Dansen om de vrijheidsboom

Martien van Asseldonk.

Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

 

Aan het einde van de achttiende eeuw deden de patriotten van zich spreken. Zij waren ontevreden over de bestaande politieke verhoudingen. De patriotten streefden naar democratisering van het bestuur en waren de aanhangers van stadhouder Willem V vijandig gezind. Tijdens de Vierde Engelse oorlog tussen de Republiek en Engeland om de koloniën en handel op zee (1780-1784) richtten patriotten in het gehele land vrijkorpsen op. Vanaf 1785 is er sprake van rellen en strijd tussen patriotten en Oranjeaanhangers. Brabantse boeren – met name in Peelland – weigerden gevolg te geven aan een oproep van de Staten-Generaal om zich in schutterijen te wapenen tegen een eventuele inval van Oostenrijkse troepen. In de Meierij fungeerde de Vaderlandsche Sociëteit van 's-Hertogenbosch, op 21 december 1786 opgericht, als centrum van verzet, met in het achterland patriottistisch getinte genootschappen in Deurne, Geldrop, Aarle-Rixtel, Eindhoven, Helmond, Sint-Oedenrode en Tilburg. Vooral de protestantse functionarissen en plaatselijke heren moesten het ontgelden. In 1787 ontstond er in 's-Hertogenbosch een bloedig oproer tegen het Oranjegezinde garnizoen. De koning van Pruisen maakte in 1787 een einde aan de opstand. In Staats-Brabant werden op tal van plaatsen de ruiten van vooraanstaande patriotten ingegooid. Het Bossche garnizoen beschadigde en plunderde 872 huizen in de hoofdstad. Veel actieve patriotten vluchtten naar Frankrijk.

               In 1789 brak in Frankrijk de revolutie uit. In 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk. Op 6 november 1792 versloegen de Franse legers de Oostenrijkers bij Jenappes, waarna de Franse legers in de Zuidelijke Nederlanden, tot dan Oostenrijks gebied, uitbundig binnengehaald werden. Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Engeland en de Republiek. Op 14 februari 1793 trokken de Fransen Deurne binnen, op 2 maart Helmond en op 6 maart werd ook Eindhoven van Franse troepen voorzien. De bezetting duurde slechts kort. Op dezelfde dag dat Eindhoven bezet werd, trokken de Fransen zich alweer terug en op 18 maart 1793 leden de Fransen te Neerwinden een zware nederlaag tegen de Oostenrijkers.

 

 

De situatie in Veghel

 

Op 21 februari 1793 besloten de Staten Generaal 'in achting genomen hebbende de zorgelijke en gevaarlijke omstandigheden in welke de republiek is gebracht door de vijandelijke aanvallen uit naam van de Franse natie of liever van hare tegenwoordige bestuurders zoo onrechtvaardig als onverhoedts reeds ondernomen  en dat de uytvlugten van derselver verspreyding zoo in de frontieren van den staat als in de bysondere provincien en steeden in dezelve zoo kommerlyk en bedenkelyk zyn' dat om een krachtige bijstand van God gebeden diende te worden. In alle plaatsen diende men daartoe elke veertien dagen te bidden. De Veghelse schepenen besloten daar om 13 maart 1793 me te beginnen van 9 tot 10 uur 's morgens.

 

Niet alle Veghelaren stonden echter aan de kant van de Staten Generaal. Op 26 januari 1793 was Willem Francis Coolen door het dorpsbestuur aangesteld als ‘medicine doctor’. Hij was een vurig patriot. Vooralsnog smeulden dergelijke sentimenten ondergronds.

 

Op 3 maart 1793 ontving het dorpsbestuur van Veghel van stadhiuder Nouhuijs een verzoek om op 5 maart arbeiders naar Den Bosch te sturen 'voorzien met een schup, spade, byl, hacks of ander werktuyg', om tegen betaling van een dagloon om op het fort Creveceur de buiten posten en aan de versterking van de stad te gaan werken. De regenten riepen toen de rotmeesters bij elkaar die iedere een lijst maakten van bekwame werklieden in hun rot. De lijst telde in totaal 83 personen waarvan er 40 uitgeloot werden om in den Bosch te gaan werken. Voordat de werklieden op pad gingen, vielen de Franse troepen Veghel binnen, waardoor ze thuis zijn gebleven.

