Het boterhuis of tweede raadhuis

Martien van Asseldonk, 6 oktober 2014

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

De Staten-Generaal gaven op 20-10-1719 de schepenen en regenten van Veghel toestemming om op donderdag een wekelijkse botermarkt te houden. Op 20 november 1720 besloot het dorpsbestuur om een bekwaam waaghuis te bouwen voor de botermarkt. 'Wat aengaet het maaken van een booterhuijs is nootsaakelyck en de bequaemste plaats daar toe is ontrent de kerckmeur naast de Straat, ten deele op de kerckhoff, en voorts naar de Straat.'

 

Het dorpsbestuur besloot om aan geld voor de bouw van het boterhuis te komen door 'een partij hei en afgelegend hoecken te verkopen, als namentlijck de Geerhoek tusschen d' erff van Joncker Dircx en de Doelen; met nog agter den schutsboom, naast den Bergh ende elders'. Men benoemde President Marten van Kilsdonck, borgemeester Adriaen Hendrik Joosten, en secretaris Gerard de Jong om een bestek van het te bouwen waaghuis te laten maken, de bouw ervan publiekelijk aan te besteden; en de weegschaal en de grote en kleine gewichten aan te schaffen.

 

Op 9-12-1719 werd het vervoer van de stenen geregeld. Het dorpsbestuur besloot op die dag:

 

de vragte van steenen als andere materialen bij de rotten en vervolgens die paerden houden te moeten geschieden, dat nu eerst daegs (die steenen tot Uden al gecogt synde) moeten werden gehaelt, soo wert om daer van een begin te maecken alle rotmeesters gelast om naer het eijndigen der hooftmisse bij den anderen te comen ter raetcamere alhier om aldaer ordere te ontfangen.

 

 

Op 9 januari 1720 werd het bestek voor het boterhuis vastgeld en werd de bouw openbaar aanbesteed. Het werk werd aangenomen door Jan van Strijp uit Eindhoven voor 680 gulden, mede optredend namens Jan Ruijs en Peter Driessen. Dit bedrag werd op 1 juni 1720 aan de aannemers uitbetaald. Toen was het boterhuis al opgeleverd.

 

Op basis van het bestek heeft oud-architect G. H. Trines uit Oisterwijk het boterhuis gereconstrueerd. (W. Cornelissen. 'Reconstructie van een 18e-eeuws waaggebouw te Veghel', in Brabants Heem 38 (1986) 133-143.

 

 

 

 

 

 

Deze tekening is gemaakt op basis van het bestek. De aannemers ontvingen op 1 juni 1720 nog 31 gulden voor extra werk: voor het klokje, voor het verleggen van de kercke meur, verschoten van kalk enzovoorts, voor het verhangen van de poorten, met maken van het haspel, alsnog dat het huis groter is gemaakt dan het bestek. De dorpsrekening van 1730-1731 vermeldt enige verbeteringen aan het boterhuis:

 

-        betaelt aen Willem Engelenberg voor keijen int booterhuijs te leggen 9-6-0

-        betaelt aen Aert de metselaar voort leggen der keijen int waaghuijs 3-0-0

-        21 augustus 1730 zegel tot de publicatie dat op den 24 dito het maken van een luijff voort booterhuijs met het verwen van dien soude werden besteet, betaelt 0-4-0

 

 

De bovenverdieping in gebuik als raadkamer of raadhuis

 

De bovenverdieping van het boterhuis werd gebruikt als raadkamer. Dit blijkt uit een verzoek van het corpus van Veghel aan de Leen- & Tolkamer op 7 februari 1781 om gronden te mogen verkopen om een nieuw raadhuis met boterwaag te bouwen. In dit verzoek wordt gewezen op de voortdurende reparaties aan het bestaande oude raadhuis waaronder de dorpswaag hing en de huidige bouwvallige staat voor wat betreft fundamenten, deuren, vensters, muren en dak.

 

Dit betekent dat de uitgaven voor de raadkamer en het raadhuis tussen 1720 en 1781 betrekking hebben op (de bovenverdieping van) het boterhuis. Enkele voorbeelden uit de dorpsrekeningen:

 

Verwarming en licht:

 

-        1724-1725: Bastiaen van de Werck, het leveren van brandt opt raathuijs, mitsgaders voor ’t veegen en schoonhouden derselven, als het sluyten ende ontsluyten een geheel jaar, 22-1-0

-        1730-1731: Belangende ’t leveren van torff en hout ’t geheel jaar door opt gemeentens raathuijs 23-10-0. Er werden ook kaarsen van gekocht. De Leen- Tolkamer wilde dat de regenten van Veghel deze levering vanaf 1745 openbaar aan zou besteden. Daar is het niet van gekomen. Dit bedrag bleef elk jaar gewon hetzelfde.

