­Het schoolgebouw en het huis van de schoolmeester

Martien van Asseldonk

14 mei 2014

(Onder embargo. Dit is een voorstudie voor een boek over Veghel. Verboden te gebruiken zonder toestemming van de autheur.)

 

 

Na een bespreking van de algemene situatie op het platteland van de meierij van ’s-Hertogenbosch, laten we de gegevens uit de Veghelse bronnen over het Veghelse schoolgebouw de revue passeren.

 

 

De situatie op het platteland van de Meierij

 

In een aantal plaatsen in de meierij werd tijdens het Ancien Régime school gehouden in het kerkgebouw of in de kapel, of in een apart schoolgebouw dat op of bij het kerkhof stond, op grond van de kerk of het dorp. Hoewel de woorden ‘schoolhuis’, ‘schoolmeesterswoning’ en ‘school’ door elkaar worden gebruikt, werd onder het begrip schoolhuis meestal een schoolmeesterswoning en een klaslokaal onder één dak verstaan. In Veghel was dat ook het geval.

 

Volgens een verklaring van de regenten van Erp uit 1650 was het vóór 1648 in de Meierij niet gebruikelijk dat het dorpsbestuur zorgde voor de schoolmeesterswoning, omdat zij alleen gehouden waren de schoolmeesters een ‘plaetse tot schole’ te geven. De schoolmeesters hadden zelf voor hun woning moeten zorgen. Deze verklaring zal gekleurd zijn, omdat de dorpsbesturen van Erp en een aantal andere plaatsen zich op dat moment verzetten tegen een resolutie van de Staten-Generaal van januari 1649 die bepaalde dat de gereformeerde schoolmeesters recht hadden op een vrije woning. Omdat de dorpsbesturen al vóór 1648 in minstens enkele plaatsen verantwoordelijkheid namen voor de betaling van de schoolmeester, ligt het voor de hand dat hier en daar dorpsbesturen in die periode ook enige verantwoordelijkheid namen voor het schoolgebouw. De protesten van de regenten van Erp mochten niet baten. Het schoolreglement van 1655 bepaalde dat de dorpsregeerders dienden te zorgen voor zowel ‘bequame wooningen’ als voor ‘goede ghelegene, bequaeme schoolhuysen’.

 

In Veghel nam de geereformeerde schoolmeesteer de woning van de katholieke schoolmeester over. Er ontstonden op veel andere plaatsen problemen tussen de gereformeerde schoolmeesters en de regenten over de woning van de schoolmeester. Soms werden de problemen tussen de schoolmeester en het dorpsbestuur opgelost doordat de schoolmeester zelf zorgde voor een woning door een huis te huren of te kopen (als woning en om school te houden, of als woning alleen) en de kosten weer in rekening te brengen bij het dorp. In Lithoijen, Maren en Helvoirt betaalde het dorp voor dit doel 30 gulden per jaar aan de schoolmeester en in Oisterwijk, Heeze en Westerhoven 25 gulden, in Bergeijk 22 gulden en 4 stuivers. In Zeelst en Liessel, waar het alleen om een woning ging kreeg de schoolmeester respectievelijk 16 en 12 gulden. In Hilvarenbeek kocht de schoolmeester zelf een schoolhuis en verhuurde dat weer aan de regenten voor 36 gulden per jaar. In Oostelbeers werd tot 1659 school gehouden in het koor van de kerk. In enkele gevallen wees men de schoolmeester een niet meer gebruikte kapel of de kerk als school toe. Meestal was de kapel niet geschikt om als woning te fungeren, zodat in deze gevallen alsnog naar woonruimte gezocht moest worden. In Aarle kregen de regenten in 1666 verlof de grote kapel te repareren en geschikt te maken voor gebruik als schoolhuis en als raadhuis.

 

 

Datum van oprichting van de Veghelse school

 

De oudste vermelding van een Veghelse schoolmeester dateert van 4 maart 1539. Er zijn namen bekend van dienstdoende kosters in Veghel uit 1510 en 1524, waarvan we aannemen dat ook zij schoolmeester waren. De oudste gevonden vermelding van een koster in Veghel dateert uit 1368, of ook hij al schoolmeester was is moeilijk te zeggen. Niet alle kosters gaven les en sommigen begonnen daar pas vanaf een gegeven moment mee.

 

Uit de bronnen blijkt dat in grotere plaatsen over het algemeen eerder school gehouden werd dan in kleinere plaatsen, hoewel ook enkele kleinere plaatsen al vroeg een school hadden. Het aantal plaatsen op het platteland van de Meierij waar in 1340 school gehouden werd is geschat op 15 tot 40. De grootste toename gebeurde in de periode tot rond 1500. In de zestiende eeuw en eerste helft van de zeventiende eeuw waeren er veel oorlogen. Er kwamen in die periode nog wel scholen bij maar veel zullen dat er niet geweest zijn. In 1648 waren er 110 scholen op het platteland van de Meierij. Veghel was een flinke plaats, groter dan het gemiddelde, en als we dat als een aanwijzing mogen zien wanneer Veghel voor het eerst school gehoudeb werd, dan denken we eerder aan de periode 1340-1420 dan 1420-1500. Maar dat met het nodige voorbehoud, het is ook goed mogelijk dat in Veghel pas later in de vijftiende eeuw voor het eerst school gehouden werd.

 

 

Bouw van de school

 

In het register van de renten van de kerk bevindt zich een kopie van een akte die licht werpt op de bouw van het schoolgebouw.

 

Wy Huijbert Willems, Mathijs Danelts, Joris Gerits, peeter Gijsberts, Wilm Hans Peeters, Jan Dirix ende Gerit Adriaens, schepenen, Goossen Adriaens, Henric Jan Claes ende Peeter Roelofs, borgemeesteren, Arien Jans Ariens ende Jan Daniels, kerckmeesters, ende Willem Henrix ende Henrick Martens H. Geestmeesteren, doen condt ende maken kennelijck eenen iegelycken die nu sijn ende naermaels noch comen,

 

dat het huijs sijnde van drie gebonden, aen d’ een eijnde afgehangen, staende metter eenre sijde opde muer van den kerckhoff, d’ ander zijde neffen eenen wech den welcken die vicaris van Vechel den naburen over sijnen gront verleent heeft, ende getimmert int jaar 1597,

 

dat hetselve huijs aldaer op den keckengront mit volcomen consent des pastoors ende van den nabueren hout ende materie is geërigeert ende getimmert, ende ’t gelt daer men die dach hueren ende wercluijden met betaelt heeft is gecomen, met d’ selvere naburen consent, wten gemeijnen buijdel, sonder dat wij ijmandt daer innen int particulier hebben te kennen oft naemaels gekent te worden, maer hebben wij tselve huijs aldaer doen timmeren niet tot behoeff der kecken, pastorije of oock custerije, maer tot behoeff der gemeijne naburen op hennen cost, ende der kerckengront, gelijck een ijegelijck kennelijk is, aldaer is geordineert, door dyn de voorschreven naburen verhoopten dat henne kijnderen dies te beter ende perfectelijcker souden geïnstrueert ende gesticht worden, ende altijt bij henne kijnderen eenen goeden meester souden hebben, waer van sij lange tijt in gebreck hebben geweest.

 

Ende alsoe die voirscreven naebueren int generaele ende niemant int particulier dat selve huijs voor hen sijn houdende, ende die selve te mogen verminderen off in doen breken ende verbrengen, alst hen altesamen believen sal ende ‘tselve huijs oock te mogen vermeerderen, maer niet sonder des vicaris consent, nu sijnde oft namaels comen sal. Ende want alsoo waarachtig is, soo hebben wij schepenen enz. Actum den 22 februari 1598.

 

Er staat dat het schoolgebouw in 1597 gebouwd werd op kosten van het dorp op grond van de kerk. De inwoners van Veghel hoopten dat het ten goede zou komen van het onderwijs van hun kinderen, en dat er ook voortaan altijd een goed schoolmeester zou zijn, waaraan lange tijd gebrek is geweest. Waar werd vóór 1597 dan les gegeven? In plaatsen in de Meierij waar rond 1600 nog geen schoolgebouw stond, werd les gegeven in de plaatselijke kapel of kerk. In 1616 verklaarden de inwoners van Loosbroek bijvoorbeeld dat ze de kapel op eigen kosten hersteld hadden en dat ze rector Daniël, die tevens school hield, jaarlijks vijf gulden betaalden. In Oostelbeers werd tot 1659 school gehouden in het koor van de kerk. In Aarle kregen de regenten in 1666 verlof de grote kapel te repareren en geschikt te maken voor gebruik als schoolhuis en als raadhuis. In Kaathoven fungeerde in 1787 de kapel als schoolhuis, terwijl Verhees in Middelrode een schoolhuis tekende dat aangebouwd was aan de kapel. Op 25 februari 1661 werd door enige inwoners van Eerde ten behoeve van de plaatselijke schoolmeester verklaard dat in de kapel van Eerde ‘altijd en van onheugelijke tijden’ tot de val van 's-Hertogenbosch in 1629 school was gehouden ‘en de kinderen onderwezen in leezen, schryven, enz.’. Uit deze voorbeelden mogen we concluderen dat in Veghel voor 1597 door de koster les gegeven werd in de kerk.

 

In een oorkonden uit 1535 wordt het ‘scoelkerckhoff’ vermeld. Kerckhoff betekent hier hof of terrein van de kerk.Het scoelkerckhoff was dan het terrein van de kerk waar school gehouden werd, of het kerkterrein om de school. Mogen we hier uit afleiden dat er ook in 1535 en 1539 al een schoolgebouw in Veghel was? De akte van 22 februari 1598 geeft daar geen aanwijzingen voor. In 1623 verdiepte de Veghelse pastoor Joannes Gijssels zich in de rechten van de kerk. Hij kwam op basis van twee oorkonden uit 1535 en 1539 tot de conclusie dat op het terrein waar in 1597 de school gebouwd werd in 1539 twee particuliere huizen stonden.

 

In de akte uit 1535 wordt door de kerkmeesters een stuk land verpacht, genoemd den Scoelkerckhoff, grenzend met een zijde aan de ‘kerckmuer’ (muur om het kerkterrein), en met drie zijden aan de weg.

