Materialen voor de bestrijding van brand
Martien van Asseldonk, 9 oktober 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
De Veghelse bronnen noemen brandhaken, emmers en ladders en later ook
brandspuiten en brandzeilen.
Brandhaken
Een brandhaak was een lange stok met bovenaan een haak. Ze worden in de
Veghelse dorpsrekeningen vemeld vanaf 1658. Enkele voorbeelden.
-
1658-1659:
Betaelt aen Henrick Diricxen Schreynwercker voor twee lange steelen in
twee eysseren haeken dienstich voor de gemeyntte 12 stuyvers
-
1719-1720: Te betalen aen Godefridus van Amelsvoort over de leverantie
van sparre tot branthaacken 15-6-0
-
1720-1721:
Aen Jan van Santvoort meester smit wegens ’t maken van 31 branthaken
etcetera 28-0-0
-
1751-1752: aan Martinus Brodde voor 30 geleverde juffers off sparren tot
haaken 20-1-0
-
1751-1752: aan Joannes Willems, timmerman, van de haake en agt brant
leere 8-3-0
-
1751-1752: aan Jan Verbrugge, meester smit, voor leverantie en maken van
de eysere haaken en ringen 5-10-0
-
1789- 1790: Voor sparre tot de brandthaeken; aan een timmerman voor
nieuwe nieuwe brandthaken
Vergadering van de municipaliteyt op 8-4-1799:
Word door de brandmeesteren aan de vergadering voorgedragen dat door de
tydsomstandigheden van den geweesene oorlog verscheyden brandhaeken,
leeren als andersints weg is geraekt en ook die geheel versleeten sijn,
dat het behoorde voorsiening te geschieden.
Brandemmers
Brandemmers worden vermeld vanaf 1699. Ze waren gemaakt van leer. De
emmers moesten geregeld ingesmeerd worden met traan of 'ruet' (smeer).
Uit de dorpsrekeningen:
-
1699-1700:
Betaalt voor twee dosijn leere brandt eijmers ten dienste van der
gemeijnte vier en twintig silvere dicatons 75-12-0
-
1718-1719: De specificatie van Willem Jans van den Bosch voort vermaken
van de ligt tot de clock, het smeeren der brandtemmers etc. 7-10-0
-
1731-1732: betaelt aen Joannes Hellincx wegens leverantie van ruet tot
de brantemmers, ook eenige latten 1-3-0
-
1731-1732: betaalt aen Geerit van Lieshout voort repareeren ende smeeren
der voorschreven brantemmers 1-11-8
-
1731-1732: verschooten aen Geerit Jans met ook aen Jan de Smit voor
schakelkens aen de brantemmers 1-7-8
-
1751-1752:
aan Gerit Coolen, zadelmaker voort repareeren van de oude brantemmers
ent maken van negen nieuwe, te samen 34-9-4
-
1751-1752:
aen Hermanus van den Laar voor leverantie van den traan tot de
brantemmers int smeeren gebruyckt betaelt 2-11-8
-
1754-1755:
Item betaalt aan Geerit Coolen, zadelmaker, voort repareeren van eenen
gemeentens brantemmer 0-12-0
-
1759-1760:
Betaalt aan Geerit van Lieshout voor ’t repareeren van dertig gemeentens
leere brantemmers met verschot van traan en ruet gesmeert, tesamen 3-6-0
brandleren (-ladders)
Ladders, ofwel leren, worden in de dorpsrekeningen vanaf 1700 vermeld.