 

Toen op 5 maart 1793 de Franse ruiters Veghel bereikten, werd er een vrijheidsboom opgesteld en werd er om de vrijheidsboom gedanst. Dat dansen werd later afgedaan als een onschuldig voorval, als kinderspel. Toen de Fransen zich een dag later al terugtrokken, ontstonden er problemen voor Veghel. De regenten verklaarden toen niet te weten wie die vrijheidsboom wilde planten, dat wisten ze ongetwijfeld we, maar men hield de mede-burgers de hand boven het hoofd. Ongetwijfeld leefden er ook onder de Veghelse bevolking patriotische sympathiën.  Dit is wat de archieven er over meedelen:

 

-        Vergadering van schepenen op 8-3-1793, naar aanleiding van een brief van Charles Bigot, ’s Bosch, van 8-3-1793, aan de regenten van Veghel. Ik ben geinformeerd dat door U Eerwaarden is opgerigt een zoogenaamde vryheids boom als mede eenige fouragie gelevert, althans op weg geeest is, voor de vyanden van den staet. Soo dient deese om U Eerwaarde te ordonneren den vryheidtsboon terstondt te dien amoveren en my ten spoedigste te laten toekomen en declatoir van U Eerwaerde, waer by U Eerwaerde in het cordt ten opsigte van het planten van den voorschreven boom als mede tot de geleverde en op weg geweest zynde fouragie en speciael of en welke ingesetenen zig schuldig hebben gemaakt aen collusie met den vyandt of oproerigheydt tegens hueren overigheidt.

 

-        En is direct den schepen Peter J. Verhoeven naar St. Oedenrode aan de heer J.W. van Nouhuijs, officier, gesonden, waer op circa drie uuren namiddag tot antwoord is bekomen de navolgende.

 

-        Nouhuijs antwoordde: Eerwaarde Heer. Ik heb den ingesloten van de Heer Bigot gesien. Ik ben van oordeel dat aan de requisitie daar in gemeld ten eerste behoord te worden voldaan en het declatoir bij die missive gemeld sullen U Eerwaarde worden gedaen, soo al sulx en in gemoede sulle doen. Soo U Eerwaarde vermeenen dat ik daer bij diene tegenwoordig te zyn, wil ik morgen om 9 uuren wel te Veghel koomen, dog ik niet preesent geweest synde kan daar ontrent niets verklaaren. Rooy, 8-3-1793. En hebben regenten den soogenaamde vryheydtsboom doen amoveren.

 

-        De schepenen van Veghel verklaren verder ‘dat hier de vyffde deeses ten halv elff uuren gebeurde dat France troepen dragonders syn binnen komen rijden in volle galop door de Straet met een gits er by voor uyt spande tot voor het raadhuijs, waer op den president van syn huys kwam afgegaan, die sy int Frans vroegen: “Waer is de borgemeester?” Dat hij daar op antwoorde president te syn. Daer op commandeerde den officier aan syn dragonders van aff te sitten en tegen den president seyde hem te moeten spreeken. Dat sy alsoo in huijs syn gegaan en gevolgt werd door twee dragonders, waar van eene binnen en de ander buyte ging. Den officier seyde fourasie te moeten hebben, en de president op deses de schepenen by elkanderen heeft ontboden aan wien den officier int schrifte opgaff en ordoneerde de fourasie in de resolutie gemeld, en regenten geen van alle wynig off veel Frans kennende vroegen aan den officier off geen van de dragonders Hollands sprak om sulkx te vertalen, en was er een die Duijts spreekende sulx deede aan regenten. Dat hij officier intussen vroeg 3 vat haver voor de paerde en drank voor de dragonders. Dat byna een halv uur hadde vertoeft en eenige glase wyn hebbende gedronken voor laast aan regenten seyde van maer te maken dat de leverantie prompt morgen vroeg voor 9 uuren tot Gemert was, en off sij sulx aannemen, en regenten seyde sulx immers te moeten doen en dus soude doen.