 

In de akte van 1539 is sprake van een stuk land waar eertijds een huis gestaan heeft, gelegen bij de kerk, grenzen met een zijde aan het goed dat de kerk van vicarus Dirck van der Horst verworven had, met de andere zijde en een einde aan de straat en met het andere einde op het ‘kerckhoff’ (terrein van de kerk).

 

In 1535 was het schoolkerkhof een onbebouwd terrein met een zijde grenzend aan de kerkmuur en aan drie zijden omsloten door wegen. Van een schoolgebouw blijkt niets, en als er al vóór 1597 al een schoolgebouw geweest is, dan had óf Joannes Gijssels, óf die verklaring van 22 februari 1598 daar wel gewag van gemaakt, bovendien zou de school dan in 1535 of 1539 als een belendend perceel vermeld zijn geweest.

 

Het is daarom goed mogelijk dat er een deel van het jaar buiten op het terrein van de kerkschool gehouden werd, op bankjes onder de bomen.Dat was minder extreem als het nu lijkt, want daar werden in de zestiende eeuw ook de corporele vergaderingen gehouden. Bij slecht weer schoolde en vergaderde men in de kerk. Een andere mogelijkheid is dat men altijd in de kerk les gaf en dat de schoolkerkhof de speelplaats was.

 

Het was hoe dan ook een gebrekkige toestand, vandaar ook dat de inwoners van Veghel hoopten dat door de bouw van een school ‘henne kijnderen dies te beter ende perfectelijcker souden geïnstrueert ende gesticht worden, ende altijt bij henne kijnderen eenen goeden meester souden hebben.’ Ook die hoop op een aanmerkelijk verbetering wijst eerder op een geheel nieuw schoolgebouw, dan op een vervanging van een oud gebouw. Ten slotte worden in de verklaring van 1598 de bijdragen en rechten van de inwoners versus de kerk gedetailleerd beschreven. Ook dat wijst eerder op een nieuwe situatie, dan op een verbouwing.

 

De betrokkenheid van de kerk bij het bouwen van de school past in de tijdgeest van de Middeleeuwen. In 1179 en 1215 werden op het derde en vierde Lateraans concilie in Rome besluiten genomen die de stichting van scholen gestimuleerd hebben. Alle parochiekerken die over voldoende middelen beschikten, werden gelast schoolmeesters aan te stellen. De Kerk hechtte belang aan het godsdienstige en zedelijke onderwijs aan de kinderen. Verder fungeerden scholieren overal als kerkzangers, dat was ook in Veghel (in 1539) het geval. In de eerste diocesane synodale statuten van het bisdom 's-Hertogenbosch uit 1571 werd voorgeschreven dat de dekens bij de jaarlijkse visitaties van de parochies het onderwijs dienden te bevorderen. Er mocht geen enkele schoolmeester aangesteld worden die niet door de bisschop of diens gemachtigde geëxamineerd en bekwaam gevonden was en de voorgeschreven geloofsbelijdenis niet had afgelegd. Er mochten geen boeken worden gebruikt die niet door de deken waren goedgekeurd. Volgens de Statuten van de Bossche synode van 1612 moest er onderricht gegeven worden in de Gregoriaanse zang en was ook het leren misdienen een verplicht vak.

 

 

School en schoolhuis onder één dak

 

Uit de bronnen blijkt dat in Veghel het huis van de schoolmeester en de school zich onder één dak bevonden. Het huis van de schoolmeester bevond zich aan de oostzijde, dat is aan de kant van het dorp. Het schoollokaal bevond zich aan de westzijde, dat is op bovenstaande tekening aan de kant van de Aa. Daar, aan achterzijde van het gebouw langs de Aa, bevond zich ook het secreet. In 1796 werd het schoolhuis aan de westzijde verlengd, er werd toen een tweede klaslokaal aangebouwd.

 

Op 17 maart 1808 schreef het gemeentebestuur dat Veghel toen ongeveer 3.000 inwoners had, want naar hun schatting ongeveer 300 scholieren betekende. Ze hadden ondervonden dat minstens 90 % van de boeren hun kinderen, zodra het vee van stal ging, hun kinderen van school hielden. ‘Deze uit boere kinderen bestaande tot het hoeden van vee en andere ligten arbeid geschikt, keeren niet eerder dan met den aankomende winther na dezelve weder’, en gingen dan slechts 3 of 4 maanden naar school. In de

winter zullen de klaslokalen dus wel volgezeten hebben, maar in de lente, zomer en herfst viel dat wel mee.

 

 

De tekening uit 1674

 

Er is een tekening bewaard gebleven uit 1674 met daarop de kerk en de brug over de Aa. Voor de kerk aan de linkse kant van de tekening staat nog een gebouw met aan weerszijden een schilddak. Dit was de toemalige Veghelse  school.

 

 

 

 

 

Het huis van de schoolmeester

 

Hoe het huis van de schoolmeester precies ingedeeld was, is niet bekend. De bronnen geven wel wat aanwijzingen. Niet alles wat vermeld wordt hoeft tegelijkertijd bestaan te hebben.

 

Er was een zolder en een trap naar de zolder:

-        1625-1636:  betaelt aen Thonis Handerick Jacobs, eenen dach getimmert ende een sulderken gemackt boven de kamer inde kuster huijs, compt 9 stuyvers’

-        1770-1771: betaald ‘voor reparatie aent schoolhuys van een trap aldaer’

 

Het schoolhuis had een oven:

-        1638-1639:  ‘heeft Corst den metser verdient aen den custers ooven de somme van’ 21 stuivers; ‘gegeven vant maecken vanden nieuwen oeven inde costerye ende (..), ter somme van’ 33 stuivers

-        1693-1694: ‘betaalt aan Jan Jacobs metselaar voor het maacken van een oven int schoolhuijs’ 4 gulden en 15 stuivers

 

En er was een schouw:

-        1643-1644: ‘alnoch stroij gedaen aende school dat int leem ende aen de schou gedaen worde, daer voor’ 10 stuivers

-        1712-1713:  ‘betaelt wegens metsel en plancken wegens de schouw en de school’

-        1778: betaald voor het repareren van de ‘schouwmantel aent schoolhuys’

 

Er was een kelder:

-        1691-1692: ‘den selven (Jan Bel, schoolmeester) voor steen en kalck tot het maacken van een kelder’ 30 gulden

 

Er was een keuken:

-        1763-1764: betaald voor ‘een vuurplaat in de cuiken vant schoolhuys’

-        Bestek 1776: ‘het ander cruyscosyn met het oude deurcosyn te plaatse in de keuke’

 

Er waren een grote en kleine voorkamer:

-        Bestek 1776: nog 3 van voornoemde nieuwe schuyffcousyne te stelle in de groote voorcamer, een dito in de klyne voorcamer

 

Er was een geut (kennelijk aan de westkant van het gebouw):

-        Bstek 1776: ‘het oude tot bolcousyn dat van de kelder camer sal komen weder te plaatsen op de geut’

-        Bestek `796: ‘het oude secreet soo als dit staat tegenover den geut in het westen’

 

 

Het dak

 

Het dak van de school en het schoolhuis was aanvankelijk van stro. Zo’n strooien dak vroeg veel onderhoud en in de dorpsrekeningen worden elke paar jaar uitgaven vermeld voor het onderhoud van het strooien dak. De materialen die daarbij genoemd worden zijn: dakstro, latten, geerden en dekbanden. Verder moest de dakdekker betaald worden. Bijvoorbeeld:

 

-        1614-1615: ‘aen Willem Aerts voir drye vymmen ende 2 busselen dackstroy by hem gedaen aent huys van den schoolmeester, die vym tot’ 30 stuivers, komt op 4 gulden en 16 stuyvers

-        1642-1643:

o   ‘hebben de selve borgemeesteren gecocht dackstroij tot custers huijs’ voor de somme van 10 gulden 5 stuivers

o   ‘noch gecocht daer toe latten, geerden ende deckbanden, daervoor gegeven’ de somme van 3 gulden en 4 stuivers

o   ‘aen de decker Aert Jan Jacobs voor drije daegen decken, de somme van 1 gulden en 10 stuivers

 

Als het stro vervangen werd, werd het oude dakstro soms verkocht. Zo vermeldt de dorpsrekening van 1755-1756 bijvoorbeeld:

-        ‘ontfangen wegens eenig out dackstroij gecomen van custerye huijsinge den 10 junij 1755 publicq vercogt’, 2 gulden en 11 stuivers

-        ‘ontfangen wegens dakstroij gecoomen van voorschreven gemeentens schoolhuijsinge den 14  augustus 1755 publicq vercogt’, 2 gulden en 10 stuivers

 

Het dak was aan de uiteinden voorzien van een schild, wat ook op de afbeelding te zien is.

-        1638-1639:  ‘ende van leegh gerden te leveren tot het decken vanden achtersten schilt, ter somme van’ 33 stuivers

-        Het schild wordt ook genoemd in het bestek van de verbouwing van 1741

 

Dergelijke uitgaven voor het onderhoud van het strooien dak van de school vinden we vermeld tot en met de dorpsrekening van 1771-1772. De laatste vermelding luidt:

 

-        ‘aen Wilhelmus van der Putten voor 300 lb (= pond) dakstroy, dekgeerden, banden en dekloon op de schoolhuysinge alhier verdient, betaelt’ 6 gulden, 5 stuivers en 8 penningen

 

Daarna houden deze vermeldingen op, omdat het strooiendak door een pannendak vervangen werd. Op 9 april 1776 werden ‘eenige reparatien en vernieuwinge soo aen de pastorye als aan de schoolhuysinge’ openbaar aanbesteed. Het bestek van deze aanbesteding is bewaard gebleven. Hierin staat onder andere:

 

-        Den aannemer sal vant gemeentens schoolhuys en school moeten afbreken al het oude stroy en latten

-        Den aannemer sal de oude pannen die goedt bevonden worden van het dak van onder moeten afnemen en weder mogen gebruyken op het dak naast den hof en verders de geheele cap te dekken met beste rode uijtroijtse pannen

 

Hieruit blijkt dat al voor 1776 een deel van het dak uit pannen bestond. Het was tot in de twintigste eeuw niet ongebruikelijk dat het onderste deel van een dak uit pannen bestond en het bovenste deel uit stro. Na deze vernieuwing van de school worden reparaties aan het dak nog maar zelden genoemd in de dorpsrekeningen.