-        1747-1748: Van torff, hout, keersse, tgeheel jaar door ter raatcamere en griffie te leveren 23-10-0

 

 

Op het dak was een klokje gebouwd. Deze klok kwamen we al tegen bij de afrekening van het boterhuis in 1720.

 

-        1731-1732: Voor een touw tot de clock opt raathuys 0-4-0

-        1732-1733: Voor een ijsere kettingske aent clocxke opt raathuijs 0-10-0

-        1747-1748: Betaalt voor het touw tot het cloxke opt raathuys 0-3-2

-        1772-1773: Voor een touw aent clokje int raadthuys betaalt 0-6-0

 

 

Het dak was aanvankelijk gedekt met pannen en later met leien:

 

-        1728-1729: aen Jan van Roij meester metselaar voort besmeren van de pannen opt gemeentens raathuijs 2-5-0

-        1731-1732: aen Geerit van Wijk vant besetten der pannen opt raathuys 0-10-0

-        1734-1735: 19 januarij de affgewaeyde pannen op ’t raathuys gesuppliert, besorgt en door den metselaar laten voorsien 0-10-0

 

-        1749-1740: aan Geerit van Wijk, meester leijdecker, verdient voor decken vant raathuys 1-0-0

-        1758-1759: Na voorgaande publicatie hebben regenten op den 30 november 1758 publicq besteedt het vernieuwe van een leije dak boven het out raathuys en leverantie van plancken etc. daar toe noodig, staande ten noorde van den affgebranden toorn, alles door dit ongeluk gedestrueert, breeder by de conditie, en is aangenoomen by Peter van Wyk voor 94-0-0

-        1759-1760: voort maken vant leyen dak voort raadthuys met de planken, leyen en nagels tot dien, eenige vermeutelde steenen aldaar en aan de kerkmeur als andersints 18-0-0

 

 

Meubilair en aankleding:

 

-        1731-1732: opden huijsraat van de heer Gysselen gecogt twee eysere plaatsen, een opt raathuys en d’ ander in de pastorye 9-18-0

-        1758-1759: 11 juny 1758 betaalt aan Joachim van den Tillaar voort vermaken van de stoelen ter raatcamere 1-4-0

-        1758-1759: 11 juny 1758 betaalt aan Joachim van den Tillaar voort vermaken van de stoelen ter raatcamere 1-4-0

-        1762-1763: betaalt aan Cornelis Smits, meester stoelmaker, voort repareeren en verwen van de stoelen op de raatcamer 2-10-0

-        1762-1763: Aan Gerrit van de Leemput voor 14 ¾ el cajant lint, coopre ringe etc. gebruyckt voor gordynen opt raathuys, tot beletsel van de son, met maakloon te samen 16-6-4

-        1762-1763: Aan Aart Verweegen voor een tang, schup en een haart besum tot gebruyk opt raathuys 1-16-0

-        1770-1771: taan de timmerman voor een bank voort raadthuys

-        1773-1774: voor ses nieuwe stoelen op de raadtcamer 6-0-0

 

De muren waren wit geverfd:

 

-        1757-1758: Wegens calck en lakmoes tot het witten vant raathuys gebruijkt 1-4-0

-        1763-1764: Voor verschot van calck en lakmoes tot het witten vant raathuyus 1-4-0. Deze post komt elk jaar met hetzelfde bedrag terug in de dorpsrekeningen. Het was een vaste betaling aan de vorster, net als de 23-10-0 voor verwarming en licht.

