De interlokale wegen
Martien van Asseldonk
17 november 2014
Deze gegevens
mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk,
www.oudzijtaart.nl
We zullen de interlokale wegen een voor een beschrijven, te beginnen met
de Bosstraat en dan met de klok mee.
De weg naar 's-Hertogenbosch
Aan de oostelijke oever van de Aa liep vanaf het centrum van Veghel een
weg in noordelijke richting. Dit was de Boschstraat ofwel Boschweg. Deze
weg liep naar Dinther, Heeswijk en zo verder naar Den Bosch. Bosstraat
betekent 'straat naarDen Bosch'. Deze weg is met een rode lijn op
onderstaande kaart getekend.
Op de grens van
Veghel kruiste de Boschstraat de Beekgraaf bij het Beugs brugje
Eerdtijds lag hier een voorde, de Hansvoort die al in 1233 wordt
genoemd. Dat betekent dat de weg in 1233 al bestond. De rode gebieden op
de kaart waren al rond 1190 in particuliere handen. De gele gebieden
werden tussen 1190 en 1314 uitgegeven. De weg volgde min of meer de rand
van het vóór 1190 uitgegeven gebied. Door de uitgiften in 1190-1314 werd
de loop van de weg gefixeerd.
Aan de westkant
van de Aa liep een weg naar de oude privé-gronden op het Dorshout. Deze
weg liep niet voorbij de gemeentegrens naar een ander dorp en was dus
geen interlokale weg.
De weg naar Vorstenbosch
Vanaf het centrum van Veghel liep een weg naar huizen op het Ven. Deze
weg heette de Watersteeg. Deze weg liep door een gebied dat al vóór 1190
in particuliere handen was en de weg zal dus ook van voor die datum
dateren.
In 1749 werd de Vorstenbossche Dijk aangelegd (de verticale rode lijn op
de kaart). Deze dijk liep naar Vorstenbosch. Veghel en Nistelrode legden
ieder het deel op het eigen grondgebied aan. Voordat hier
deze dijk aangelegd werd, zal er
een karrespoor of baan door de heide geweest zijn.
De weg naar Uden
verliet Veghel bij de blauwe stip op de kaart. De bewoners van de huizen
op het Ven konden door een opengelaten baan gemeint, de Hintelt genaamd,
bij de gemene gronden aan het oosten van de oude privé-gronden en bij de
route naar Uden komen. Op de topografische kaart van 1840 staat nog een
karrespoor of weg door de Hintelt getekend.
De bewoners van
het centrum van Veghel die naar Uden moesten, gingen waarschijnlijk niet
over de Watersteeg en het Hintelt, maar zullen de iets kortere route via
de Poederveldse Hoeve genomen hebben, de latere Udense Dijk.
De weg naar Uden
Er liep eertijds een voetpad van Veghel naar Uden. Het liep deels over
de gemeint en deel over particuliere erven. Het deel dat over de gemeint
liep werd minstens vanaf 1662 door de rotten onderhouden. Voor het deel
dat door de velden liep waren de eigenaren van de aangrenzende percelen
verantwoordelijk voor het onderhoud. Dat voetpad werd in begaanbare
staat gehouden.
Met een paard
bespannen wagens konden niet over het voetpad. Die gingen over een baan
of karrespoor over de gemeint. Dat karrespoor werd niet onderhouden door
de rotten. Als het karrespoor onbegaanbaar werd, reden de boeren
ernaast. Op den duur ontstaat zo een brede baan van karresporen. Waar
die baan richting Uden precies liep is niet met zekerheid te zeggen,
maar vermoedelijk was het dezelfde route als waar in 1758 de Nieuwe dijk
naar Uden aangelegd werd. Langs die route stonden immers een aantal
boerderijen (paarse stippen op de kaart) waar van en naar toegegaan
werd. De Udense Dijk liep (volgens de topografische kaart van 1920-1924)
verder door naar Uden.
De weg naar Erp
Op de
topografische kaart van 1920-924 staan twee wegen getekend die bij de
twee blauwe stippen de grens tussen Veghel passeerden De Erpse of
Vechelse Dijk, en wat ten zuiden daavan de Hamsche Dijk.
De Erpse Dijk
werd in 1699 aangelegd. De Hamsche Dijk was in 1662 nog een voetpad. Dit
voetpad werd vermoedelijk in 1749 opgehoogd, verbreed en recht
getrokken, zodat de Hamsche Dijk onstond.