 

-        In 1790-1781 werd de metselaar betaald voor 8 dagena rbeidsloon ‘ aent dak der school en schoolhuysinge’.

-        1808: Voor arbeidsloon met het bezetten der pannen etc. aan ’t school en pastory huis 19-18-0

-        1809: Volgens ordonnantie en quitantie betaalt aan Willem Verweyen en Francis van Dyk, meester metselaars, voor gedane arbeid, en aan Fransis Manders, koopman, voor geleverde pannen tot reparatie vant raad-, school- en pastory huising, de somme van 34-10-8

 

Op 14 juli 1796 werd de school vergroot. Het bestek schrijft onder andere:

 

-        Wijders moet hy aannemer soo haast als den timmerman de nieuwe kap op het nieuwe gebouw in order gestelt en gewerkt hebbende deese geheele kap te saamen met den timmerman bespannen ofte beslaan met goede panlatten en wyders de geheele kap beleggen met beste rode pannen.

 

 

De wanden

 

In de eerste helft van de zeventiende eeuw waren de wanden van de school nog gemaakt van vitselstek. Dat waren gevlochten twijgen waar leem tegenaan was gesmeerd. Vermeldingen uit de dorpsrekeningen:

 

-        1634-1635: ‘opten selven dach doen hadde Gerit Ariens aen de school gevidt ende doen verteert in kost ende bier te samen’, 16 stuivers

-        1635-1636: ‘Gerit Antonis Koenen heeft gewerckt aenden kusters huijs den tijt van vijff dagen doen hy de wanden daer aen hadde gevidt ende gelympt ende des dachts verdint op syn selfs kost’ 10 stuivers, ‘compt ter somme van’ 2 gulden en 10 stuivers

 

 

Uit het bestek van de verbouwing van de school in 1741 blijkt dat inmiddels alle buitenmuren van steen waren:

 

-        Eerstelijk sal den aannemer de teijndense meur vant schoolhuijs aff breecken en negen voeten terug setten, en hoog twaalff voet op te metselen

-        Ten vierde sal den aannemer de meur aan de noortseij op metselen

-        Ten vijffden sal den aannemer aan de suijdzyde de meur uyt de gront moeten op metselen negen voet lanck, de hoogte van het woonhuys en de oude meur moeten opmetselen aan de selve hoogte

-        Ten 8 sal den aannemer moeten maken aan de camer aan de oostzyde de meur affbreeken en weder moeten opmetselen

-        Item moet de aannemer in de selve kamer aan de suyd syde in de grondt aff breeken den meur en weder opmetselen

 

Wanneer werden de wanden van vitselstek (vermeld in 1635-1636) vervangen door stenen muren (vermeld in 1741)? De dorpsrekeningen vermelden nog:

 

-        1643-1644: ‘alnoch stroij gedaen aende school dat int leem ende aen de schou gedaen worde daer voor’, 10 stuivers

-        1691-1692: Betaalt aan stroo, latten, gaarden, fitsel etc. tot de school’, 12 gulden en 17 stuivers

-        De laatste keer dat we uitgaven voor leem in de dorpsrekeningen vonden is in 1704-1705.

 

Daarna worden er wel uitgaven genoemd voor kalk, stenen en arbeidsloon voor metselaars. Uitgaven voor kalk, stenen of metselwerk aan de school worden al vanaf 1636-1637 genoemd:

-        opten 9en augusty doen steen gecocht toten schoel van Anthonis Corneliss voor de somme van’ 20 stuivers; ‘ende gegeven van de selve steen te vermetssen aen de schoole de somme van’ 18 stuivers

 

Er staat dan niet bij waarvoor dat precies was, en als het er wel bijstaat, dan was het voor de schouw, schoorsteen, kelder of een stenen vloer. Het een en ander wijst er op dat de muren in het begin van de achttiende eeuw vervangen werden door stenen muren. Er kan ook sprake zijn geweest van een geleidelijke overgang waarin eerst buitenmuren van steen werden gemaakt en pas later de binnenmuren. In 1741 waren de stenen muren versleten en werden ze vervangen. Die moeten er toen dus al tientallen jaren geweest zijn.

 

Een andere mogelijkheid is te lezen in een verzoek aan de Staten Generaal uit 1751. De wanden van de kapel van Eerde bestonden tot dat jaar voor de onderste 3 voet uit een stenen muur en daarop stond een lemen wand van 3 voeten. Verzocht werd om de hele muur van steen te mogen maken. Het is goed mogelijk dat orspronkelijk in de Veghelse school de wanden ook deel van steen en deels van fitselstek (leem) waren, omdat zowel rond 1636 zowel fistelstek als metselwerk genoemd worden.

 

De vloer

 

De dorpsrekeningen verrmelden de volgende uitgaven voor de vloer:

 

-        1732-1733: ‘1500 clincker steene tot de vloer in de school en voor het leggen’

-        1738-1739: ‘voort leggen der plavuijsen int schoolhuijs’

-        1764-1765: ‘voor 500 harde steenen met het leggen van de vloer int schoolhuys’

-        1769-1770: ‘metselaer voort repareren aen de vloer int schoolhuys met leverantie van steen en sant te samen met den uperman’

-        1777-1778: voor het leggen van een stoep

 

 

Ramen en ruiten

 

Er waren ruiten in de vensters van de school. Die moesten nogaal eens gerepareerd worden, elke paar jaar worden er wel uitgaven voor het vervangen van ruiten vermeld in de dorpsrekeningen. Dat er vaak ruiten sneuvelden was mede het gevolg van de baldadigheid van de jeugd. Op 3 juni 1679 ordonneerden de schepenen van Veghel:

 

-        ‘dat niemant voortaan ende nae desen sal hebben te werpen met steenen ofte eenig ander instrument tegens den toorn ende op het dack van de kerck, item in ende tegens de glaesen van de kerck, raadthuijs ende schoolhuijs met sijne wooninge’

 

Enkele voorbeelden uit de dorpsrekeningen.

 

-        1642-1643: op 13 december 1642 ‘aen Aert Claes Quens gegeven vande glaes te maecken inde schoel de somme van’ 4 gulden

-        1652-1653: Op 20 december 1652 ‘betaelt aenden gelaesmaker tot Gemert vant repareren des gelaes aent schoolhuijs ter somme van’ 22 stuivers

-        1658-1659: ‘betaelt aen Jan van Driele gelaesmaker 2 gulden van de gelaes aen de school te maken’. Jan van Driel wordt tot 1679-1680 geregeld genoemd in de Veghelse dorpsrekeningen. Daarna zijn zonen Jan en Gerit die als ‘glaesenmaeckers’ in het voetspoor van hun vader traden.

-        De ruiten werden met lood vastgezet, 1764-1765: betaald aan ‘meester glasemaker voort maaken en verloijen der glasen in de school en huijsinge’, en in 1770-1771: aan de ‘meester glasemaker, voor glasen, loot en arbeytsloon’

 

 

In het bestek van 1741 wordt ook informatie over de ramen in de school gegeven:

 

-        Er bevond zich een raam in de eindgevel van het schoolhuis

-        In de muur aan de noordzijde bevond zich al een raam, er worden twee nieuwe ramen bij geplaatst van 3 bij 2 ½ voet, waarin ‘vast glas met eijsere roijen van binnen’ gezet moeten worden. De ramen moeten worden voorzien van luiken

-        Bij de lessenaar wordt een ‘nieuw cloosterraam’ gemaakt van 3 voet breed en 6 voet hoog, ‘onder met een venster en binnen met een raamken en booven met een vast glas hangen en sluijten, gelyck alst tegenwoordig is sluijtende’

-        De muur aan de oostzijde van de kamer moet opnieuw opgemetseld worden ‘en daer in moeten maken een nieu twee ligt hoog en breet 4 voet’, zoals al het geval is ‘en daar in vier eijsere speijlen gelijck de oude, en nog moet den aannemer nieuwe vensters en nieuwe glas ramen met glas daer in en hangen en sluijten ende de dickte en swaarte gelijck de oude’

 

Het bestek van 1776:

 

-        Er moet een dakvenster gemaakt worden hoog 4 voet 6 duim en breed 3 voet 8 duim, waarin twee glasramen geplaatst worden

-        Er worden zes nieuwe schuifkozijnen geplaatst van 6 voet 3 duimen bij 4 voet.

-        Den aannemer zal ‘in de grote voorkamer de oude cruyscousyne met het oude deurcosyn van voren en de cruyscousyn in de klyne voorcamer’ en een vast raam maken.

-        Twee van de uitgebroken kozijnen worden in de westgevel van de school geplaatst, waar  eerst ‘de oude bolcosyn’ uitgebroken zal worden, ‘ het ander cruyscosyn met het oude deurcosyn te plaatse in de keuke’, waar de oude raamkozijn en deukozijn uitgebroken worden. Die oude deurkozijn wordt ‘in het secreet’ geplaatst, en ‘het bolcosyn’ op de geut.

 

 

Timmerwerk

 

In de dorprekening worden uitgaven vermeld voor hout, spijker en arfbeidsloon van de timmerman voor de school en het schoolhuis. Meestal staat er niet bij waarvoor dat precies was. Als het er wel bijstaat dan was het voor een houten dorpel, reparatie van een deur of een raam, het  repareren van de trap, de zolder of het dak, of voor schoolbanken. Enkele voorbeelden:

 

-        1635-1636: ‘betaelt aen Thonis Handerick Jacobs, eenen dach getimmert ende een sulderken gemackt boven de kamer inde kuster huijs, compt 11 stuyvers, ende tot het selve sulderken gedaen de plancken belopen de quantitijt van 82 voete plancken voor iedere voet eenen stuyver, ende tot een duer int tselve huijs gedaen de plancken de quantitijt van 16 voeten, oock iedere voet 1 stuyver) alnoch heeft den selven Tonis gewerckt aen de school 3 ½ dach op sijn selfs kost verdient dachts 10 stuyvers’

-        1645-1646: ‘vuitgegeven aen Henric Diricx Schreijnwercker van de schoolmeesters deur te maken daer aen verdijent’, 22 stuivers

-        1740-1741: Betaald aan de ‘timmerman voor lijste en schrijffbanke in de school’, en ‘voort maken van een glasraamke int schoolhuys’

-        1770-1771: Betaald aan de ‘timmerman voor reparatie aent schoolhuys van een trap aldaer’

-        1774-1775: Betaald aan de ‘timmerman voor een durpel aen de school’

-        1791-1792: ‘voor leverantie van hout tot reparatie van de raamen en deurgebont van de schoolhuijsing’

 

Het houtwerk werd geverfd.