-
1700-1701:
betaalt aan branthaecken en leeren 5-10-0
-
1739-1740: betaalt aan Lambert Claassen, timmerman, voort maken van agt
brandt leeren met syn eijserwerck 12-10-0
-
1751-1752:
aan Joannes Willems, timmerman, van de haake en agt brant leere 8-3-0
-
1757-1758: 14 february 1757 daags voor den brant volgens ordonantie en
quitantie betaalt vijff gulden vyff stuyvers voor het aancoop van een
groote lange leer die wonderlyk met dese ongelukkige [brand van de kerk]
te pas is gecomen 5-5-0
-
1764-1765:
betaalt aan Wouter Willem Verbrugge voort maken van 28 sporten in de
gemeentens lange leer 1-8-0
-
1800: Volgens ordonantie en quitantie betaalt aan Johannis Joris
Donkers, meester smit, voort maken van een ketting, slot, sleutel om de
brandleeren aan te sluiten 2-12-0
Op 25 juni 1739 werd het maken van brandladders openbaar uitbesteed:
-
worden publicq besteedt acht brandtleeren, lanck twee van 9, twee van
10, twee van 11 en twee van 12 voeten. Ider sport van den anderen 10
duijm, alles na proportie gemaakt en ider boven met eenen suffisante
eijseren haek, vast aen de bovenste scheij ende door kloncken met
eijsere nagelen ende voorts na de eijsch vant werk, de onderste,
middelste ende bovenste scheij plat, alle van sparre ende suffisant
gemaakt ende gewerkt, uijtgenomen de sporte van eijcken hout off effe,
compleet gedaen binnen een maant na dato.
Brandspuit
Op 14 februari 1757 sloeg 's avonds laat de bliksem in, in de kerktoren
die vervolgens grotendeels afbrandde. In allerijl werden de brandspuiten
van Gemert gehaald.
Op 24 mei 1773 vergaderden in Veghel de stadhouder, regenten,
borgemeesters, twaalfmannen, H. Geest en kerkmeesters en een notabel
getal geërfden over de aanschaf van een eigen brandspuit.
Wert door den heere stadthouder aen de vergaderinge voorgedraegen dat
men van tyt tot tyt hoorende van droevige ongelukken van brandt en waer
tegen soo veel mogelyk preecautie diende te worden gebruykt, om tot het
blussen van den brandt en verder voortgang in cas dat het selve tot
andere huysen soude connen overslaan voor te comen, niet dienstig soude
weesen dat een brandtspuyt en brandtseylen wierde gemaakt, en waer de
penningen althans van voorgaende borgemeesters als een merkelyk slot van
penningen overig synde soude konnen gebruykt worden en dus de
ingesetenen met geen nieuwe omslagen woude behoeve beswart te worden en
komt het den heere stadthouder het nootdaekelyke meer van te meer voor
omdat in deesen dorpe de husyen veel by den anderen syn staande en water
altijt genoeg is te kreygen en ook dat de nabuurige dorpen sig mede daar
van voorsien. By eenparigheyt van stemmen is geresolveert een
brandtspuyt en zeylen en nodig brandtgereetschap te besorgen en wort den
heere stadthouder J. Kien versogt en gecommiteert dese te besorgen.
Hierna werd de brandspuit aangeschaft. De dorpsrekening van 1774-1775
vermeldt:
-
Volgens ordonantie en quitantie betaalt aen Jacobus Syben voor een nieuw
brandtspuyt voor dese gemeente gemaekt en geleveert als synde geschiet
ingevolge resolutie van heeren officier, schepenen, borgemeesters de
voorschreven resolutie dato 24 may 1773 de somme van 350-0-0
-
Aen Aart Adriaen Ratmakers volgens ordonantie en quitantie betaalt voort
maken van een wagentje tot het vervoeren in cas van brandt van de
brandtspuyt alhier en daer toe gelevert hout 19-7-0
-
Aen H. Gerbrandts volgens anotatie voor strengen en touwen tot de
brandtspuyt 0-9-0
-
Voor een touw tot de brandtspuyt 1-5-0
De dorpsrekeningen vermelden hierna geregeld kosten voor onderhoud van
de brandspuit. Enkele voorbeelden:
-
1775-1776: Volgens specificatie, ordonantie en quitantie betaalt aen
Piet Jan Clerx, meester Smit, voor schoenen gemaekt int wagentje van de
brandtspuyt
-
1778-1779: Betaelt volgens ordonantie en quitantie aen Arnoldus
Sleegers, meester koperslaeger te Helmondt, voor verscheijde
vernieuwinge en reparatie aen de brandtspuyt gedaen, alsoo geheel van de
gang was, en verscheyde koperen peype te kleyn en dun waeren, te samen
tot een somme van 100-0-0
-
1781-182: Voort smeeren vant leer van de brandtspuyt, brandtemmers,
nieuwe reepe om de rivets en andere reparatie daer aen 24-19-0
-
1782-1783: Op ordonantie en quitantie betaelt aen Jan van den Bogaert,
schoenmaker, voor geleverde smeer en arbeytsloon aen de gemeentens
brandtspuyt 2-4-0
-
1785-1786: Voor leverantie van traen, ruet, leer en arbeytsloon tot het
smeeren en repareren van de darmen der brandtspuyt te samen 9-11-12
De tweede brandspuit
Op 14 juli 1785 stelde de president de vergadering van de regenten van
Veghel voor dat op 15 mei 1785 besloten was om
turf te verkopen voor de aankoop
van brandzeilen, verlenging van de darm (slang) van de brandspuit en
aanschaf van ander brandgereetschap. De turf is nu verkocht en het geld
berust nog onder de borgemeesters. Off het derhalve niet dienstig soude
syn om de aankoop na het maken van een bestek publiek aan te besteden.