-        1774-1775: Aan den vorster voor kalk en lakmoes tot het witten en schoonmaken vant raadthuys 1-4-0

 

In de vensters zaten ruiten:

 

-        1734-1735: Van de glase int raathuijs te laten repareeren

 

 

Nog enkele andere uitgaven:

-        1738-1739: Voor een slot aant raathuys 0-6-0

-        1762-1763: aan Adriaan van der Eerde wegens ’t maken van twee capkens opt raathuys

-        1769-1770: Meetser verwer voor leverantie van olie, verff, als mede van arbeytsloon vant raadthuys en poort aen den gemeentens kerkhoff te verwe, samen 18-10-0

 

 

En inkomsten:

-        1781-1782: op den 17 may 1781 is publiecq ende voor alle man vercogt geworden eenige oude stoelen, versleete tafelkleet, gordeynen, etc., gecomen vant oude raedthuys en daer van gemaekt 14-6-0

 

 

Spullen voor de waag en het onderhoud van de waag

 

Op 7 mei 1720 was voor het boterhuis aanwezig:

 

-        De  groote houtere balans ende de twee eijsere ende de touwe, en planck daer toe noodigh.

 

En de volgende gewichten:

 

-        Eenen steen van 53 pondtt, twee steene van 50 pont, eenen steen van 48 pont, twee steene van 26 pot, twee steen van 25, eenen steen van 24, eenen steen van 22, eenen van 15, eenen van 14, eenen van 12, eenen van 6, eenen van 5, eenen van 4, twee van 2 pont, twee van een pont, 2 van een halff pont en nog twee van een vierdel pont; 'alle Amsterdams gewigt'.

 

Bij de verpachtingen werden deze gereedschappen geïnventarisserd en aan de volgende pachter overgedragen.

 

Op 3-5-1728 waren de volgende gewichten aanwezig: een steen van 53 pond, twee van 50 pond, vijf van 25 pond, een van 22 pond, twee van 15 pond, een van 13 pond, twee van 6 pond, een van 4 pond, twee van 2 pond, twee van 1 pond, 2 van ½ pond en 2 van ¼ pond

 

En op 27-5-1751: een eijseren steen van 55 pond, drie van 50 pond, drie van 20 pond, 1 van 15 pond, 1 van 12 pond, 2 van 6 pond, 2 van 4 pond, 2 van 3 pond, 2 van 2 pond, 2 van 1 pond, 2 van ½ pond en 2 van ¼ pond. Op 25-5-1757 en 22-5-1760 hetzelfde, maar dan met 2 stenen van 15 pond.

 

Op 24-12-1805 gaf het gemeentebestuur de volgende gereedschappen en gewichten op aan de Raad van Financien in het Departement Braband:

 

-        Dat de waag gereedschappen en gewigte met de zoo wel als het locaal der klijne waag het eijgendom dezer gemeente zyn uit dorps kas onderhouden worden, bestaande in:

o   Een ijzere balance waar mede men 500 à 600 ponden kan weegen met houte schalen

o   Twee ijzere balance waar mede men tot 50 à 60 ponden kan wegen met koper schalen en kettingen

o   Een groote balans met: 7 steenen gewigt ieder van 50 pond, 3 van ieder 25 pond, 2 van ieder 15 pond, 1 van 12 pond, 2 van 6 pond, 2 van ieder 4 pond, 2 van ieder 3 pond, 2 van ieder 2 pond, 2 van ieder 1 pond, 2 van ieder ½ pond, 2 van ieder ¼ pond; alle Amsterdams gewigt

 

De dorpsrekeningen vermelden kosten voor het aanschaffen van nieuwe gewichten en voor reparaties. Enkele voorbeelden:

 

-        1719-1720: opt coopen van de steenen tot ’t gemeentens booterhuijs verteert, betaelt 1-0-0

-        1720-1721: Betaelt aen Joannes Spelters voor cooperen waagschael ende voort glas maken, tsamen betaelt 12-0-8

-        1734-1735: Voor verscoote int laaten verswaaren vant gemeentens gwigt en de balans te vermaken

-        1741-1742: voor touwen ende ringskens in de gemeentens schale betaalt 0-14-0

-        1745-1746: voor verschotte gedaan aan de cleijne booter balans 1-5-8

-        1751-1752: voort tepareeren en in ordre brengen vant gemeentens gewigt met voor de vragt na s’ Bosch en weder alhier te samen 10-15-4

-        1751-1752: eijsere gewigt steene tot de gemeentens waag

-        1756-1757: voor een touw tot de gemeentens booter waag 0-5-0

-        1770-1771: aen Peter Nauwens, meester smit, voort repareren aent gemeentens gewigt

-        1770-1771: aan de schoenmaker voort bekleede van de touwen aen de waeg 0-16-0