 

-        Den officier daar op de deur uytgaende tegelyk met regenten en buyten komende soo ’t scheen aanstons verder te sullen vertrekken, dat toen soo als men heeft horen seggen er luijden waren die seyde: “Men moest den vrijheitsboon eerst planten,” dog uyt hoofde van de confusie en benaauwtheyt die regenten behoorde niet te weeten wie sulx waren. Dat den officier ordonneerde de paerden in den stal te brengen en dat sy direct naar de stallen daar by synde die ’t geaardste waren in namen.

 

-        Dat eenige dragonders uyt de stallen komende met verscheyde lieden gins en weer gingen en een boom syn gaan halen, en soo als regenten geen formaat syn in het Falievelt, warende eerst geweest in het Heysbos, dog konde daer geen soort na haare smaak vinde, moeste langere boomen hebben als daar stonde. Dat sij circa een uur syn weg geweest en soo ontrent tegen een uur onder schreeuwen en singen in de Straet syn gekomen met de dragonders en verscheyde andere van mannen, vrouwen en kinderen en geplant int midden van de Straet en deselve versiert met linte, welke doch een dragonder eyge wert hebben.

 

-        Dan van den officier gesegt wierd iets te moeten hebben voor hem en dragonders en ook bier en wijn, ’t geen hem ook besorgt synde, den officier geweest bij den president en de andere dragonders, eenige bij Heynsberge en eenige bij Gerbrandts. Dat circa halv twee uuren den boom stond toen eenige dragonders, kinderen, vrouwen en manspersoonen rontom hem dansten en weten dat niemant soo ver men weet van iemans gesegt wierd meede te doen, dan die sulx uyt eyge beweging dede, en dat sulx mogelyk twee minuten heeft geduert. Dat de dragonders toen syn gaan eeten en drinken en vervolgens circa ten drie uuren weder syn weg gereden en hoe genaemt soo ver men weer niets is voorgevallen en ’t volk rustig en vreedig den dag verder heeft laten passeeren sonder eenige de minste gedaene drijgementen. Dat in ’t geneeraal gevraagt wierd offer met een ton bier voort planten van den boom wierd gegeven en wierd door regenten beantwoord van neen.

 

Deze verklaring werd op 9 maart 1793 met de dorpsbode verzonden en aan de hoofdschout in Den Bosch overhandigd.

Dorpsrekening 1793-1794:

 

-        Volgens ordonantie en quitantie betaalt aan aan de weduwe Heynsberge voor verteering aan de arbeijders welke gebruykt waeren tot het removeren van de vryheyts boom door de bovengenoemde Franse troupes geplant, de somme van 2-13-0

 

 

In de periode van 15 maart tot 21 april 1793 tot werden door Veghel paarden en karren geleverd voor de strijd tegen de Fransen.

 

-        14 maart 1793: 20 karren en paarden en nog 30 losse paarden met hamen en strengen of hagten

-        15 maart 1793: 70 karren, voor ieder paard moet voor vier dagen haver en hooi meegebracht worden.

-        Op 17 maart werd weer gevraagd om 40 personen met paarden naar Den Bosch te sturen. Later die dag kregen de regenten van Veghel een brief dat die 40 paarden bij nader inzien niet nodig waren.

-        Op 18 maart 1793 werd voer gestuurd naar 12 Veghelse voerlieden met hun paarden in Loon op Zand.

-        Op 19 maart werden 9 karren voer gestuurd naar 38 karren en paarden in Oisterwijk.

-        Op 20 maart 1793 werden mannen en paarden in Oisterijk en Loon op Zand afgelost.

-        Op 25 maart 1793 werd voer naar Oisterwijk gestuurd.

-        Op 28 maart 1793 werden karren en paarden in Oisterwijk afgelost.

-        Op 30 maart 1793 werd weer voer naar Oisterwijk gestuurd.

-        Op 4 april 1793 werden ruiters met paarden te Oosterhout afgelost.

-        Op 14 april 1793 was er een inkwartiering van een regiment uit Hanover. Voor het vervoer bij het vertrek werden 25 karren met twee paarden bespannen geleverd.