-        1751-1752:  ‘Voort verwen vant schoolhuijs met voor de geleverde oly en verw’

 

 

 

Werk voor de smid

 

Uitgaven voor de smid voor reparaties van de school waren zeldzaam. Hij werd af en toe betaald voor geleverde spijkers, en voor reparaties van gehengen en ijzeren glasspijlen. Enkele voorbeelden:

 

-        1760-1761: Betaald aan de ‘meester smit voort maken van eenige glas speylen aant schoolhuijs’, en ‘voort maken van geheng aant schoolhuys en clinghnagel’

-        1773-1774: Betaald ‘voor eyserwerk tot de schooldeur’

 

 

Oven, schouw en schoorstenen

 

Op de tekening uit 1674 tekenen drie schoorstenen uit het dak. Twee schoorstenen kort bij elkaar aan in de woning vaan de schoolmeester aan de oostzijde kort bij de nok, en een lange schoorsteen aan de westzijde, dat is het klaslokaal, aan de zijkant. Misschien dat er aan de andere kant van het gebouw ook nog het een en ander uit het dak stak, maar drie lijkt wel voldoende zijn geweest. De bronnen vermelden een oven en een schouw in het huis van de schoolmeester en verder werd het schoollokaal in de winter verwarmd.

 

 

De oven

 

-        1638-1639:  ‘heeft Corst den metser verdient aen den custers ooven de somme van’ 21 stuivers; ‘gegeven vant maecken vanden nieuwen oeven inde costerye ende (..), ter somme van’ 33 stuivers

-        1693-1694: ‘betaalt aan Jan Jacobs metselaar voor het maacken van een oven int schoolhuijs’ 4 gulden en 15 stuivers

 

 

De schouw en schoorsteen

 

De schouw en de schoorsteen waren in 1643-1644 van binnen met leem besmeerd.

 

-        1643-1644: ‘alnoch stroij gedaen aende school dat int leem ende aen de schou gedaen worde daer voor’, 10 stuivers

 

In 1712-1713 was minstens een deel van de schouw en schoorsteen gemetseld:

 

-        1712-1713:  ‘betaelt wegens metsel en plancken wegens de schouw en de school’ 3 gulden en 11 stuivers; ‘en arbeijtsloon wegens het repareren van de schoolmeesters huijs door het vallen van den schou veroorsaeckt op St. Lambertsdach door den harden wint’ 36 gulden, 19 stuivers en 8 penningen

 

Waarschijnlijk was het deel dat uit het dak stak het eerst van steen. Het brandreglement van 1732 schrijft immers voor:

-        Dat ook de schoorsteenen ten minsten drye voeten hoogte uyt het dak moeten met steen wert opgetrocken.

 

Het brandreglement van 1744 gaat een stap verder schrijft voor dat de schouwen en schoorstenen helemaal van steen gemaakt dienen te zijn:

-        Indien er in eenige nieuwe huijzen of woningen in of aen de straet alhier metter tijd mogten werden opgebouwt zoo zullen dezelve in muren of wanden ter hooghte ten minstens van ses voeten moeten worden opgetrokken, behoorlijke haertsteden van steen en schoorsteenen gemaekt.

 

Ongetwijfeld heeft het schoolgebouw aan dit voorschrift voldaan. Het brandreglement werd immers uitgevaardigd door het dorpsbestuur dat tevens verantwoordelijk was voor het onderhoud van het schoolgebouw.

 

Het bestek van de verbouwing van de school en het schoolhuis in 1741 schrijft over de schouw:

 

-        Item den bogen in de schouw affbreeken en weder moeten opmetselen als te vooren

-        Den aannemer sal ook moeten vermaken den oude schouwmantel lanck 7 voet en aan wederseyde 2 ½ voet uijt de meur

-        Item sal den aannemer de oude schouw affbreecken ende het oude hout daar weder aan gebruijcken als het goet is en soo niet nieu hout daar toe te doen

-        Ook sal den aannemer de schou moeten digt maaken, latten tegen malcander en wel moeten besmeeren van binnen ende van buyten

-        Nog sal den aannemer voor de schouw moeten maken een nieuw moderne leyst

 

De  schouw en  schoorsteen moesten ook geveegd worden:

 

-        1737-1738: ‘aan den selven (Jan Eymberts) voort schou veegen van de school’, 4 stuivers

 

 

Het secreet

 

Een ‘secreet’ of ‘privaat’ was wat we tegenwoorig een toilet of WC noemen. Het brandregelement van Veghel van 1744 schrijft voor alle inwoners van Veghel voor:

 

‘Maer zal ook voortaen moeten geobserveert worden van alle een iegelijk der inwoonders dezes dorps dat se geen secreet meer onder de orsen van de daken maken, of waer het ook is, van strooi in ’t geheel, maer de secreeten zullen op vier mikken moeten staen ten minsten vier treden van de daken en dat wel op vier mikken, bevit en besmeert zijnde tot vijf voeten hoogte met leem en met strooi of pannen gedekt, zo als best zal convenieeren, wel verstaende dat se ook met geen pijp daer op gaen mogen.’

 

De dorpsrekeningen vermelden:

 

-        1692-1683: ‘betaald aan Willem Jacobs de Rimmerman voor het maken vant huijsken bij de school’

-        1782-1783: betaald voor reparaties ‘aent secreet vant schoolhuys’

 

Het bestek voor de reparatie van de school in 1741 schrijft voor:

 

-        ‘Ten tweeden sal den aannemer het secreet buyten uyt setten in de midden aff maken en dat de kinder van de kerkhoff op konnen gaan’

 

Het bestek van 1776:

 

-        De oude deurkozijn uit de keuken wordt ‘in het secreet’ geplaatst.

 

 

In 1796 bevond het secreet zich buiten tegen de westgevel van de school, dat was de kant die naar de Aa gekeerd was. In dat jaar werd er tegen die westgevel een klaslokaal bijgebouwd. Uit het bestek:

 

De metselaar:

-        ‘den aannemer zal zo haast als den ouden gevel en het secreet weweg gebroken en geruijmt zijnde ..’

-        ‘en zal weeder op deselvde wijs gelijk als het oude secreet afgebroken is van den ouden gevel wederom een dito nieuw moeten metselen teegen den nieuwen gevel in het westen, edog zal den timmerman het hout en timmermans werken moeten verigten.’

 

De timmerman:

-        ‘nog te maken op den put van ’t privaat een eyke raam van swaarte en dikte van het fatcoen van de oude’

-        ‘wijders zal den aenneemer gehouden zyn aan het oude secreet soo als dit staat tegenover den geut in het westen het timmermans werk af te breeken en zoo haast als de nieuwe geevel gemaakt en in order gebragt is het selve weeder teegen den voorschreven nieuwen geevel op de selvde wyse worden te bewerken ende alle het oude houtwerk weeder te gebruyken zooverre het selve bestaanbaar bevonden zal worden.

 

 

De Put

 

De put bij de school werd in 1757-1758 aangelegd. In 1782-1783, dat is 25 jaar later, werd er een nieuwe put aangelegd.

 

-        1757-1758: betaald ‘aan Joannis Willem Hendrix voor geleverde harde steen 200 met voort aanhalen vant sant alles aan de put aldaar aant schoolhuys gebruykt’, ‘item publicq besteedt het maken van eenen nieuwen putswengel’

-        1766-1767: betaald ‘aan Gerbrandts voor een swengel aan de put vant schoolhuys’

-        1782-1783: betaald ‘voor 3700 steenen gebruykt aen de nieuwe put aen de schoolhuysinge alhier, Voor twee mudden kalk voor de put aent schoolhuys’

-        1782-1783: betaald voor een ‘houvast en nagels aen de put vant schoolhuys, voor een rad in de put vant schoolhuys, swengel en steyger en voorspon en arbeytsloon’

-        1783-1784: betaald aan de ‘metselaer, voer lesse van kalk, werke aen de put aldaer met den uperman’

 

 

De schoolbanken

 

Uit de dorpsrekeningen:

 

-        1718-1719: ‘betaelt aen Willem Verbruggen, meester timmerman, voort maken van bancken in de school’

-        1731-1732: ‘betaalt aen den selven (Daniel van Bergyk) voor ’t maken van een nieuw schoolbancken, planken en verdere toebehoorten, alles volgens de publique conditie ende aenneminge’

-        1740-1741: betaald aan de timmerman ‘ schrijffbanke in de school’

-        1751-1752: betaald voor ‘de schryfftafel voor de schoolkinder’

-        1755-1756: betaald aan’ Hendrik van Deurn, meester smit, voort maken van nagel tot de schoolbancken’

-        1757-1758: ‘publicq besteedt het maken van bancken in de school’

-        1760-1761: betaald aan de ‘timmerman voor ’t repareeren van de lessenaar en bancken in de school met verschot van hout en nagel’

-        1762-163: betaald aan ‘Adriaan van der Eerde wegens ’t maken van banke in de school’

-        1764-1765: betaald aan ‘Adriaan van der Eerde, meester timmerman, voort maken van banken in de school’

 

Uit het bestek van 1741:

 

-        ‘Item sal den aannemer moeten maaken een beschot voor op de lessenaar van gelaagde deelen de hoogte en breete als hem aangewesen sal worden’

-        ‘Den aannemer sal moeten maken een nieuw schrijffbanck van 18 voetse duijmse delen met nieuwe sitbancken daar om, nog 4 à 5 sitbancken daar bij soo als de oude nu sijn’

 

 

De verwarming van de school

 

Aanvankelijk was er een open vuur in een schouw, want in de dorpsrekening van 1740-1741 wordt een uitgave vermeld voor ‘een tang en vuureijsers in de gemeentens school’. In 1796 werd een kachel aangeschaft. Uit de dorpsrekening van dat jaar:

 

-        ‘Volgens ordonnatie en quitantie betaalt aan Lambertus van Buel wegens gedaene verschotte van een kaggel en buijse ten dienste van de school, de somme van’ 20 gulden en 1 stuiver

 

Tot in het begin van de negentiende eeuw moest de schoolmeester de verwarming van het klaslokaal uit eigen zak betalen. Pas vanaf 1805 komen er in de dorpsrekeningen betalingen voor voor de verwarming van de school.