-        1771-1772: op den 28 maart 1771 is publiecq vercogt eeenig versleete gemeentens out gewigt van de boterwaad en daer van gemaekt 3-5-0

-        1778-1779: voor 6 pondt hennepe zeele of touw tot de gemeentens waeg 1-16-0

-        1781-1782: voor het ijken van gemeentens gewigt en een paer nieuwe gewigten, samen 1-1-0

-        1785-1786: Voor een eysere schaalen of balans voor de gemeentens booterwaag, alsoo de oude was versleeten 9-10-0

-        1790-1791: Voor twee kopere schale in de gemeentens boterwaeg 12-0-0

-        1790-1791: voor leverantie van vier gewigte steenen van eyser in de gemeentens waeg

-        1792-1793: betaelt aan Piet Clerx, meester smit, voor het reparere van de gemeentens schaalboom 0-4-0

 

 

Dat het raadhuis aan de kerkmuur grensde blijkt uit een aantekening in een van de resolutieboeken van Veghel:

 

-        Publieke aanbesteding op 27 maart 1777 van het afbreken van de muur van de kerkhof van het raadhuis tot aan de Aa, en het opmetselen van een nieuwe muur.

 

 

Het Bestek

 

Hierna volgt een transcriptie van het bestek dat op 9 januari 1720 werd vastgesteld:

 

-        Voor eerst het metselwerck waar toe de besteeders sullen leveren niet anders als de steen en sant, het verdere noodig van alles niets uijtgescheijden, soo van calck, ook de plancken tot de steijgeringe, kuijpen, touwen als andersins, sal den aennemer moeten versorgen

-        Den aennemer sal zijn fondamenden beginnen op de plaats hem aen te wijsen ter lengte van 24 à 25 voeten, ende de breete van 18 voeten, en moeten graven tot opt sant oft vasten gront wel aengeheijt ende gestampt tot de hoogte van twee voeten van den gelycke gront, waar toe een gedeelte van den aldaar staande muer sal moeten weg nemen en die steenen tot den grontslag gebruijcken ten meesten nut van de besteeders

-        Op welcken grontslag sal den aennemer beginnen te metselen met drije steenen breet ten minsten drije laagen

-        Dan voorts drije laagen met 2 ½ steenen, na die met twee steenen tot boven de gelijke gront, altyt van wederzijde effen schoon in snijdende

-        Soo voorts van boven de gelycke gront met anderhalven steen ter hoogte van 10 voeten off eersten verdiepingh

-        Boven de voorschreven eerste verdieping mede negen voeten met eenen steen, te weeten de zeijde mueren, dog de opgaande gevels sal aan den eijere van de cap na het mede gaende modest mede met vlegtinge met eenen steen net opgewerckt moeten werden, latende ider gevel 1 ½ duijm vliegen

-        Den aennemer sal van vooren naast de Straat ende sulkcx int midden van de zijt muer moeten maken eenen boog ter hoogte van seven voeten, breet ses voeten, van vooren met eenen halven steen ingesneeden, omme daar voor gehangen te werden een hecken, aen de zijde van de selve sal den aennemer moeten metselen 4 blauwe steenen. inde welcken hij vier haken waar aan het hecken gehangen sal worden, moeten inlaten ende met loot vast gieten

-        Den aannemer sal van vooren ende op de zijde van desen bouw, te weeten daar hen sulx aengeweesen sal werden, moeten maken drije à vier gaten tot ende op soodanige wijte, hoogte en plaatse als hem aengeweesen sal werden, onder en boven met rollaagers, alle boven boogs gewijs, welcke van binnen met een halven steen ingesneeden sal worden, omme die met blinde off vensters altijt van binnen gestoot te connen werden

-        Den aennemer sal boven die een gelijcke gat aen de zuijtzijde van het hecke moeten laten ter hoogte en wijte als boven, dog van achter toe, ende van vooren met eenen halven steen ingesneeden, ende becleet met een duijmse deel, wel ineen geploegt, om daar op alle placaten etcetera geaffigeert te werden

-        Den aennemer sal in de eerste verdiepinge moeten leggen een muer ter lengte van negen à 10 voet uijt de gront tot den zolder, ende tusschen de gevel en muer moeten leggen 5à 6 trappen tot bordes