President Hendrik Gerbrandts zal
een bestek maken.
Op 1 december 1785 werd door Arnoldus Sluijers te Helmond aanbesteed het
maken van een geheel nieuwe brandspuit, die door middel van een zuiger
water in de tegenwoordige brandspuit kan brengen. Alsoo moet extra goet
weesen, moet 80 voeten leere darm en dan nog 220 voet linnen darm langer
aan zijn. De brandspuit werd volgens de dorpsrekening in 1786-1787
betaald:
-
1786-1787: betaelt aen A. Sluijters te Helmondt voort maken en alles
daer toe te leveren van een gansch nieuwe brandtspuyt, kunnende dienen
mede voor een aenbrenger leverantie van linne darmen volgens accoort met
hem aengegaen en moetende deselve tien jaeren goedt houden, de somme van
525-0-0
-
1786-1787: Betaelt volgens ordonantie en quitantie aen Jan Trimbosch,
raymaker, voort maken van een burrie, rayen, asch en leverantie van hout
tot een wagentje voor de nieuwe brandtspuyt om een paird daer in te
konnen spannen tot het vervoeren in cas van brandt 12-0-0
-
1786-1787: Nieuwe scheere, havaste, pin en ketting voort wagentje tot de
brandtspuyt
-
1786-1787: Voort van de darmen aen de brandtspuyten leverantie van olie,
ruet, leer, peck en hennip tot het smeeren van de darmen en arbeytsloon
daer aen, samen 22-8-0
Enkele voorbeelden van kosten voor het onderhoud van beide brandspuiten
in latere jaren zoals vermeld
in de Veghelse dorpsrekeningen:
-
1787-1788: Betaelt aen Johannis Donkers, smit, voort maken van slotjens,
suyger, aan de brandt spuyt, kopere schuyve en scheere aen de selve
4-8-0
-
1788-1799: Schoenmaker, voor leverantie van traan, seep, bromolie, vet,
gebruykt tot het smeeren en reparatie van de darmen, zuyger, etc. van de
gemeentens brandtspuyten 12-7-0
-
1790-1791: Leverantie van leer aen de darme der brandtspuyten, snoer van
deselve en reparatie aen de selve, traan daer toe gelevert, leer aen de
pomp, samen 13-6-0
-
1791-1792: Voor eenige reparatie aan de darme van de brandspuyt, met
leverantie van traan, vet, etc. 10-13-8
-
1791-1792: Wegens leverantie van bras by ’t examineren der
brandtspuijten 1-4-0
-
1796: Leverantie van leer en ruut, pel en kennip 3-15-0
-
1796: Voor leverantie van een saal en ligt tot vervoering der brandspuyt
4-0-0
-
1796: Voor 450 klot en 1 ½ pont kerse en leverantie in de kerk van een
saal en ligt aan de brandspuyt
-
1803: Betaald aan Hendricus Smits en Antony N. van Zutphen de somme van
15-5-0 voor het repareeren van de darmen van beide de brandspuiten
De brandspuiten werd soms ook gebruikt voor het blussen van branden in
naburige dorpen.