 

-        1805: Voor de leverantie van een kar steenkolen met de vragt van Langel tot hier voor den school

-        1805: den 17 januari voor een kar klot tot brand in de school

-        1806: Karren turf in de school

 

 

Op 28 oktober 1807 sloot het gemeentebestuur van Veghel een overeenkomst met schoolmeester Lambertus van Buel over de verwarming van de school. Ze gaven daarmee gevolg aan artikel 37 van het scshoolreglement van 20 januari 1807.

 

-        Dat de schoolonderwijzer vanaf 1 september 1807 ‘tot behoorlyke verwarming van het schoollocaal dezer gemeente de nodige brandstoffen zal leeveren en daartoe gebruiken

-        Dat dezelve zullen bestaan uit goede deugzame en droge haardturf of zogenaamde Boekelse klot en droog eiken, beuken, ypen, essen of berkenhout en dat derhalve geen willige, poppelen, heelen of ander vooshout zal mogen geleeverd of gebruikt worden.

-        Dat het hout niet te dik en op behoorlyke lengte om in de kachel gestookt te worden zal moeten gekort zyn.

-        Dat ook zonder speciaal consent van het gemeentebestuur geen steenkolen mogen gelevert of gestookt worden.

-        Dat de onderwyzer zich zelve zal moeten verzorgen de nodige plaats tot berging der door hem te leveren brandstoffen, dezelve goed droog houden, daar van int wintersaisoen ten minsten een maand in voorraad hebben.

-        Dat het gemeentebestuur jaarlyks zal bepalen de tyd van en tot welke de kachel in en tot verwarming van het schoollocaal zal moeten gestookt worden. Dat den onderwyzer zich daar na promtelyk zal gedragen en zorgen dat in die tyd op elke schooltyd van het begin tot het einde het schoollocaal behoorlyk verwarmd zij en blyve, en dat daar toe int zelve de nodige voorraad voor handen is.

-        Dat aan de onderwyzer voor de leverantie en preestatie van al het geene voorschreven jaarlyks in de maand december en eerstmaal in 1807 uit de dorpskasse 36 gulden zal worden betaald.

 

Hierna werd elk jaar 36 gulden aan de schoolmeester betaald voor brandstoffen voor de school.

 

 

De overname van de school door de gereformeerden

 

In 1648 werden in de Meierij de katholieke schoolmeesters vervangen door gerformeerden. In 1649 wordt de gereformeerde schoolmeester Aelbert Sterckman in veghel vermeld. Ook werden de ‘geestelijke goederen’, de bezittingen van de kerk en bijvoorbeeld ook de inkomsten van het beneficie van de kosterij door het land geconfisqueerd. Het een en ander leidde in Veghel de vraag of voortaan niet het dorp maar het land voor het onderhoud van de school zou moeten zorgen. Uit de dorpsrekening van 1650-1651:

 

-        Optten 20en juny Matys Peters ende Geryt Geryts gevaceert tot Roy om te sprecken den rentmeester Battem aengaende de reparatie der schoole ende doen verteert 2 gulden en 6 stuyvers

-        Optten 15en september Matys Peters gevaceert ten Bossche om te beraden bij een advocaet wat men doen soude rakende de reparatie der schoole, verteert 15 stuyvers

-        Optten 28en september Micgiel Donckers ende Geraert Geraerts gevaceert tot Roij ende aenden geestelycken rentmeester een reyt gepresenteert rakende de reparatie der schoole daer aff gegeven 6 stuyvers

-        Opten 29en september Micgiel Donckers gevaceert ten Bosch om te spreken de comisse Bloemmaerts ende beraden aen advocaten gegeven van een reyt in te stellen 12 stuyvers ende verteert 16 stuyvers

-        Optten 30en  september Micgiel Donckers ende Heyman Henrick Heymans met pert ende kerre gevaceert ten Bosche om te halen de comis Bloemaert om het werck op te nemen vande reparatie der schoole ende doen aen Bloemaerts vrou geschoncken twee coppelen hoender, daer voor betaelt 23 stuyver ende verteert 35 stuyvers

-        Item gecocht vyer vimmen dackstroij tot de school ende daer voor betaelt 11 gulden 15 stuyvers, ende gecocht latten, roeijen ende bant ende daer voor betaelt 3 gulden 3 ½ stuyvers, alnoch betaelt aen Arien Willems van verdient deck loon op syn selfs cost 2 gulden 4 stuyvers

-        Optten 12en october ten huyse Dries Lamberts tot Shertogenbosche verteeert door Thijs Peters, Geraert Geraerts ende de comies Bloem ende den lants timmerman om malcanderen te spreken over de reparatie der schole ende bedragende de teringe 2 gulden 4 stuyvers

-        Item aenden selven alnoch betaelt ter somme van 3 gulden 12 stuyvers van verschooten gelt in twee reysen gedaen tot Roy als wanneer aen den heere rentmeeste hadde te spreken van de school

 

Wat er in Den Bosh allemaal besproken is, is niet bekend. Veghel bleef in elk geval zelf het onderhoud van de school bekostigen.

 

 

De bestekken

 

Het bestek van de aanbesteding op 15 januari 1741

 

Besteq off conditie waar op heeren regenten van Veghel publicq naar voorgaende proclamatie aan de minst aennemende sullen besteeden de navolgende nieuwen wercken aent schoolhuijs

-        Eerstelijk sal den aannemer de teijndense meur vant schoolhuijs aff breecken en negen voeten terug setten, en hoog twaalff voet op te metselen tot den kovel balck toe, deselve raam tegenwoordig daar in staande weder in te setten, in die selve meur een nieuw deur gebont in te setten naast de kerckhoff, hoog ses voet binnen werck, breet drije voet min een duijm, het hout dick ses duijm en drije en een halff van goet eijcken hout en een nieuwe deur daar in te maken van gesaagde deelen van binnen en van buyten geschaaft met drye clampen op genagelt. Den aannemer dal de oude gehenge vernieuwen, soo de oude niet goet en syn

-        Ten tweeden sal den aannemer het secreet buyten uyt setten in de midden aff maken en dat de kinder van de kerkhoff op konnen gaan

-        Ten derden sal den aannemer de solder aff breeken tot de balck toe en daar in seven nieuwe ribben van 4 à 6 rijnlanse maat, lanck 18 ½ voet, de twee ribben op den balck vast te maken met twee houtere nagels vast te maken aan d’ ander eijnt. Den aannemer sal twee anckers maken de schoet lanck twee voet, de vere lanck 17 duijms eijser met vier nagels ider vier vast genagelt

-        Item sal den aannemer een nieuwe solder daer op leggen van nieuwe duijmse deele van 18 voet en van onder schaven en regt te streijken en te ploegen ende veeren daer in malcanderen te drijven op ieder rib te nagelen met 3 10 ponse nagel

-        Ten vierde sal den aannemer de meur aan de noortseij op metselen seven voet en een halff

-        Item sal den aannemer daar in setten twee nieuwe raamen drije voet hoog binnen werckx en breet twee en een halve voet, het hout dient 6 en 4 rijnlanse maat

-        Item sal den aannemer moeten maken daar een vast glas met eijsere roijen van binnen

-        Ten vijffden sal den aannemer aan de suijdzyde de meur uyt de gront moeten op metselen negen voet lanck, de hoogte van het woonhuys en de oude meur moeten opmetselen aan de selve hoogte

-        Item moet deselve aan de zeyde een twee ligt maken, de hoogte binnenwerkx drye voet, de breete 4 voet min twee duijm

-        Item moet den aannemer maken luijken met vensters en binnen met raamkens en met glas daar op en hangen en sluyten als de oude raam daar neffens staande

-        Item moet den aannemer de raam stellen daar het hem aangewesen sal worden

-        Iten sal den aannemer moeten maaken een nieuw clooster raam, aan de lessenaar drije voet binnenwerckx ter hoogten ses voet, buytenwercx, onder met een venster en binnen met een raamken en booven met een vast glas hangen en sluijten, gelyck alst tegenwoordig is sluijtende

-        Item sal den aannemer moeten maaken een beschot voor op de lessenaar van gelaagde deelen de hoogte en breete als hem aangewesen sal worden

-        Item sal den aannemer moeten maken een vierkant gat daar toe hoogte en breete 11 duijm daar in setten een vast glas

-        Item sal den aannemer moeten setten een duijmse planck teijnden de lessenaer gelyck hem aangewesen sal worden

-        De banck te vernieuwen aan het vuur gelyck aangewesen sal worden

-        Den aannemer sal moeten maken een nieuw schrijffbanck van 18 voetse duijmse delen met nieuwe sitbancken daar om, nog 4 à 5 sitbancken daar bij soo als de oude nu sijn

-        Ten sesde sal den aannemer moeten de schilt affbreeken en de wurm nieuwe eijnde aanmaken en suffisant met smis nagel daar aan lassen. De wurm moet sijn lanck 10 off 11 voet, soo swaar en dick als de oude

-        Iten den aannemer sal moeten nieuwe cast houter daar setten na den eijsch vant werck en het ouwe hout van den schilt weder aan gebruyken

-        Item sal den aannemer dat nieu eyndt moeten opdecken ende alles daar toe leveren, latten, nagels, stroij, roijen ende bande

-        Ten 7 sal den aannemer moeten maken in het voorhuijs van wederseyde een halve steense meur, hoog 10 voet de breete 15 voet

-        Item sal den aannemer moeten maken twee nieuwe dulpers onder de twee deurgebonde, de dickte 4 en 6 van goet hart eijcken hout

-        Ten 8 sal den aannemer moeten maken aan de camer aan de oostzyde de meur affbreeken en weder moeten opmetselen, breet omtrent 33 voet en de hoogte 9 voer en daer in moeten maken een nieu twee ligt hoog en breet 4 voet en 4 duijm buijtenwercx off gelijk de oude daar in is staande en daar in vier eijsere speijlen gelijck de oude, en nog moet den aannemer nieuwe vensters en nieuwe glas ramen met glas daer in en hangen en sluijten ende de dickte en swaarte gelijck de oude

