt voor premie of trekgeld 5 gulden.
Ingezet door Francis Paijen, wonende te Vught, voor 1-18-0 per roede,
afgehangen van 1 gulden en gedaalt op 1-18-0, is den inzetter daar voor
aanneemer gebleeven. Hij verklaart het werk aangenomen te hebben ten
behoeve van Pascas Paques, die alhier preesent ’t selve is
accepteerende. |