-
1799, inkomsten: van regenten van Dinther eenige reparatie die gedaan
was aan de gemeentens brandspuijten welke tot dinther geassisteert
hebben bij den brand aldaer geweest 7-5-14
De brandspuit werd jaarlijks getest. Op die dag werden de rotgezellen
die hielpen bij het testen op bier getracteerd. Enkele voorbeelden:
-
1786-1787:
Betaelt aen Jan Raymakers voor leverantie van een halve ton bier als
ordinair gegeve werdende aen de rotsgeselle by het proberen der
brandtspuyt gebruykt de somme van 3-0-0
-
1791-1792: Leverantie van een halve ton bier op 3 juny 1791 bij het
beproeven en visitatie der brandspuijten 3-0-0
-
1797: Volgens ordonantie en quitantie betaalt aan Willem Verweegen voor
30 kannen bier aan de manschappen by ’t probeeren der brandspuijten
2-0-0
-
1808: Verteeringen wegens het probeeren der brandspuiten 9-10-0
Brandzeilen
Met een brandzeil kon men uit een raam springende mensen opvangen.
Op 24 mei 1773 werd aan de corporele vergadering voorgesteld of het
'niet dienstig soude weesen dat een brandtspuyt en brandtseylen wierde
gemaakt'. De brandspuit
werd toen aangeschaft. De brandzeilen lieten nog even op zich wachten.
In een brief van de regentenvan Veghel op 25 september 1780 staat: Dat
alreede syn bestelt eenige brandtseyle, 300-0-0
Opslag van het materiaal:
Op 12 november 1739 verklaarden de schepenen naar aanleiding van een
brand op het Ham 'dat het brandt gereetschap bestaande in een goede
quantiteyt haaken, brantemmers en brandt leeren, die alhier ten deele in
de kerck en ten deele onder 't raathuys altyt geweest leggen, en tot
stuijtinge van den brandt aldaar voor een yder bewaert werden, door de
verre affgelegentheyt van dit gehugt, alsmede dat als van agteren in
vollen brant was, eer het iman gewaar wiert, [niet] geappliceert heeft
connen worden.'
In het brandreglement van 1744 staat geschreven:
-
In dier voegen zullen ook voor al de brandmeesters in en bij de straet
wonende tijdig bij de hand moeten wezen met hare staven (..) en maken
dat alle materiaalen voorschreven met de brandspuijt uit kerk en
boterhuijs bij der hand zijn, enzovoorts.
-
De brandspuijt zal de gemeente bezorgen en bekostigen met 2 brandcuijlen
alsmede nog eenige kleine en twee groote ladders. En de brand emmeren
vermeerderen tot het getal van vijftig.
-
De brandspuijt en des zelfs toebehooren, mitsgaders de emmers die hier
in ’t dorp blijven moeten, en voor zo verre zij de gemeente aengaen
zullen in het boterhuijs worden geplaetst. De leeren en haaken in de
groote kerk. Die van de gehugten aldaer bij de rotmeesters of
brandmeesters. En geen van alle ooit of ooit buijten ’s dorps verbragt
of geleent mogen worden.
Die brandspuit werd overigens pas in 1774 aangeschaft.
De brandslangen hingen in de kerk. Uit de dorpsrekeningen:
-
1776-1776: betaelt aen Jacobus Somers, timmerman, voor een catrol in de
kerk om den darm van de brandtspuyt aen te hangen 1-4-0
-
1780-1781: Betaelt volgens ordonantie en quitantie aen Dielis van den
Berg, touwslaeger voort maken van een klokseel aen de kleyne klok,
splitsen van de reepen en touw om de darme van de brandtspuyt op te
hangen, samen 3-7-8
De kerk was maar voor een klein deel in gebruik door de gereformeerden.
Het was een geschikte ruimte om met name de lange ladders en haken op te
slaan, zoals vermeld wordt in het brandreglement van 1744. De
brandemmers werden volgens dat reglement in het raadhuis bewaard.
Uit de dorpsrekening van 1795:
-
4 maij 1795 aan Jan Cluytmans voort maken van een catrol in de groote
kerk om de brandspuyt daarmee op te hangen, 0-14-0
De brandspuiten stonden ook in 1822 in de kerk.