-        Op 21 april 1793 logeerde er weer een regiment uit Hanover. Dit kaar werden twee karren met dubbel gespan gevorderd.

 

 

Eind 1795 was Van Eijmeren Johan Boellaard opgevolgd als commies van de convoijen en licenten. Toen zij op 30 dcember 1795 de betalingen van de overgang bespraken, kregen ze ruzie. Boellard zei toen tegen van Eijmeren: “Dat soo dikwils als het land omver tolt, wentel je ook weer om.” Ook werd verklaard dat ' dat Van Eijmeren een groote Orange klant was, syn eijgen sterk vooruijt siet, en zijn huijsgesin bij ieder daar voor bekent stond en ook toonde door het dragen der groote en buijtengewoonen versierselen van orangie cocardes en lijsten tot kort voor de omwenteling toe'. En 'dat op zeekeren avond tijden dat er Hanoverse troupes binnen deese plaets waaren gekoomen welke na d’ armee moesten, zig onder off bij de troupes op de Straat voegde de vrouw Van Eijmeren en aan deselve zeijde, dat zij blijde was dat zij haar quaamen verlossen, want dat het hier alle patriotten waaren, uijtgenome vier huijshoudens, en dat 19 lieden daar zo van geplaagt wierden.' En 'dat sij verscheyde malen hadde hooren zeggen dat zij en het huijsgesin bij Van Eijmeren hadde gemaakt een lijst van al die geene die den eersten vryheidboom had geplant'. En 'dat de huijsvrouw Van Eijmeren zelvs aan zijn comparants vrouw zou hebben gezegt, dat zij een galg moesten timmeren om die daar aan te hangen die de vrijheidsboon had geplant. En 'dat gemelde huijsvrouw van Van Eijmeren aan den huijsvrouw van Gerrit van den Heuvel zou hebben gesegt dat er wel diende een galg gemaakt te worden van hier na Erp om al de Veghelsche patriotten aan op te hangen.'

 

Theodora Gerbrandts, wonende in Veghel, die op verzoek van Johan Boellaard, “tans gelicentieerd commies collecteur der convoijen en licenten alhier” verklaart “dat tans collecteur der convoijen en licenten alhier Van Eijmeren over circa 2 à drie jaaren, niet vast te weeten hoe lang sulx geleeden was, Theodora Gerbrandts verklaarde dat 2 of 3 jaar geleden 'op een morgen vroeg in haar woonhuysinge was gekomen, dat men sprak over de omstandigheiden van het land en over het inrukken der France troupes hier int land, dat men int generaal daar bang voor begon te worden. Dat denselve Van Eijmeeren toen seijde dat men daar niet bang voor moest zijn, dat die luyden die geen God off Godsdienst hadden de overhand zouden houden, dat men dan voor een oogenblik moest stellen dat God dan onregtvaardig was.'

R115, fol. 25 (11-4-1796); fol. 26 (15-4-1796); fol. 27 (15-4-1796)

 

 

R115, fol. 24 (15-4-1796)

Voor “leden van de municipaliteyt Veghel” verscheen Peter Jansse Verhoeven, inwoner van Veghel, die op verzoek van Johan Boellaard, “gelicenteerd commissaris collecteur des convoijen en licenten alhier” een verklaring aflegt. Peter verklaart dat hij op de openbare verkoop van de goederen van de kinderen van Dirk Vermeulen, gehouden in Veghel op 16 december 1789 “was borg gebleeven voor Dielis van Eewijk, coopman, inwoonder te Driel in den Bommelerwaard, voor een vaal bonte koebeest, die denselve Dielis van Eewijk daar gekogt had en vervolgens getransporteert, nadat hij alvoorens daar van paspoort bij den toenmaligen commies van Eijmeren gehaald had na Driel.

