MR. PETER VAN MIDDEGAEL, DE ROMANTISCHE
LEVENSSCHETS VAN EEN RENTMEESTER VAN HERLAAR Mr. Peter van Middegael zal ongeveer 40 jaar geweest zijn toen hij Frans van Rijswijck in 1570 opvolgde als rentmeester van de heerlijkheid van Herlaar en schout van het dorp Sint-Michiels Gestel. Voordien was hij schout geweest van Helvoirt, waar destijds Mr. Hendrick Blqijmans tijdelijk Heer van de Heerlijkheid was. Ook gedurende de tijd dat hij schout was in Helvoirt, woonde Peter reeds te Sint-Michiels Gestel op een huis met grachten dat we nu kennen als de „Brouwmeer". In de bewaard gebleven instructies voor het .aanvaarden van het rentmeesterschap, die in Augustus 1570 voor Peter van Middegael werden opgesteld, lezen we dat hij voor dat rentmeestersambt een waarborgsom moest neertellen van 4000 gulden. Aangezien een koe in zijn tijd 8 gulden kostte, kan Peter dus geen onbemiddeld man geweest zijn. Eigenlijk was hij geen „van Middegael": dat was de naam van zijn moeder: Anna, dochter van Willem Jansz van Middegael. De vader van Peter heette Jan Peter Tielensz. Maar zoals wel meer gebeurde in die dagen, had Peter om de een of andere reden de naam van zijn moeder aangenomen. Middegaal was, en is, de naam van een gehucht, een oude woonkern, dichtbij Veghel gelegen aan de weg tussen Dinther en Veghel. Ook nu nog heeft die oude woonkern van dat gehucht een vriendelijk aanzien. Het kasteeltje dat daar eens stond, hing te leen van de Leenhof van Nuland, die toebehoorde aan de Heren van Geffen. Het kari zijn dat de familie van Anna Willem Jansz van Middegael op dat ridderhof gewoond heeft. Eveneens in de nabijheid van Veghel, aan het Dorhout,1 ) heeft Peter zijn bruid gevonden. Dat was Anna de dochter van Jonker Herman van Brempt en van Juffrouw Anna van der Aelsfoirt. De vader Herman was in 1537 eigenaar geworden van het kasteeltje Avesteijn in Dinther. Hij had dat gekocht of geërfd van zijn oom Heer Tielman van Brempt, een ridder. In 1595 weet een vrouw die indertijd op Avesteijn diende, te vertellen hoe Jonker Herman van Brempt daar gewoond heeft; dat het huis toen een neerhuis, een brouwgetouw, een bakhuis, een koehuis, en verder een poorthuis had; dat de inventaris er een was van echte edelmanshuizinge en afkomstig van Heer Tielman van Brempt; dat Jonker Herman zelf een gouden „braesclette" droeg met een plat gouden „schuyffelet". Zo'n 30 a 40 jaar geleden, toen zij daar diende, werd er grote „gasterije ende waertscap" gehouden. Uit een notariële acte van 1598 (N. 2660) weten we ook nog dat Jonker Herman voor dat „huysken van Avesteijn" indertijd 560 Carolus gulden betaald heeft. In 1595 kan er echter niet veel meer van heel geweest zijn, want inmiddels hebben beurtelings de Spaanse en de Staatse troepen onder Heeswijk en Dinther huisgehouden, waarbij het Huis Avesteijn is afgebrand. De echtgenote van Jonker Herman van Brempt, Juffrouw Anna van der Aelsfoirt, was de dochter van Goossen van der Aelsfoirt en Liesbeth Suermont. Ook de familie van der Aelsfoirt woonde in Veghel in een huis aan het Dorhout. Gezien de „gasterijen" die zoals boven verhaald op Avesteijn werden gehouden, is het dus niet moeilijk te begrijpen hoe Peter van Middegael \ 32 : kan hebben kennis gemaakt met Anna van Brempt. Om kort te gaan: het moet een liefde op het eerste gezicht geweest zijn en bovendien een heel prille liefde, want toen het tot een verloving kwam, was Anna amper 15 jaar oud. Dat was in 1554. Jonker Herman van Brempt was toen juist overleden. De weduwe Anna dacht aan hertrouwen en haar dochtertje Anna kwam tijdelijk te wonen bij haar grootouders aan het Dorhout. Daar op Dorhout hebben de twee geliefden elkaar trouw beloofd. De verloving had plaats met Kerstmis. Voor een priester-notaris en twee getuigen is toen een stuk opgesteld, waarbij Peter verklaarde dat hij Anna wilde voor zijn eigen huisvrouw, en Anna schreef dat zij Peter haar christelijke trouw gaf, zoals zij die-boven de doopvont ontvangen had; dat zij hem nam voor haar eigen „echte"-man voor God en „alder werelt", daar zij in de huwelijke staat bij leven en sterven wou. Als teken van trouw bewaarden de twee verloofden ieder de helft van een zilveren penning. Maar toen de weduwe