Net zoals bij de
Eerdse Pad en Dijk, Udense Pad en Dijk en Rooise Pad en Dijk zien we
hier twee paralelle routen. Een pad dat gebruikt werd door voetgangers
dat al in 1662 door de rotten onderhouden werd, en daarnaast een
karrespoor of baan door de heide, dat in de achttiende eeuw werd
verbeterd tot een dijk, in dit geval de Erpse Dijk.
Op de kaart is de
weg naar Erp die met paard en wagen begaanbaar was met een rode lijn
getekend. Tot punt A liep deze weg tussen particuliere erven door en
daar werd deze weg door de eigenaren van de belendende percelen
onderhouden. Van A en B veranderde de weg in een karrespoor door de hei,
dat vaak moeilijk begaanbaar zal zijn geweest. Voetgangers hadden daar
de keuze om het voetpad (de zwarte lijn op de kaart), dat door de rotten
onderhouden werd, te nemen.
Bij C lag een
heel oude brug over de Aa. Deze brug is ouder dan de brug over de Aa in
de kom van het dorp. Als met komende vanuit het westen daar de brug
passeerde, dan kwam men terecht bij een oud landgoed of domein. Dit
langoed in de vroege middeleeuwen tussen de Aa en Tillaarse Loop
aangelegd, viel vermoedelijk pas in de twaalfde eeuw uit elkaar. Als men
vanaf de weg over de brug rechtsaf slaat, komt men op het Erpse voetpad
uit. Deze route naar Erp zal het oudst zijn.
In de elfde eeuw
werd de kerk van het Veghel van het domein naar het latere centrum van
Veghel verplaatst. Vanaf het centrum liep de weg die op de kaart met een
rode lijn is aangegeven naar Erp. Dit is dus een jongere route naar Erp.
De jongere route volgde voor een deel de oude cultuurgronden die in 1190
in particulieren handen waren, en zal rond die tijd gefixeerd zijn.
Nieuwe uitgiften van na 1190 liggen veelal aan de andere kant van de weg
naar Erp. Op de kaart is te zien dat de jongere route (de rode lijn)
tussen twee waterlopen door liep, wat de bocht in de weg aldaar
verklaart.
De weg naar Keldonk (de Valstraat)
Door de
landerijen aan de westelijke oever van de Aa liep een oude weg, de
Valstraat. Oude vermeldingen geven Valse Straat, ofwel Slechte Straat.
De weg liep naar Keldonk.
Op onderstaande
kaart is de Valstraat met een rode lijn aangegeven.
Net als bij de
Bosstraat en de Erpse weg het geval was, volgde deze oude weg de gronden
die in 1190 al particulier bezit waren (rood gekleurd op de kaart).
Gronden die in 1190-1314 uitgegeven werden (geel gekleurd) lagen veelal
aan de overzijde van de weg. Dit betekent dat de route van deze weg rond
1200 al grotendeels gefixeerd was.
De Valstraat
sloot aan bij wegen die naar beide bruggen over de Aa liepen. De meest
zuidelijk brug (de latere Mestbrug) was het oudst van de twee bruggen.
Aan de overzeide van die brug lag in de Vroege Middeleeuwen een domein
of landgoed.
De weg naar Lieshout
De weg naar
Lieshout volgde vanaf Veghel de Valstraat tot aan Zijtaart. Vanaf daar
ging het via Zondveld naar Lieshout.
De dijk van
Zijtaart naar Zondveld was in 1749 aangelegd en begon bij de Valstraat
die langs de oude cultuurlanden van Zijtaart liep. De kerk van Zijtaart
bestond toen nog niet, en het gehucht Zijtaart lag toen aan de huidige
Leinserondweg. Voordat deze dijk werd aangelegd moet hier een karrespoor
door de heide gelopen hebben. Er liep ook een voetpad van Zijtaart naar
Zondveld. Dat is op bovenstaande kaart de lijn aan de westzijde (links)
van de Zondveldse Dijk. Dat voetpad werd later verbreed en verbeterd en
werd uiteindelijk de huidige Zondveldstraat.
De dijk van
Zondveld naar Lieshout werd in 1802 aangelegd. Deze dijk sloot aan bij
een dijk die door Lieshout door de hei tot aan de grens met Veghel was
aangelegd. De dijk liep via het gehucht Ginderdoor naar Lieshout.
