De breedte van de wegen

Martien van Asseldonk

30 november 2014

 

 

In de zogenoemde kroniek van het Bossche Sint-Geertruiklooster is de volgende passage opgenomen over de voorgeschreven breedte van de wegen in de Meierij van 's-Hertogenbosch.

 

In den jaere 1543 hebben deselve heeren commissa­rissen van den hove binnen Den Bosch geraemt ende gemaeckt een ordonnantie van de maete ende wijde van alle wegen in de Meijerije van Den Bosch.

 

-   Een kerstraet moet wijt sijn 14 voeten.

-   Item een drijffweg moet wijt sijn 32.

-   Item een vaerwegh 16.

-   Item een kercweg 6.

-   Item een voetpath 4.

-   Item een voorn ofte waterwech ses 6.

-   Item een molenwegh met hooftsacken 6.

-   Item een molenwegh met sacken te paert 8.

-   Item een molenwegh met een kar 12 voeten.

-   Een conterwegh, hetwelck een straetje is alsoo genoemt dat egeene uijtganck en heeft, maer men moet deselve wederom uijtgaen die men ingecomen is, die moet groot sijn 12 voeten.

-   Item een laijwech van het eene dorp op het andere, daer heckens hangen, 16 voeten.

-   Item een drijffwech van den eene dorpe op het andere met schapen ofte beesten 24.

-   Item een bruijtwech 7.

-   Item een ploegwech 12.

-   Item een vaerweg over een anders erve 8 voeten.

 

Van Bavel, H. e.a., De kroniek van het St. Geertruiklooster te ’s-Hertogenbosch. Die chronijcke der Stadt ende Meijerije van ‘s-Hertogenbosch. Een tekstuitgave ('s-Hertogenbosch-Heeswijk 2001) 123v-124.

 

 

C. R. Hermans gaf in 1848 de Nederlandstalige kroniek van Cuperinus uit naar het oudste handschrift dat hij vond, dat dateert van 1565 of eerder.In de versie die Hermans publiceerde, is, ook een passage over de breedte van de wegen opgenomen. Deze passage rangschikt Hermans onder de 'bijvoegsels en uitbreidingen voorkomende in de vermeerderde en vervolgde kronyk van Aelbertus Cuperinus', zodat de informatie over de maten wat jonger is dan de in 1558 door Cuperinus geschreven kroniek. De informatie in deze kroniek is als volgt:

 

-       Een man pat is groot IIII voeten.

-       Een kerck wech is groot VI voeten

-       Eenen water wech is groot VI voeten

-       Eenen molenwech met hooftsacken is groot VI voeten.

-       Eenen molenwech met sacken te peerden, sonder ander getouw, is groot VIIII voeten.

-       Eenen molen wech met kerren en wagens, XII voeten.

-       Een kouterwech (hierboven: konterwegh), XII voeten

-       Eenen leytwegh van den eenen dorp int andere, daer hecken ofte veken, XVI voet

-       Eenen dryffwech van der eender merct ter andere, daer men alderhanden beesten  dryft, XXIIII voet.

-       Eenen bruyck wech (hierboven: bruijtwegh) , VII voet (noot Hermans: bruidweg, langs waer men den beer of 't land brengt, zegt Willems, Belg. Museum, X dl., blz. 99, alwaer de maat der wegen voorkomt uit eene ordonnantie van Brussel van 1308, en met de opgave van onzen schryver nagenoeg overeenkomt.)

-       Eenen heerwech, XL voeten.

 

Hermans, C. R., Verzameling van kronyken, charters en oorkonden betrekkelijk de stad en meijerij van 's Hertogenbosch, eerste deel ('s Hertogenbosch 1848), 158.

 

 

Hermans wijst er op dat deze ordonnanties grotendeels of helemaal copies zijn van veel oudere ordonnanties. Hermans noemt er eentje uit 1308.

 

Karel Leenders stuurde me nog een andere variant toe, komende uit: Antonio Anselmo, Codex Belgicus seu ius edictale a princibus Belgarum sancitum ofte de Nederlandtsche, nieuwe soo gheestelycke, als wereltlycke rechten, ghetrocken uyt de vier Placcaet-Boecken (Gendt en Antwerpen, 2e druk, 1651), waarin een versie van 4 jui 1378 gepubliceerd is, en herhaald op 24 april 1510 en 20 april 1651.