De oorlogen tussen 1288 en 1334
Martien van Asseldonk
19 december 2014
Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van
Asseldonk, www.oudzijtaart.nl
Nadat de hertog van Brabant in de eerste decennia
van de dertiende eeuw zijn gezag had gevestigd in het grootste deel van
het gebied van de latere Meierij van 's-Hertogenbosch, was het in de
tweede helft van de dertiende eeuw, voorzover bekend, rustig in deze
regio. Wel vochten hertogelijke leenmannen en functionarissen in 1288
mee in de slag van Woeringen, waar de hertog van Brabant met zijn
bondgenoten de aartsbisschop van Keulen en de graaf van Gelre met hun
bondgenoten versloeg en het hertogdom Limburg aan zijn bezit toevoegde.
In de eerste decennia van de veertiende eeuw vonden
enkele schermutselingen plaats aan de noordgrens van het hertogdom. In
1303-1307 hadden Waalwijk en de omgeving van 's-Hertogenbosch te lijden
van een oorlog tussen de hertog van Brabant en de graaf van Holland. In
1316 liep een ruzie binnen de familie Van Heusden zo hoog op, dat de ene
partij steun zocht bij de graaf van Holland en de andere partij bij de
hertog van Brabant. Graaf Gerard van Gulik werd aangewezen als
scheidsrechter en in zijn uitspraak van september 1319 besliste hij dat
de Brabantse aanspraken op de stad Heusden en het noordelijk deel van
het Land van Heusden het best gefundeerd waren. Ook in het noordoosten
wist de hertog van Brabant in deze periode zijn bezit uit te breiden. In
1323 droeg Otto van Cuijk Grave op als leen aan Jan III, hertog van
Brabant.
Tussen 1328 en 1331 speelde er een conclict tussen
de hertog van Brabant en de graaf van Loon over de zeggenschap over
gemene gronden in de buurt van Lommel en Bergeijk.
In de jaren 1332-1334 had een aantal vorsten een
coalitie tegen Brabant gesloten. In 1332 werd in Brabant een algemene
mobilisatie afgekondigd. De strijd speelde zich niet af in de Meierij
van 's-Hertogenbosch maar in zuidelijker streken.
Als uitvloeisel van de vredesbesprekingen in 1334 verwierf
hertog Jan III Vlijmen, Engelen, Oud-Heusden en Hedikhuizen, die
daarvóór leenroerig waren aan Gelre. In ruil kreeg de graaf van Gelre de
voorheen Brabantse lenen Tiel, Zandwijk en Heerewaarden. De
suzereiniteit over de heerlijkheid Geldrop werd in 1334 tussen de hertog
van Brabant en de graaf van Gelre betwist. Geldrop bleef een Gelders
leen. Wat Megen betreft werd in 1334 bepaald dat de graaf van Gelre aan
de hertog van Brabant voor de heerlijke rechten in deze plaats leenhulde
zou moeten doen.
|