-        Op de tweede versieping ter lengte voorschreven een muer van eenen halven steen waar in gestelt sal werdene en deur gebruijckt te werden tot bewaringe van het gewigt, schalen ende andere gemeentens materialen

-        Den aennemer sal in de voorschreven metsellerye moeten stellen alle zoodanige raamen als noodig sal zijn, ook in de eijndt gevels te laten soodanige rondeelen als hen geordonneert sal werden

-        Den aennemer sal de cap gemaackt zynde moeten decken met goede pannen die alle nog soo van binnen als vorst en langs de gevels met goede mortel vermengt met koij hair moeten besetten ende bestreijcken, ook de usen onder het dack dicht aenstoppen, de voegen rontsomme wel toevoegen ende affsetten op het metsen

-        Nog sal den aennemer in de tweede verdieping tegen den noorden gevel moeten maken een schouwe ter wijte van ontrent ses voeten ende die boven uijtbrengen met een nette pijpe ende de lijst om deselve

-        Ende off in desen bestecken iets mogte vergeten zijn ende te geene nootsaackelijk dient gemaakt, alsulcke sal den aennemer mede moeten doen sonder tegenspreecken

 

 

Item sullen mede besteeden het leveren van allen hout, glas, pannen, ijserwerck, nagelen, slooten, loot en alle andere materialen tot desen blive in gevolge desen bestecque noodig,mitsgaders den arbeijt vant maken deselver, vragten als andersint

 

-        Voor eerst sal den aennemer moeten maken een dobbel hecken van latwerck, de steijlen 3 ½ duijm, breet 5 duijm, de reijgelen van 2 ende 3 duijm, de laten van 1 ende 1 ½ duijm, alle gaaff sonder quaetst oft speijnde en gelad geschaafft

-        In de 1 verdieping sal den aennemer moeten leggen 10 robben van dennen hout, dick 5 ende 7 duijm, lanck 18 à 19 voet, aen de welcke sal moeten geslagen werden 4 ancker gemaackt van duijms eijser ende geprepareert tot de letteren van 1.7.2.0 alle net gewerckt na den eijsch, van achteren vier gelijcke anckers van 7/4 lank ende de veeren naar advenant, dat alle met ancker nagel wel genagelt moeten werden

-        In de tweede verdieping sal den aennemer moeten maken, soo inde voor als agter zydt muer, twee dobbel ramen van 5 voet hoog buyten werck, breet 5 voet van buijten, met wage schotte vensters van ¾ duijm op malkanderen spiegels gewijse, gewerkt van binnen met glasramen van 5/4 wageschot, breet 2 ½ duijm net in een gewerckt, ende de gehengen winckelhaacks gewijse

-        Nog sal den aennemer in de voor ende agter zijt mueren moeten maken vier enckele ramen ter hoogte als de dobbele, breet 2 ¾ voet meede buijtenwerck, de 2 van vooren met opengaende glasraemen met knipslootjens en schuijven ende in de achterste muer met vast glas, alle met suffisante glas spijlen voorsien

-        Gelijk oock in de gevels, te weten in de zuijd gevel, een gelycke enckel raam ter hoogte en wijte als voor met vast glas, twee in de gevel in den noorden, van waar d’ eene met een vast en d’ ander met een opengaende glasraam sal moeten stellen, alle de raamen sullen moeten gemaakt werden van gesont eijken hout, dick 4 en 5 ½ duijm, gaaff geschaaft, ende niet en digt in den haart gewerckt, te reeckenen na wesels oft hout maete

-        Item in de 2e verdieping sal moeten gelegt worden negen ribben van 5 en 7 duijm ter lengte als voor, geheel gaaff geschaaft, welcke van vooren met vier anckers, de schuiten van 7/4 lanck soo veel mogelijk op het midden van de pinnante gebraght, ende van achteren mede vier, geheel hecht aen den ribben geslagen te werden

-        Den aennemer sal op de zijtmueren moeten leggen muer plaaten, dick 2 ½ ende breet 6 duijm, van eijcke hout, aen ider eijnt met anckers, als voor vast gemaakt, gelijk ook in de 1 verdiepingh aen ider hoek een ancker sal moeten geslagen werden

-        Den aennemer sal op de ribben in de 2 verdieping moeten maken twee creupel gebinte van goet eijcken hout, steijlen ende balcken van 5 ende 6 duijm, wel met sijne carbeelen, met gaten en pinnnen na den eyscsj in een gewerckt, ende boven op de selve twee gespannekens van 4 ende 4 duijm te same ter lengte van ontrent 13 voet