-        Item moet den aannemer daar in leggen 11 nieuwe ribben lanck 17 voet met een roostel voor de schou, de ribben dick 4 à 6 duijm eijken oft graine soo den aannemer sal believe daar op moeten leggen eenen nieuwen solder van duymse deelen van ondere schaaven en rigten ploegen en met veeren wel digt in malcanderen dreijven en wel nagelen, ider rib met ponse nagel

-        Item moet de aannemer in de selve kamer aan de suyd syde in de grondt aff breeken den meur en weder opmetselen lanck 16 voet en soo hoog als te vooren

-        Iten den bogen in de schouw affbreeken en weder moeten opmetselen als te vooren

-        Alle het metselwerck met goeden en bequame mortel moeten maken

-        Den aannemer sal ook moeten vermaken den oude schouwmantel lanck 7 voet en aan wederseyde 2 ½ voet uijt de meur

-        Item sal den aannemer de oude schouw affbreecken ende het oude hout daar weder aan gebruijcken als het goet is en soo niet nieu hout daar toe te doen

-        Ook sal den aannemer de schou moeten digt maaken, latten tegen malcander en wel moeten besmeeren van binnen ende van buyten

-        Nog sal den aannemer voor de schouw moeten maken een nieuw moderne leyst

-        Item sal den aannemer de kerckmeur boven en int ront van most ende alle oncruijt reijnigen en daer ’t noodig is de oude voegen uijt veegen en weder met goeden calck invoegen en vernieuwen, en alle reeten toe smeeren gelijck mede alwaar steenen mancqueren op te metselen en alles in goeden staat te stellen

 

De dorpsrekening van 1741-1742 vermeldt:

-        Het schoolhuijs deses dorps van Veghel in een desolaten staat wesende, hadden regenten de nootsaackelijcke reparatien eens laren examineeren, ’t geene met het vergrooten van de school soo hoog quam te beloopen dat schepenen oordeelde beste en dienstigste voor de gemeente te weesen een geheel nieuw schoolhuys en school te laaten maaken, welcke nieuw schoolhuys ende school naar geformeert bestecq en gedaane publicatie op den vijffthienden january 1741 publicq hebben besteedt en aangenomen bij Frans Verhaigen, timmerman, boven en behalven den affval van de oude hujsinge die den aanneemer ook hadden voor de somme van 770 gulden

 

Het resolutieboek schrijft op 27 april 1743:

 

De borgemeesters van 1741 moeten Frans Verhagen 770 gulden betalen voor het maken van een nieuw schoolhuis en school. In totaal hebben zij nog maar 560 gulden en 5 stuivers betaald. De rest wordt maar niet betaald, ondanks minnelijke aanmaningen. De schepenen bevelen de borgemeesters om binnen 14 dagen het resterende bedrag te betalen, op straffe van een boete van 1-10-0 per dag.

 

 

Het bestek van de aanbesteding op 9 april 1776

 

-        Den aannemer sal vant gemeentens schoolhuys en school moeten afbreken al het oude stroy en latten en dan naalt brengen boven in de cap van denne rib houd swaar 3 en 4 duym, en aan de schoorsteen pypen met 1duymen eyser aan malkanderen coppelen en met 7 à 8 anker nagels te spykeren. Ook sal den aannemer van buyten de opscheuten moeten afhakken off te opvullen, soodanig dat het van buyte regt en onder een lyn is en dan de cap voorders te beslaan met beste gryn 1 à 1 ½ duym latte en brenge aan de boven cant die nog mogte goed bevonden worden en verders te verdeelen ten uijterste op 11 duym van malkanderen van boven kant tot benedenkant alles gerekent tegen rynlandse duymen.

 

-        Den aannemer sal de oude pannen die goedt bevonden worden van het dak van onder moeten afnemen en weder mogen gebruyken op het dak naast den hof en verders de geheele cap te dekken met beste rode uijtroijtse pannen, de hoekkepers te versien met ruyters in dikte en breet soo vereyst word ende selve te beleggen met vorstpannen, soo ook boven de naelt, en het geheel dak te bestryken en digt maken met beste bewerkte haer calk.

 

-        Nog sal den aannemer moeten bewerken een lijst van vooren langs onder het dak en om de gevels om (carnaken) soo verre als het mogelyk is deese lyst op syn sprong te schaven, van gryne 2 duym dick, sierlyk bewerken soo het behoort ter genoege der here besteders.

 

-        Den aannemer sal moeten maken een dakvenster en die stellen op de muurplaat daar aen gewesen sal werde, het ribhout swaar 4 en 6 duym, hoog in den rug 4 voet en 6 duym, breet 3 voet 8 duym, in het cosyn te maken twee glasramen te maken van gryne 1 ½ duym hout, breet 2 ½ duym en ieder raam te verdeelen twee ruyten in de breete en 5 in de hoogste, de spyle van een duym gryne hout en de rontjens van eyke sprey, daar men puntjens op nagelen, het glas best Frans glas wel beset en bestreke met goede gewerke stopverff, de glase van buyten afhangen met raam beslag en van binnen sluyten met schuyven, nog van buyten versien van goede winthaken, de dakvenster te bewerken naar het fatcoen van de tekening van boven en op seyde becleeden met greyne 5/4 duymen, deese ende selfstand bewerken van boven en op de seyde te dekken met leyen en van boven een lode vorstje, als nog een loode dakstuk van boven over den cromme lyst en den duymen over de leyen, als nog een stuk loot soo lang en breet als het selve sal vereysschen van onder tege de seyde van de leyen en 3 duymen over de pannen dat daar geen water kan inkomen, en verders te bewerken met vleugels op seyde soo het sal aan gewesen worden.

 

-        Nog sal de aannemer gehouden syn om te maken twee Vlaamse deurcosynen van boven met een vasten raam, in ’t midden eenen cromme dulper, het cosyn hout te maken van gryne ribben van 5 en 7 duymen, van onder eenen steene dulper swaar ses en 9 duymen, van vooren met een welle daar aan gekapt, op ieder stene dulper te stellen twee steene note hoog 7 duymen wel versien met eyser ende selfstand vast gieten met lood, deese deur cousynen te werken naar de tekening, hoog in den dag 9 voeten 21 duymen, breet 26 duymen van binnen den sponning, van buyten met een corans deese deur cousyn van boven te maken 1 glasraam van 1 ½ duym gryne hout, breet 2 ½ duym, daar in verdeelen vier ruyten in de breete en drie in de hoogte, nog van onder te versien ieder deur cousyn met een deur van gryne 5/4 duymen deele van buyten glad en digt werken, van binnen met eenen spiegel, deselven afhangen met pan duymen, het paar swaar 9 pont ieder geheng klinken met 2 klinknagels, verders te versien met klink en ring en sluyten met een sufficant dag en nagt slot en deese deurcousyne te plaatse waar het hem sal geordonneert worden.

 

-        Den aannemer sal nog moeten maken 6 nieuwe schuyff cousynen, hoog in den dag 6 voet 3 duymen, breet 4 voeten, deese cousyne te maken van gryne hout, swaar 5 en 7 duymen, onder dulper van eyke hout swaar 5 en 7 ½ duym, den selve naar den eyse afschuynen en van binnen met een ½ duym bantje te laten sitten tot bevryding vant water, als meede de middel (kalser) van eyke hout swaar 4 en 6 duym en naar den eysch afschuijnen en bewerken, in ieder cosyn te brengen 2 glasraamen van gryne 1 ½ duym dick, breet 2 ½ duym, de speylen van 1 duym gryne hout en de rontjes van wageschotte sprey met puntjes daar op te spykeren, hier in te verdelen 5 ruyten in de breete en 3 in de hoogte, in ieder raam de onderste raamen te schuyven met loot over copere rolle met beste raamtouw en verder te versien met swanenhalse ofte knoppen, de cosynen van buyten nog te versien met halve vensters van gryn 1 ½ duym deele suyver digt ineen ploegen met ingeschifte clampen van ¾ duym wageschot, dese vensters aff te hangen met panduymen swaar 7 pont en deselve van binnen op de clampe in te laten en soo veel bogt dat de vensters suyver tegen de muur konnen open drayen, ieder geheng te klinken met 2 klinknagels en sluyten met knip en slot, verders te versien met winthaken offte wolvers soo bevonden wert best te behoren.

 

-        Den aannemer sal deese cosyn van binne moeten versien met nodige lystwerken en belag stukken, van onder met een waterlyst, offte laten nog aan ieder cosyn te beleggen met 2 delen stukken van grynen 1 ½  duym deele en soo breet als het vereysd word, deese belag stukken op kokers te schroeven iederbelag stuk met  2 koperen hout schroeven.

 

-        Den aannemer sal alle deese glasraeme twee reyse moeten grondverven en dan daer in stellen een Frans glas helder en claar en regt en soest en met wel bewerkte stopverff aan stryken, verders te maken een enkel bol cosym op de celdercamer en en stellen in den gevel, dit te bewerke van gryne hout, swaar 4 4n 5 duym met een eyke onder de geer dito swaarte, hoog in de dag 35 duym, breet 28 duym, van binnen te maken een glasraam daar in te verdeelen 3 ruyten in de breette en 3 dito in de hoogte en de spylen van gryne 1 duym deele met eyke rontjes daer op spykeren, van buyten met een venster van gryne 1 duym deele van binnen met een spiegel, het selve affhangen met panduym gehenge swaar 4 pont het paar, en sluytbaar maken met een knip en grendel, sal het glas best Frans glas en het houtwerk grondveren, nog te maken en te stellen in de school naast den hoff een bolcosyn van gryne hout 4 en 6 duymen met een middelstyl van onder een eyke dulper dito swaar en naar den etsch aff schuynen, dit cosyn hoog in den dag 44 duymen breet 46 duymen, daar in te maken 2 glasramen van 1 ½ duyn greyne deel de style en dulper breet 2 ½ duym, de speylen van 1 duym gryne deele, de rontjes van sprey er op te spykeren, en daar in te verdeele twee ruyten in de breette en 4 in de hoogte, en van buyten te versien met vensters van gryne 5/4 duym deele, van buyten glad werken en van binnen op clampe met gryne 1 duym clampen en spykeren soo het behoort deese vensters  afhangen met panduym gehenge swaar 6 pont het paar ieder geheng clinke met 2 klinknagels en sluijten met een knip en grendel slot, het houtwerk te grondverwen en daar in te stellen grof glas.