Voordat in 1802
de Lieshoutse Dijk werd aangelegd, liep er een karrespoor naar de
Jekschotse hoeven (de paarse stipen op de kaart) en naar Lieshout. Dat
karrespoor liep niet op dezelfde plek. De doorgang naar Lieshout werd
geblokkeerd door een strook in 1445 en 1552 uitgegeven percelen. Toen in
1802 de dijk aangelegd werd, moest daarvoor dan ook een strook
privé-grond aangekocht worden. Er was wel een doorgang door deze
percelen, maar die doorgang bevond zich verder naar het oosten.
Op de
kadasterkaart van 1832 zijn nog de wegen of karresporen door het Leins
Ven vanaf de Jekschotse hoeven naar die doorgang getekend (de blauwe
lijnen op de kaart). Op de topografische kaart van 1840 staat ook het
karrespoor vanaf het Heigat naar de doorgang getekend, en ook het
vervolg van die route verder naar het zuiden, richting Donkersvoort.
Iets verder naar
het oosten was nog een tweede doorgang tussen de percelen door naar
Lieshout. Ten zuiden van de gemeentegrens vertakte die route zich in een
waaier van karresporen over de heide. Ook liepen er karresporen vanaf de
huizen die ten zuiden van de Heihoef stonden naar het zuiden, ongeveer
ter hoogte van het traject van de rond 1802 aangelegde dijk van Lieshout
naar Veghel. Komende vanaf Veghel kon men niet bij die karresporen komen
zonder over privé-gronden te gaan.
De weg naar Sint-Oedenrode
De oudste route
naar Rode volgde het traject A-B-D-E-F op onderstaande kaart. Deel A-B-D
was een pad dat in 1662 vermeld wordt en in 1790 verbeterd en recht
getrokken.
Paarden en wagens
volgden vermoedelijk route C-D-E-F. Op traject C-D werd in 1699 de
Biezense Dijk aangelegd. Route C-D-E-F werd hierna ook wel de Rooise
Dijk genoemd. Deze route werd in 1749 verbeterd. In 1777 werd de Nieuwe
Rooise dijk aangelegd (de blauwe lijn op de kaart).
Op onderstaande
topografische kaart van 1920-1924 kan men het vervolg van de weg naar
Sint-Oedenrode volgen.
De weg naar Schijndel
Toen de inwoners
van Schijndel in 1447 toestemming kregen om een wal aan te leggen op de
grens van Schijndel en Veghel werd daarbij bepaald dat ze een opening
open moesten houden voor het verkeer tussen beide plaatsen. In 1699 werd
die oude baan recht getrokken en verbeterd en werd de Schijndelse dijk
aangelegd.
Volgens het
schouw verbaal van 1749 liep er een voetpad naast deze dijk.
-
Des morgens gereden zynde over de Vechelse brugge naar de weg lopende
van Vechel naer Schijndel of het Vechelse gat en hetgeen te Vechel
genaemt word het Schyndels gat, hebben wij geordonneert dat voor het erf
van de wedue van Antonij van de Ven een rey willigen op den weg staande
moeten werden geamoveert en een sloot voor de gemelde erven liggende
tussen den weg en het voetpad te vullen, gelyk ook voor het erf van
Johannes Lamberts van de Ven
Op de
topografische kaart van 1840 liep de Schijndelse dijk voorbij de grens
met enkele bochten door naar Weibosch.
Voetpaden
Nog enkele
voetpaden in het schouw verbaal van 1749
-
Wij hebben verder geordinneert van het Stokske tot aan het hekke van de
Colecamp den weg egaal te hogen met het voetpad, en docerende af te
maken naer de sloot, en tussen het erf van Rut Daendels cum suis aan de
overzyde Corstiaan Ariens, de wedue Goort Aart Goorts, Willen Gijben,
Aart Tysse van Berken, en Peter van den Hurk te hoogen ter hoogte van
het voetpad ten westen van de weg leggende en schuins af docerende naer
de andere zyde te maaken,
-
Over het Heselaar op de baan naar Uden en terug gereden naar het dorp en
tussen de erve van de wedue Willem hendrix en Francis van den Bosch den
weg veel te laag bevonden, hetgeen schouwbaer is verklaart, en
geordonneert die op te hogen tot de voetpad toe, schuins aff wateren ten
weste, gelijk ook tussen de erve van Lambert Willem Hendrix en Michiel
Boumans ter eenre en de weduw Hendrick Willem Peters, Jan Goorts van der
Heijde, Jan van Cuul, Melis Zegers Donkers, Nelis Willen Kilsdonk en
Johannes Hurkmans een grote laagte gevonden die schoubaer verclaart is
voor twee bannen, en verder geordonneert dezelve op te hogen tot aan de
voetpaden en tonneront te maken.