Het brandspuithuisje
Op 26 februari 1822 besloot de gemeenteraad van Veghel om het maken van
een brandspuithuisje, 'benodigt
geworden door den overgang der parochiale kerk in welke van te voren de
gemeente brandspuiten zijn bewaard geworden.'
Het brandspuithuisje werd bij de school gebouwd. Perceel G113 wordt in
het kadaster van 1832 aangeduid als:
0,0051 Ha., brandspuitenhuisje (rood gearceerd op onderstaande kaart).
Op deze plek, dicht bij de brug, was de brandspuit ook gemakkelijk
toegankelijk als men die nodig had voor het bestrijden van brand aan de
overzijde van de Aa.
De brandhuisjes
In de bronnen worden diverse brandhuisjes genoemd. In eerste instantie
dacht ik aan een huisje voor de opslag van de brandspuit. Maar
brandhuisjes worden al vermeld voordat er in Veghel een brandspuit
aangeschaft werd, en er waren er meer dan één. In de bronnen worden hout
en turf vaak aangeduid met 'brant'. Kennelijk werden de brandhuisjes
gebruikt voor de opslag van hout en/of turf. Enkele vermeldingen uit de
tijd van vóór de aanschaf van de brandspuit in 1774:
-
Straat 15, 3 augustus 1741:
om daar op een stallinge en branthuijs te bouwen, ontrent 1 roede
plaackx van den hoff liggende ter sijde van zijn erffenisse in de Straat
-
Straat 13 (pastorie):
o
25 maart 1767: volgend jaar zal men
de poort, brandt huys en mogelijk de gansche kap moeten herstellen.
o
1769-1770:
Voor ankers en nagel voor in den gevel en agter aent brandthuys van de
nieuwe pastorie huysinge tot securiteyt vant selve alsoo men bevondt te
slap was de muur door de hoogte en niet sonder ankers konde houden
21-7-0
o
1770-1771: Aen Peter Nauwens, meester smit, voor grendels en winthaken
aent brandthuys 1-11-0
o
1772-1773: Den 17 augustus 1772 publiecq ebde voor alle man synde
aenbesteedt het maken van een nieuw brandthuys aen de pastorye, alsoo
niet konde bergen, soo ist selve aengenomen met alle leverantie door
Willem Nauwens voor 330-0-0
Enkele vermeldingen uit latere tijd:
-
Pastorie (1790-1791):
Voer gedaene leverantie van byna een mondt steenen gebruykt int maken
van een nieuwe muur agter het brandthuys van de pastorye huysinge,
tussen erve Gerit van den Heuvel en de pastorye, de somme van 70-0-0
-
Pastorie (1793-1794):
Aan G. van Roij, coopman in houd, voor leverantie van planken en pannen
meest gebruykt tot het vergrooten van de stalling off brandhuijs van de
pastorije 41-10-0
-
Pastorie
(2 januari 1800): Vermits het pastoryhuijs der voormaals heerschende
kerk met het daar aan gelegen brandhuijs off stallinge en hoff is
bevonden waardig te sijn 4.375 gulden.
-
De school (14 juli 1796):
ook zal hij aanneemer gehouden zijn om naar te gaan de geheele oude
schoolhuijs en school, branthuijs en ander werk hetgeene aan dit gebouw
annex is
-
Oliemolen 10a+29 (26 juni 1807):
Een huisje, brandhuisje, hof en land en houtwas, staande en gelegen aan
de Hooge Einde, groot ontrent 35 roeden
-
Hamse Hoeve 1+2 + Kackart 6 (4 november 1825): Een bouwmanswoning en
schuur, brand- en bakhuisje met aangelegen bouw-, wei- en hooilanden op
het Ham, met een nieuw erf, groot 10 (nederlandse) bunders en 39 roeden
(10,3900 Ha.)
De oudste vermeldingen van dergelijke 'brandhuisjes' dateren pas uit de
achttiende eeuw. Het lijkt een luxe te zijn die in de achttiende eeuw
beperkt bleef tot de pastorie, school en enkele andere huizen.
|