 

-        Den aannemer sal in de groote voorkamer de oude cruyscousyne met het oude deurcosyn van voren en de cruyscousyn in de klyne voorcamer moeten uytbreke en daar het oude loot en glas als meede de onderste drayramen uytbreken met den bovensten middelstyl en deur en maken een vaste raam waar toe mede een sponning moet in hakken en de bovenraam en te stellen, maar wel bedagt syn dat de sponning soo veel dieper moet gehakt worden om dat van buyten een coraal tegen moet gelegt worden als dienen tot een seraat van ’t selve, verders te maken van onder in de kruyscousyn nieuwe drayramen, het hout hier toe benodigt soo swaar te nemen als de sponninge sullen vereysschen, deese ruyten te verdeelen soo het best sal vereysschen naar het fatcoen, het houtwerk grondverwen en daar in te stellen grof glas met stopverff net en digt berstreken en affhangen met de oude gehenge

 

-        Den aannemer sal deese oude kruyscousyne en het oude deurcousyn moeten plaatsen alwaer het hem van de heere besteders sal werden aangewesen als 2 van deese cosyne te stellen in de gevel in de school int westen en daar de oude bolcosyn eerst uytbreken en deesen in de plaats stellen, het ander cruyscosyn met het oude deurcosyn te plaatse in de keuke, alwaer hij meede den oud cruyscosyn met het oude deurcosyn sal moeten uytbreken ende ander in de plaats setten, ook sal den aannemer het oude deurcosyn dat uyt de keuken comt weder setten in het secreet, het oude tot bolcousyn dat van de kelder camer sal komen weder te plaatsen op de geut, als dan nog te maken op den put van ’t privaat een eyke raam van swaarte en dikte van het fatcoen van de oude, verders sal den aannemer nog moeten maeken in het oude bolcosyn staande in de school naast de keuke de oude raemen uyt te breeke en weder nieuwe ramen in de plaats setten van gryne hout volgens beloopt der sponning, de dulpers en stylen breet 2 ½ duym de spyle van gryne 1 duym hout met eyke rontjes op speykeren en het glas te verdeelen soo het naar fatcoen behoort. Verders af te hangen met de oude gehengen met een wervel te sluyten en ter deege te grondverwen, en de ruyte te setten van grof glas.

 

-        Den aannemer sal den nieuwe deurcosyne plaetse als een in de school het ander in den ingang der schoolhuysinge, nog 3 van voornoemde nieuwe schuyffcousyne te stelle in de groote voorcamer, een dito in de klyne voorcamer, en idem dito in de school alwaar het van de heeren besteders sal worden aangeweesen.

 

-        Den aannemer sal de oude muur moete van de schoolhuysinge en school peromptelyk nasien en indien eenige scheure offte eenige steene manqueeren digt stryken, aanstoppe en opvangen en pinseele alwaar het bevonden wert nodig te wesen, boven de nieuwe ramen wel aanstoppen en waar de oude worde ingebroken en geen nieuwe in de plaats comen de nieuwe in een rigte lienie weder met harde steene opmetselen en van binnen ordentelyk besetten.

 

-        Den aannemer sal gehouden syn alle het geheele nieuwe werk aan de schoolhuysing en school en ook verders alle het oude moeten verwen van binnen en buiten soo als de couleur geordoneert wert door heere besteders

 

-        Den aannemer sal alle de matrialen hoegenaamt en tot het werk benodigt als meede alle arbeyts  loone moeten doen en leveren tot het voldoeninge der conditien en off er nog iets mogte syn vergete, uytgelaten off naar behoren niet was gespecificeert en evenwel tot dit werk nodig, sal den aannemer gehouden syn te maken als off het werd geinstrueert, mits niet meer comt te bedragen als 30 gulden, dog al het geen boven de 30 gulden bedraagt sal den aannemer worden voldaan en betaalt.

 

-        Den aannemer sal geen nieuwe matriale hoegenaamt mogen verwerken voor en al eerst te hebbe ter kennisse van heere besteders aangepresenteert en vervolgens goed gekeurt. Verders sal dit werk in goede order en in den volkomen staat moeten syn voor den eersten october ten desen jaare 1776 op peen van daags daar na werk om eene gulden te verbeuren.

 

-        En sal den aannemer ook mogen behouden all oude materialen van hout, eyser, stene en verders bevonden wert over te schieten. De aannemer moet 10-10-0 betalen voor het maken van het bestek, 3-10-0 voor de kopie van het bestek met het zegel, de laagste inzetter krijgt 5-4-0 voor het trekgeld. De aannemer moet borgen stellen. De aannemer zal worden betaald zodra het werk opgenomen en goed gevonden is.

 

Gemijnd door Jan de Poirter voor 625-0-0. Borgen zijn Leendert van Heembergen en Martinus van Heijnsbergen.

 

 

Het bestek van de aanbesteding op 14 juli 1796

 

Bestek voor het aanbesteden van het metselwerk voor het vergroten van de school. De gemeente zal aan de aannemer de materialen leveren.

-        De school zal in het westen moeten vergroot en aangeboud soo ten langte van 18 ½ voet, Rijnlandse voeten van 12 duijm, oft zoo lang als de burgers besteeders bij de aanbesteeding zullen aanwijzen. Edog alle in die voegen zoo tans de oude school en schoolhuijs van hoogte en breedte bevonden zal worden, alsmeede dezelve soorte van steenen, ook de dikte van de muure zoo zulks all zal behooren. Den aannemer zal vooreerst moeten afbreken en uijt den weg ruijmen het oude secreet, als meede den gevel in het westen, de steenen nadien die schoon gemaakt zyn weeder moeten gebruyken en de fondamente van het nieuwe gebouw als meede het steenpuijn bewaere om daar meede den opbrie off de fondamenten te aanvullen.

 

-        Den aannemer zal zo haast als den ouden gevel en het secreet weweg gebroken en geruijmt zijnde de nodige omgraving moeten doen tot den aenleg der fondamenten van het nieuwe gebouw, waerom hij de grippen zal moeten graven ten diepte van drie voeten, ofte zoveel dieper na rato den grond ofte de vore fondament vant schoolhuijs zal aanweijsen en sulks soude kunnen bestaan, als meede de swaarte en breedte van den aanleg der fondamenten moet als den naar den grond gelegendheid worden. Alle de fondamenten op de hoogte gewerckt zynde, zal den aannemer hier op aanleggen het schoon werk, het welk hy zal moeten inrigten en bewerken na de muuren van het schoolhuijs en school waar de swaarte van de muuren en manier van werken word bepaald. En zal in de voormuur moeten stellen twee schuijfcosijnen op de selvde hoogte zoo tans de andere cosynen van het schoolhuys zullen aanwijsen. Als nog te stellen twee cosijnen in de agtermuur, twee dito in den gevel, alle op aanwijsing te plaatsen, welke voorschreven cosijnen hem van den timmerman zal worden gelevert en ook helpen stellen. Edog zal moeten zorgen alle zyn metselaarwerk wel en deugdelijk te bewerken, alle de meure wesende wel hegt ende oude verbinden ofte en kasten alle vol en sat metselen met goede gebonde metselkalk, aan de buijte zeijde net en zuijver afvoegen als soo sulks zal vereyssen.

 

-        Alle het muurwerk op de bepaalde hoogte en swaarte en die voegen zoo de oude muur van het schoolhuijs en school aanwijsen gewerkt zijnde, zal hij die van boven moeten sluijten met goede muur plaaten, geleyd in dunnen kalk, welke plaatsen den timmerman zal moeten leeveren en helpen leggen, als meede zal hij alle de nieuwe solder ribben in den nieuwen geevel behoorlijk inmetselen, wyders alle het nieuwe muurwerk van binnen zuyver onder de rij vol rapen en plijsteren, den vloer te leggen in dier voegen zoo den ouden vloer van de school bevonden zal worden, off hem heordonneert worden, en zal weeder op deselvde wijs gelijk als het oude secreet afgebroken is van den ouden gevel wederom een dito nieuw moeten metselen teegen den nieuwen gevel in het westen, edog zal den timmerman het hout en timmermans werken moeten verigten.

 

-        Wijders moet hy aannemer soo haast als den timmerman de nieuwe kap op het nieuwe gebouw in order gestelt en gewerkt hebbende deese geheele kap te saamen met den timmerman bespannen ofte beslaan met goede panlatten en wyders de geheele kap beleggen met beste rode pannen die hy na dat dezelve in order gelijt overdekt zijnde van binnen wel na behooren zal aansmeeren met wel beboude hair kalk en sonderlijk overwitten als mede de vorst en hoekkeepers op zoogenaamde ruijters te belegegen met vorstpannen deselve alle wel na behooren aansmeeren, en wyders syn aangenoomen werk alle in vollen order opleveren, ook zal hij aanneemer gehouden zijn om naar te gaan de geheele oude schoolhuijs en school, branthuijs en ander werk hetgeene aan dit gebouw annex is en zo bevonden zal worden dat daar aan eenige reparatie zoude behooren aangedaan te worden, het zij aan het muurwerk scheuren, dak ofte vloeren het geene bij de aanbesteeding zal aangeweesen werden zal den aanneemer gehouden zijn te repareeren en te verstellen, zonder daar ietwes voor te mogen preetendeeren mar zal meede onder zijn aangenomen werk begreepen zijn alspof het was geinsureert mits dit laeste niet meer dan vier gulden komt te bedragen.

 

-        Den aanneemer zal dit zyn aangenomen werk klaar en in volle order gemaakt opgelevert moeten hebben voor den 1 october deeses jaer 1700 ses en negentig, ofte zal verbeuren voor de dag die hij over deese bepaalde tyd kompt te werken de somme van drie gulden, welke penningen hem aan syn gedongen loon zullen worden gekort, als wanneer dan de burgers besteeders de magt aan haar deselve den ander resterende werken ten zynen kosten en lasten te laten voltrekken.