Brempt op Avesteijn vernam wat daar aan het Dorhout gebeurd was, is zij spoorslags naar Veghel gereden en is Anna komen ophalen. Dat moet toen een grote consternatie hebben gegeven: enerzijds de woede van de moeder, anderzijds de tranen van het meisje, waarbij nog kwam de verbijstering van de grootouders en de verontwaardiging van Peter van Middegael, die zich zijn bruid ontstolen zag. De grootmoeder Liesbeth Suermont, een vrouw van 65 jaar, vrouw van Goosen van der Aelsfoirt is mee naar Dinther gegaan om daar haar verbolgen dochter tot betere gedachten te stemmen en om Anna, haar kleinkind, wat op te beuren opdat het meisje niet mistroostig zou worden. Peter van Middegael is terstond met de pastoor en een schepen van Veghel naar Avesteijn gereden. Maar daar vonden ze de poort gesloten en de brug opgehaald. Het enige dat Peter kon doen was staren naar de vensters waarachter zijn bruid werd vastgehouden. Natuurlijk heeft Peter het daarbij niet laten zitten. Op een goede dag heeft hij zijn bruid geschaakt. Op de feestdag van Maria Lichtmis van het volgend jaar tijdens de kerkdienst, is hij per schip, vergezeld van enige van zijn makkers over de rivier de Aa van Veghel naar Avesteijn gegaan. Aan de achterzijde over de muur van de „uythof" zijn ze het kasteel binnengeklommen. Anna werd bevrijd en Peter heeft haar mee naar huis genomen. Het was een roekeloze daad, want op het schaken van een jonge dochter stond vroeger de doodstraf. Alleen de stellige verklaring van het meisje dat er geen sprake was van dwang of geweld, kon het leven van de schaker redden. Vandaar dat op 23 Maart 1555 enige personen onder ede verklaringen komen afleggen voor schepenen van Veghel. Goyaart van Erp, Rutgerszoon, verklaart dat hij een stuk gezien heeft in het handschrift van Anna Hermans — dochter van Brempt, waarin zij Peter van Middegael haar trouw beloofde. De pastoor van Veghel sluit zich daarbij aan en doet het relaas, hoe Juffrouw Anna dochter van Goossen van der Aelsfoirt en weduwe van Herman van Brempt zich had gedragen en hoe hij en de eerste getuige daarop met Peter naar Dinther zijn geweest om Anna op te eisen. 33 Vervolgens getuigt Liesbeth Suermont, vrouw van Goossen van der Aelsfoirt. Zij verklaart dat zij is de grootmoeder van Anna; dat haar dochter Anna het meisje met geweld uit de kamer van het oude huis aan het Dorhout heeft gehaald, toen zij vernam dat haar dochter met Peter Jan Petersz „uytstaen" had; dat het meisje toen op Avesteijn heeft opgesloten gezeten, nergens mocht gaan of staan en niemand mocht zien of spreken; dat zij, de grootmoeder, wist dat Anna Peter als haar eigen man beschouwde, en hoe jong zij ook was, zó aan hem verknocht was dat niets ter wereld hem van haar zou kunnen scheiden; dat het meisje „tegen haar danck ende wille" naar Dinther gevoerd was en vastgezeten heeft tot de dag kwam dat Peter haar man daar „mét haeren wille ende blijde van herte wesende" van het huis heeft gehaald; dat zij daarna wettelijk getrouwd zijn naar de instructies van de heilige kerk en dat zij, de grootmoeder, gezien heeft dat haar kleindochter een „jong scoen kyndeken" op de arm had, dat Peter bij haar verwekt had. Na die verklaringen blijft het enige tijd rustig rond Peter van Middegael en zijn jonge bruid. De moeder Anna, de weduwe van Jonker Herman van Brempt, is in die tijd hertrouwd met Jonker Willem van Chanu. Jonker Hugo van Berkel, dan 61 jaar oud, gewezen schout van Peelland, verklaart namelijk op 14 Februari 1598 (Not.N.2660) dat hij 42 jaar geleden op het huis Avesteijn geweest is, om daar Jonker Willem „te gratuleren, ter cause van zijn ierste huwelijk met Joffer Anna van der Aelsfoirt" die toen weduwe was van Jonker Herman van Brempt. Hij weet ook nog te vertellen dat de zolders boven de kameren van dat huis destijds „ongetimmert en ongesoldert" waren. Uit een andere verklaring, die wordt afgelegd ter zake van een conflict over de nalatenschap van Jonker Jan Suermont en Juffrouw Bartholomea van Rijswijck in Juni 1596, vernemen we nog het een en ander over de situatie aan het Dorhout. Aleid dochter van Henrick Rovers, die in 1596 56 jaar is, vertelt dat zij destijds woonde ten huize van Jonker Goossen van de