 

Dat eenige tijd daar na den comparant (Peter Jansse Verhoeven) op verzoek van den requirant (commissaris Johan Boellaard) zig had begeeven na Driel ten huijsen van gem(elde) Dielis van Eewijk, hem versoekende oft hy de door hem gehaalde paspoort bij van Eijmeren van dat gem(elde) koebeest eens mogt zien, en off hij die paspoort mede na het comptoir (kantoor) dat alls toen wierd gehouden door den requirant (commissaris Johan Boellaard) mogt neemen. Welk versoek door Dielis van Eewijk is gedaan en hem comparant deselvde paspoort, zoo hij verklaarde, van dat koebeest bij Van Eijmeren gehaald, had overgegeeven. Dat den comparant (Peter Jansse Verhoeven) vervolgens die paspoort heeft op des requirants comptoir gebragt. Dat op gem(elde) paspoort stond geschreeven en geteekent door Van Eijmeren voor Dielis van Eewijkeen koebeest om vervoert te worden van Veghel na Driel met een merk Lt. 1-10-0. Dat door den requirant aan hem comparant verders toen is aangetoont geworden het register der binnenlandsche paspoorten van de convooyen en licenten, en dat aldaar op hetzelv de nommer en datum dier paspoort stond aangeteekent met de hand van gem(elde) Van Eijmeren voor Dielis van Eewijk een (vaars) om vervoert te worden van Veghel na Driel en daar voor in reekening voort land gebragt 15 stuijvers.

 

Verders verklaart hij comparant dat hij op den 5 maart 1796 preesent is geweest tijde dat van Eijmeren quam om het comptoir van den geliceentieerde commies Boellaard over te neemen, dat over het geval boven verklaard gesproken is geworden. Dat toen Van Eijmeren zeijde hem Boellaard de 15 st(uijvers) die het land te kort was gekoomen verreekend te hebben, en dat Boellaard daar op andwoorde: “Dat lieg je als een schurk.” En dat toen twee scheepenen en secretaris in de kamer zijn gekoomen die Van Eijmeren en Boellaard haaren last voorleesden, sonder dit precies te hebben onthouden wat sulx behelsden. En dat toen die commissie als meede Van Eijmeren zonder verdere woorden wisseling zijn vertrokken.”

 

 

R115, fol. 25 (11-4-1796)

Voor “leden van de municipaliteyt Veghel” verscheen Francis van Eyk, “coopman en wonende alhier”, die op verzoek van Johan Boellaard, “thans gelicienseerde commies der convoijen en licenten alhier” een verklaring aflegt. Hij verklaart “dat hij na sijn best onthouden op den 30sten december 1795 was gekomen ten huijse van den requirant (commissaris Johan Boellaard), vindende daar Van Eijmeren, tegenwoordig commies van de convoijen en licenten, denwelke, soo den comparant (Francis van Eyk) vernomen had, daar was om af te rekenen met Boellard (de redenen dat den comparant daar ging was in hoope om wanneer hij Van Eijmeren gelt van Boellard horen te ontvangen, dan ook syn preetensie die hij krygt ten laste van Van Eijmeren had, soude voldaan worden), die aan Van Eijmeren rekening doende, aanbood na aftrek vant geene Boellard soude toekomen de rest te betalen, dat er intussen verschil kwam en woorden voorvielen en onder andere dat Boellard aan Van Eijmeren seijde, soo als hij comparant het best heeft onthouden, “Dat soo dikwils als het land omver tolt, wentel je ook weer om,” en off hij Boellard van te voren aan Van Eijmeren seijde, “Je bent een schurk,” weet den comparant niet wel meer te seggen. En dat al verder ten voordeele off nadeele vant land gesproken is, en dat Van Eijmeren reets voor den comp(arant) uijt dat huijs vertrokken was.”

 

 

R115, fol. 26 (15-4-1796)

Voor “leden van de municpialiteijt van Veghel” verschenen Dries van de Vleut, Rut Pijnappels, Peeter Craanen, Goort Vervoort, en Johannes Craanen, “alle inwoonderen alhier in en ontrent de Straat”, om op verzoek van Johan Boellaard, “thans gelicentieerd commies der convoijen en licenten alhier”, om een verklaring af te leggen. Zij verklaren “dat zij zeer wel kennen den tegenwoordigen in plaats van den requirant (commisaris Johannes Boelaard) ingestelde commies Van Eijmeren. Dat Van Eijmeren geduurende verscheijde jaaren, en ook tyden dat den requirant het comptoir (kantoor) als commies waarnam hier heeft gewoond.