-        Den aennemer sal moeten leggen 2 regte gordingen van 5 en 6 duijm ende de naalden van 4 ende 4 duijm, welcke met anckers in de gevels wel vast moet gemaakt werde

-        Den aennemer sal boven op de vorst moeten stellen een toorntjen, hoog 5 à 6 voeten, viercant op twee stijlen op de balcken van de gebinten, wel voorsien voor het afwaijen met plancken te becleeden ende met leijen off schalient e decken, boven opt selce een coopere vaan ende een aschken waar aan een schelde moet hangen, alles na den eijsch te maken, de steijlen met loot becleeden, soo ook beneden ’t vaantjen voor de inwatering ende daer in moeten hangen een clock off schel van 16 à 20 lb. (pond) met touw en alle gereetschap

-        Den aennemer sal de geheele cap moeten becleeden met sparren oft gesaagde ribben van 3 en 3 duijmen, digt middel op middel van 7/4 voet, hoog 13 voet, onder op de muer plaat, met een voet op de muerplaat en op de gordinge, ende boven aen de naalde wel genagelt ende gelijk gelegt

-        Welcke cap met siffisante denne gesaegde latten becleer ende met roode pannen behangen ende gedect te woerden, alle na den eijsch, en boven op de pannen naar den zuijden westen over capt met goet hout

-        De zolders sullen gemaakt werden van 5/4 drooge balcdeelen onder en boven geschaaft, gespont ende met veeren gevoegt

-        In de onderste verdiepingh sal den aennemer vant eijnde van de steene trappen aff moeten maken een bordes ende aldaar tot de 3 verdieping 6 à 7 trappen van eijcke hout van 2 duijm dick ende 7 duijm breet van der zijde in stijlen van 3 duijm dick ende 7 duijm breet ingelate ende van onder digt bescot werden

-        Op de bovenste off 2 verdiepinge sal moeten gemaakt worden twee deur gebinten met twee spiegeldeuren van 5/4 balck deelen, alle met zijne gehingen, duijmen, slooten, etcetera

-        Aldaar sal den aennemer moeten maaken een mantelbocht ende eene tamelijcke lijste voor de schouwe en voer de vuer heijten, ende off iets verders noodig mogte zijn, ‘tzij wat het zij als het de drije gecommitteerdens sullen oordeelen, sal hij aenneme sonder tegenspreecken moeten maken en sonder daar voor te mogen declareeren ren ware boven de 25 gulen quam te excedeeren

-        Den aennemer sal de steenen in goeden calck en de mueren net moeten opwercken, ook de steenen die voor off agter geleijt moeten werden, moeten uijtfonderen, en sig reguleeren naar de ordres van den besteeders, waar van altijt imant present zal zijn, ende daags soo lange den bouw duert, genieten van den aennemer 10 stuivers. Ook aen den metselaar, timmerman, off andere om opsigt te dragen dat alles volgens den bestecke wordt gemaakt, sal mede daags van den aennemer proffiteeren 18 stuyvers

-        Den aennemer sal oock geen hout van wat natuur mogte verfen, anckers oft ander eijserwerck mogen gebruijcken, ’t zij alvoorens is gevisiteert oft ’t selve zij conform de bestecque

-        Den aennemer sal zijne bedonge oenningen niet eerder ontfangen voor dat het werck ten vollen sal zijn gemaakt, opgenomen, geloudeert ende geapprobeert, en ’t geene naar de besteeders ordonnatie niet mogte gedaen zijn, sal herstelt zijn

-        Den aennemer sal dit werck compleet en gedaan moeten hebben in de maant van april aenstaende op peene van daags te verbeuren 3-3-0, ’t zij om gewigte redenen, ’t welck sal staan aent oordeel der besteeders

-        Den aennemer sal ook gehouden zijn aenstonts tot voldoeninge ende narcoming dese conditie te stellen twee suffisante binnen bnorge, genoegsaam gegoijt ende geërfft, ende voor minste meesterschap van duijsent gulden sijn hebbende, welcke neffens den aennemer een voor all ende onverscheijden als schuldenaar principaal sullen gelooven dese conditie ende de ordres der besteeders in alles naar te comen ende te voldoen

-        Met nog enkele condities, onder andere betreffende betalingen