Aelsfoirt aan het Dorhout en dat Anna van Brempt daar toen bij haar grootouders woonde. Aleid is er bij geweest toen daar sterfhuis was van Jonker Jan Suermont. Zij weet nog dat de goederen bij het lo't gedeeld werden en dat de loten in een hoed gingen. Zij weet ook nog dat Jonker Goossen van der Aelsfoirt indertijd eens een hoeve in Weerdt (Valkenswaard) bij Waalre aan zijn zwager van Brempt heeft overgedaan. Dat is namelijk allemaal gebeurd waar zij bij was „in het eetplaetsken". (St-M.G.R.45 blad 208). Als we dat getuigenis vergelijken met de acten in het schepenprotocol van Veghel zien we dat die feiten plaatsvonden in 1560 (Veghel R.27) Maar in datzelfde jaar 1560 beraamde Anna van der Aelsfoirt, dan de vrouw van Jonker Willem van Chanu, een aanslag op het leven van haar schoonzoon. Dat gebeurde in de hooitijd, ergens tussen Veghel en Dinther aan de oevers van de Aa. Op 3 juli van dat jaar 1560 was Peter van Middegael met een wagen en voerlui hooi aan het laden in een beemd langs de Aa. Daar verscheen toen Joffrouw Anna van Chanu vergezeld van haar knechten van haar dochter Helena. Op haar bevel zijn de knechten „gewapenderhant" met stokken en staven op Peter afgegaan, met de kennelijke bedoeling hem van het leven te beroven. 34 Toen van Middegael trachtte te ontkomen hebben zij hem omsingeld; zij hebben op Peter ingehouwen en geslagen; zelfs de dochter Helena heeft hem in het gezicht geslagen. De voerlui die Peter bij zich had hebben hem met hun hooivorken weten te ontzetten. Daarop heeft de opperknecht van Juffrouw van Chanu zijn „swijnspit" (een jachtspriet) genomen om op Peter te schieten. Toen hij dat bemerkte heeft Peter zijn „roer" in de hand genomen, zonder nochtans op iemand los te drukken en te schieten en de getuigen van dit alles hebben dan ook beslist geen vuur of vlam aan zijn roer gezien. Peter heeft de aanvallers toegeroepen: „Schiet ghy, ick sal oeck schieten; mer laet mij met vreeden en ick en sal uw ierst nyiet doen . . . ick ben hier niet gekomen om te vechten". Onderwijl heeft Peter zich naar de Aakant teruggetrokken met de bedoeling naar de overkant te zwemmen. Zijn voerlui heeft hij toegeroepen maar een kan bier te gaan drinken. De getuigen van dit alles waren eveneens aan het hooien aan de overkant van de rivier. Zij hebben Juffrouw van Chanu nog toegeroepen wat zij wel van zins was om iemand zo te overvallen. Inmiddels was Jonker Willem van Chanu, de tweede echtgenoot van Juffrouw Anna, door de beemden aan komen rijden met een getrokken schild voor zich op zijn paard en een roer in de hand. Hij is in volle draf op Peter ingereden en heeft vlak bij hem gekomen losgedrukt en op Peter geschoten. Nogmaals zijn toen zijn dienaren van achter op Peter toegelopen, terwijl deze zich te water begaf. Een van hen heeft hem toen blijkbaar gestoken. Pas toen hij over de rivier was gezwommen, hebben de getuigen aan de overzijde gezien dat Peter in de rug gewond was. Toen hij dat merkte heeft Peter uitgeroepen: „Ach mij, ick heb's genoch"! Maar Willem van Chanu heeft toen hij zag dat Peter door de Aa ontkomen was nog geroepen: „Ick sal u daeraff helpen, wij sijn toch vianden". Is de wonde die hem toen was toegebracht Peter van Middegael noodlottig geworden? Zeker is dat hij daaraan toen niet gestorven is. Toch is hij niet,oud geworden. In 1572 is hij als rentmeester van de Heerlijkheid van Herlaar overleden. Zijn zaken worden later afgewikkeld door Lambert Millinck van Gerwen, de tweede echtgenoot van Anna van Brempt, die toen in 1572, op de leeftijd van 33 jaar, weduwe was van Peter van Middegael. MECHELIEN SPIERINGS Het cijnsboek Veghel (1621) (Archief Heerlijkheid Helmond nr. 147 G.A. te Helmond) noemt onder nr. 42 als cijnsplichtig: de drie kinderen van Jonker Peter van Middegael, uit huis en hof in het Dorhout. In het tweede deel worden de. drie kinderen opgevolgd door Jonker Georgius Wilhelmus van Warmushoff, bij testament van Jonker Herman zoon van Peter van Middegael, en deze door Gielis Willem Janj Claesse ( = ± 1690). Gebruikte archieven: R.A. 's-Hertogenbosch: St.-Michiels Gestel R.43-44-45; Vechel R. 27. Not. archief N. 2660. A.R.A. Brussel: Familie-archief De Merode-Westerloo, (Herlaar). 35 |