Conclusie
De ontwikkeling
van het wegennet van Veghel hing sterk samen met het verloop van
gronduitgiften en de uitbreiding van het privéland. Dat gaf tussen 1780
en 1826 aanleiding tot een forse uitbreiding van het aantal wegen.
Deze dynamiek
speelde al veel eerder. Zo zien we langs de oostkant van de Aa wegen
richting den Bosch en Erp lopen en aan de westkant een weg naar Keldonk.
Deze wegen liepen min of meer langs de cultuurlanden langs de Aa tot
voor 1190 uitgegeven waren. De uitgiften uit latere tijden lagen meestal
aan de andere kant van de weg. Dat wijst er op dat de loop van deze
wegen rond 1190 al grotendeels vast lag.
Er waren geen
echte interlokale wegen. Men ging van dorp naar dorp over karresporen
door de hei. Deze karresporen waren vaak slecht begaanbaar, en boeren
reden er vaak naast waardoor brede banen ontstonden. Enkele banen staan
nog getekend op de topografische kaart van 1840. Ze hebben dan een
enigszins kronkelend verloop. Tussen Erp en Lieshout staat een hele
waaier van dergelijke banen in de hei getekend.
De eerste
verbetering die aangebracht werd was het aanleggen en onderhouden van
begaanbare voetpaden. Er liepen paden naar Uden, Erp, Eerde en
Sint-Oedenrode. Deze liepen niet naast op op de oude karresporen of
banen maar op enige afstand er van.
Een aantal banen
ofwel karresporen werd pas verbeterd na een bevel van de overheid uit
1696 en een tweede beval uit 1749. Toen werden deze opgehoogd, recht
getrokken, er werden sloten naast gegraven en bomen naast de dijken
aangeplant. Ook enkele paden werden recht getrokken en verbeterd. Enkele
van die oude paden werden op den duur ontwikkeld tot wegen of dijken die
ook met paard en wagen begaanbaar waren.
De kerk van
Veghel stond eerst op een domein op de Boekt. In de twaalfde werd de
kerk verplaatst naar de huidige kom van Veghel. Interlokale wegen zullen
daarom eertijds gericht zijn geweest op het domein, en pas later op het
centrum. Wat zijn de sporen van deze ontwikkeling in het wegennet?
-
In de eerste plaats bleef
de overgang over de Aa bij het oude domein bestaan. daar lag eertijds de
Oude Brug, de brug in het latere centrum was de Nieuwe Brug en dus van
recentere datum. Dat betekent dat ook de weg die bij het domein de Aa
passeert een relict is uit de tijd van het domeingoed.
-
Op het Havelt ter plekke van het domein zien we een verdichting van oude
wegen. Een van die wegen was de oude weg naar Erp. Toen de kerk naar de
plaats in het huidige centrum verplaatst werd, ontstond er iets verder
noordelijk een nieuwe route naar Erp.
-
De Valstraat sloot aan op beide Bruggen en volgde, net als de Bosstraat
en de weg naar Erp de cultuurgronden zoals die aan het einde van de
twaalfde eeuw, dat is in de nadagen van het domein, in particuliere
handen waren.
-
Er kunnen vanaf het domein en de omringende cultuurgronden ook best
karresporen door de hei gelopen hebben naar Uden en Sint-Oedenrode. Met
het verplaatsen van de kerk en de toename van de bevolking in de kom
ontstonden nieuwe karresporen vanaf het centrum van Veghel.
Tegelijkertijf bleef na het uiteenvallen van het domein de bevolking op
het Havelt wel intact, zei het dat de huizen verplaatst werden naar
nieuwe erven die tussen 1190 en 1314 in een strook om het oude domein
werden uitgegeven. De oude karresporen en routes kunnen daarom wel in
gebruik zijn gebleven. Misschien dat daarom het pad dat rond 1800 van
Frankevoort naar de Poederveldse hoeve liep een relict was van een oude
route naar Uden. Dit pad wordt vermeld in 1662. Vanaf de Oude Brug bij
het domein kan er een route over de latere Oude Rooise Dijk gelopen
hebben. We weten dat niet zeker, want karresporen zijn minder bestendig
dan wegen tussen cultuurgronden. Van de andere kant liepen routes over
het algemeen over de best begaanbare drogere gronden, en dat veranderde
in de loop der eeuwen weinig.
|