 

-        Den aannemer zal van de gemeente gelevert worden alle soodanige materiaalen als nebodigt zal weesen in zyne aangenomen werken te voltrekken maar zal gehouden zyn aan syn selve te voorsien van de noodige gereedschappen en opperluyden en zal den mortelkalk behoorlyk goed en deugedelyk op syn kosten moeten laaten bouwen en herbouwen en moeten zorg dragen om alle de materiaalen siendelijk gebruyken zonder deselve te misbruijken ofte verwaarloosen maar eeveneens ofte het zelve van hem geleevert mogte worden.

 

-        Den aannemer zal moeten ligten copie van dit bestec op behoorlyk  ten zyne kosten en sal dan aanstons na de aanneming moeten stellen twee borgen na genoege van de besteeders, die een voor al sullen moeten gelove deese conditie en alles na te comen en te voldoen.

 

Ingezet door Claas Raymakers op 24 gulden, afgehangen van 15 en geklommen op 24 gulden en is de inzetter voor aannemer gebleven. Borg is Marte van Pol.

 

 

Bestek voor het aanbesteden van het timmermans werk voor het vergroten van de school. De gemeente zal aan de aannemer de materialen leveren.

 

-        De school zal int westen moeten vergroot worden ter langte van 18 ½ voer, Rynlandse voeten van 12 duym op den voet, ofte zoo lang als de burgers besteeders bij de besteeding zal aangeweesen worden. Edog zal den aannemer schuijfcosijnen in uniforn gelijk de oude cosynen in den voorgeevel oft front bevonden worden van de selvde swaerte van het houdt en in die voegen te bewerken zoo tans de oude schuijffkosynen bevonden worden. Deese voorschreven cosynen zal den aanneemer moeten stellen op aanwijsing in de nieuwe voormeur op een rol en waterlaag ter hoogte op de onderborstweering in gevolge de staande cosynen bevonden worden, als meede zal den aanneemer nog moeten maken twee bolkosijnen ofte dito soort van cosijnen als in de agtermuur van den school bevonden word. Bij alle deese cosynen te maaken de nodige vensters en glasraamen, alle in die voegen zoo aan de oude die tans in de muure moeten blijven staan, edog te sien is, den aanneemer zal deese twee bolkosijnen op aanwijzing moeten stellen in de nieuwe agtermuur en dat op dezelvde hoogte zoo de oude cosynen bevonden ullen worden. Den aanneemer zal de twee oude cosynen die zullen komen uyt den gevel in het westen van alle haare defecten moeten herstellen en die op aanwijsing weeder moeten plaatsen in den nieuwen geevel in het westen.

 

-        Den aanneemer zal zo haast ofte wat te vooren dat den metselaar den ouden geevel in het westen begint af te breeken moeten klaar maken eenen eyken balk swaar ongeveer 9 à 11 duym ter langte dat den selve van weeder eijnde behoorlijk in de seijmuuren komt te schieten, als meede den selven van weeder eijnde te voorsien met eenen suficante anker behoorlijk met teye smitsnagels vast speijkeren. Op deesen voorschreven balk moeten rusten alle de oude solderbinte ofte ribben die als nu de kragt werd ontnomen weegens het uijtbreeken van den geevel als ook zal den aanneemer den nieuwen zolder ribben op den voorschreven balk de een eynde laten opschieten en het ander eynd in den nieuwen geevel laten in ½ steen diepte berusten als mee de voorgeevel te voorsien met de nodige ankers.

 

-        Den aanneemer zal moeten zorgen dat alle syne cosynen in tijd klaar te maaken en meede het verdere houtwerk het geene dat in gevolge deeze conditie vermeerdering aan den school sal moeten gebruykt worden en zal zoo haast als den metselaar op de hoogte gekoomen zal zijn van het stellen der cosynen dezelven meede stellen en in order maaken. Item wyders zal hij moeten leggen en verdeelen den nieuwe zolder ribben daar die teegen gelijd moeten worden, als meede zal hij de muuren van boven moeten sluijten met goede muur plaaten, zoo swaar als de oude plaaten bevonden worden, die hij met laste aan de zelve moeten vast gespykert worden. Alle dit werk verrigt zynde zal den aanneemer de kap in goede order bewerken en het oude schilt afbreeken, als meede op de seijde zoo ver als het zal behooren deese oude opscheuten die goed zyn moeten weeder aan de nieuwe schilt gebruijkt worden. En wijders zal hij voor deese nieuwe kap moeten maaken twee nieuwe kap binte van de selvde swaarte en te bewerken zoo tans de kap binte van het schoolhuijs bevonden worden, en de selve in order stellen. Verder deese kap te bewerken met gordingen en naalt, blok, keels, opscheuten, latten, poeij off oostplanken, alle in die voegen als den kap vant schoolhuijs bevonden word, omdat deselve onder een kap bewerkt moeten worden, en alles wel hegt spijkeren.

 

-        Den aanneemer zal zoo haast als het nieuwe gebouw onder het dak is gebragt en volgeraapt sijnde den solder beginnen te leggen, waar toe hij sal moeten gebruijken beste drooge denne 1 duyms deele, die hij van weederseijde sal moeten schaaven, regt strijken en met veeren drijven op ieder rib behoorlijk spijkeren met vyfthien pandele spijkers. Wijders zal den aenneemer gehouden zyn aan het oude secreet soo als dit staat tegenover den geut in het westen het timmermans werk af te breeken en zoo haast als de nieuwe geevel gemaakt en in order gebragt is het selve weeder teegen den voorschreven nieuwen geevel op de selvde wyse worden te bewerken ende alle het oude houtwerk weeder  te gebruyken zooverre het selve bestaanbaar bevonden zal worden. Als meede zal den aanneemer het geheele oude gebouw moeten naar gaan en soo er iets mogte bevonden worden dat het selve versleeten ofte niet bestaanbaar mogte zijn, het geene bij de aanbesteeders aangenoomen zal worden, zoo aan school als huijs, branthuijs en ander werk, zal hij als timmerman zyn werken moeten vernieuwen en allen goede order herstellen, zoo dat alle goed en deugdelijk moet bewerkt worden, alle op zijn kragt en order van het selve, mits dit laaste niet meer dan vier gulden komt te bedragen.

 

-        Den aanneemer zal gehouden zijn om alle zijn aangenoomen timmermans werken sufisant te bewerken, alle op zijn kragt en naar de order der boukunde, te weeten zoo veel als dat het nieuwe aangebonde juijst kompt te dispendeeren, edog al het hantwerk wel mogen verswaaren, te weeten de kapbinte alsmeede de solder ribben en ander werken daar het nodig bevonden zal worden, ofte zoo nodig bevonden zal worden om nog een eijken balk te plaatsen in het middelt van de nieuwe aangebonde school tot beter dragt van de solder ribben zal den aanneemer gehouden zijn zulks te verrigten zonder teegensegging. Wijders zal hij zijn werk met zoo veel meer spoed moeten verrigten als dat den metselaar niet naar sijn werk komt te wagten, maar sorge om alle timmermans en metselaars werken tesaamen te rigten om alsoo tesaamen tot een goed werk te voleijnden, welke werken volkomen zullen moeten gemaakt en opgeleevert zijn voor den 1 october deeses jaars 1700 ses ent negenttig, off zal verbeuren de somme van drie gulden voor iederen dag die hij naar deese bepaelde komt te werken, als wanneer dan de burgers besteeders de magt aan haar behouden om alle de werken als dan in dag gelden te laten voltrekken en alsoo ten kosten en lasten van den aanneemer en zijne borge.

 

-        De burgers besteeders zullen aan den aanneemer van gemeentens weegen leeveren alle de materiaelen die hy tot syn aangenomen werk benodigt zal hebben alle besaagt hout ofte in die voegen zoo by de besteeding deeses zal worden uijtgedrukt, edog denkelyk meest Hollands gesaagt hout, als meede zal hem een lijst ter hand gestelt worden van alle het hout, ankers en spijkers van de swaarte, langte met bepaaling waar toe hij ieder soort zal moeten gebruijken. En zal zoo haast als de werken volkoomen gemaakt en opgenoomen zullen zijn reekening en bewijs moeten doen, waaraan het selve verwerkt is ten eynde om alles te kunnen zien ofte hij alle mits door de onkunde het hout ofte andere materiaalen mogten misbruijken ofte andersints van het werk afhaalen en door de gemeente weederom deze materiaalen en soo men sulks met reeden soude konnen bewijsen, zullen die gelden van het zelve van sijn bedonge loon worden gekort voor zoo veel men reeden kan bewysen sulks geschiet te zyn.

 

-        Den aanneemer zal ten zynen kosten moeten ligten copie van dit besteck op behoorlyk zegel en aanstons na de aanneming 2 borgen te stellen na genoege van de besteders die een voor al benevens den aanneemer sal moeten geloven deese conditie in alles na te komen en te voldoen.

 

Ingeset door Hendrikus Nouwens op 80 gulden, afgehangen op 40, en geklommen op 54 gulden en daarvoor aangenomen bij de inzetter. Borgen zijn Johannis Arie Olijslagers en Jan van Beers

 

 

In de dorpsrekening van 1796 worden de volgende uitgaven vermeld voor deze klus:

 

-        1000 stenen gebruykt tot de vloer van de gemeentens school 8 gulden

-        Volgens ordonantie en quitantie betaalt aan Nicolaas Raijmakers als publiecq aangenomen hebbende ’t make werk van de vergroting van de gemeentens school waar by en onderhevig gehad hebbende de buijten werk 35 gulden en 6 stuivers

-        Voort maken van twee bestekken, een voor het timmerwerk en een voort metselwerk van de vergroting van de school met maten tot het opnemen 20 gulden

-        Voor leverantie van sand tot vergrooting der school gebruykt 289 gulden

-        Voor leveren, maken en insetten van glas int nieuwe aangemaakte der school 19 gulden en 15 stuivers

-        ’t timmerwerk van de vergroting van de school, ’t aanvaren van sand tot verhoging van de school en leverantie van steene 152 gulden 13 stuivers en 4 penningen

-        Voort maken van allerleij eyserwerk gebruykt aan de school en ook eenig aan de pastorije 22 gulden 18 stuivers en 8 penningen

-        Voor leverantie van kopere raamrolle, grendels, schroeven, lood tot de ramen van de school 17 gulden en 4 stuivers

-        Voor een mud kalk met de vragt uyt s’ Bosch gebruykt tot ’t vergroote van de school 8 gulden en 14 stuivers