 

Dat zij comparanten in die tijd altijd hebben hooren zeggen dat Van Eijmeren een groote Orange klant was, syn eijgen sterk vooruijt siet, en zijn huijsgesin bij ieder daar voor bekent stond en ook toonde door het dragen der groote en buijtengewoonen versierselen van orangie cocardes en lijsten tot kort voor de omwenteling toe. En verklaart afsonderlijk den eersten comparant (Dries van de Vleut) dat op zeekeren avond tijden dat er Hanoverse troupes binnen deese plaets waaren gekoomen welke na d’ armee moesten, zig onder off bij de troupes op de Straat voegde de vrouw Van Eijmeren en aan deselve zeijde, dat zij blijde was dat zij haar quaamen verlossen, want dat het hier alle patriotten waaren, uijtgenome vier huijshoudens, en dat 19 lieden daar zo van geplaagt wierden. En dat hij comparant met meer andere toen zeer bevreest waaren, dat er geplundert zou hebben geworden. Dat naderhand ook is vertelt dat de officieren zelvs zoude hebben gezegt, dat zij haar best moesten doen uijt hoofden van die gesegdens haar volk in order te houden.

 

En verklaaren de tweede en derde comparanten (Rut Pijnappels en Peeter Craanen) afsonderlijk dat sij verscheyde malen hadde hooren zeggen dat zij en het huijsgesin bij Van Eijmeren hadde gemaakt een lijst van al die geene die den eersten vryheidboom had geplant. En verklaart den 2e comparant (Rut Pijnappels) afzonderlijk dat de huijsvrouw Van Eijmeren zelvs aan zijn comparants vrouw zou hebben gezegt, dat zij een galg moesten timmeren om die daar aan te hangen die de vrijheidsboon had geplant. Verders verklaart den 2 en 4 comparant (Rut Pijnappels en Goort Vervoort) dat gem(elde) huijsvrouw van Van Eijmeren aan den huijsvrouw van Gerrit van den Heuvel zou hebben gesegt dat er wel diende een galg gemaakt te worden van hier na Erp om al de Veghelsche patriotten aan op te hangen.”

 

 

R115, fol. 27 (15-4-1796)

Voor “leden van de municipaliteyt Veghel” verscheen Theodora Gerbrandts, wonende in Veghel, die op verzoek van Johan Boellaard, “tans gelicentieerd commies collecteur der convoijen en licenten alhier” om een verklaring af te leggen. Zij verklaart “dat tans collecteur der convoijen en licenten alhier Van Eijmeren over circa 2 à drie jaaren, niet vast te weeten hoe lang sulx geleeden was, op een morgen vroeg in haar woonhuysinge was gekomen, dat men sprak over de omstandigheiden van het land en over het inrukken der France troupes hier int land, dat men int generaal daar bang voor begon te worden. Dat denselve Van Eijmeeren toen seijde dat men daar niet bang voor moest zijn, dat die luyden die geen God off Godsdie(n)st hadden de overhand zouden houden, dat men dan voor een oogenblik moest stellen dat God dan onregtvaardig was.”

 

 

Fol. 138, 14-4-1798 Verklaring van goed gedrag

De leden van de municiplaiteyt verklaren dat voor ons persoonlyk zyn gecompareert de burgers Petrus de Jong, secretaris geweest synde bij en na de omwenteling van 1787, mitsgaders Johannis Antony Kuypers, Hendrik Jan van Eert, Hendrikus Antonij van de Ven, Antonij van der Steen en Peter Jan Verhoeven, geweesene regenten ter voorschreven tijd alle binnen deeser gemeentens bestuur, versoekende declaratoir van haar gehouden gedragh door haer in haere voorige functie en persoonen gemeriteerd hebbende. Declarere dat alle de bovengemelde burgers voor soo veel haer bekent is zyn lieden welke haere functie ter dier tijd hebben waargenomen als eerlyke en brave burgers hadde behoren te doen. Voorts dat deselve bij ons bekent staan de patriottisme sentimenten te syn toegedaan ten minste geen contrarie van haer te hebben gehoord.