Op 12 januari 1311 kreeg Willem die Cruudener,
een Brusselse poorter, van de hertog een aantal goederen en
rechten, waaronder zogenoemde heerlijke rechten zoals de lage
rechtspraak binnen bepaalde grenzen. Willem werd als heer van
Jekschot opgevolgd door Johannes Limeer, en die door zijn
dochter Yda. De volgende heer was Michiel van Gheete. Mogelijk
was hij getrouwd met Yda, dochter van Johannes van Limeer.
Ghevaerd van Eyndhoven verwerft de
heerlijkheid Jekschot
Op 24-2-1351 verhief Ghevaerd van
Eyndoven de heerlijkheid Jekschot als Brabants leen, nadat hij
deze gekocht had van Michiel van Gheete:
Hertog
Jan van Brabant maakt bekend dat voor hem en enkele van zijn met
name genoemde leenmannen "is commen Michiel van
Gheete, ende heeft opghedragen in onse hant tot behoeff
Ghevaerts van Eyndoven, ons knape, ‘t goet te Jecsscot met zynen
toebehoirten gelegen in heerscap van Sente Oeden Rode ende in
den dorpe van Liemde, vutgenomen onse huys met zynen toebehoeren
dair heer Jan van de Weteringhen, ridder, onse man, inne woent,
dat die selve Michiel van ons te leen te houden plach. (..) Ende
wy hebben beleent ende bekent ‘t goet van Ghevaerdt van Eyndoven
voirsreven. Behoudelycken ons ende eenen yegelycken zyns rechts.
Ende dair af heeft die selver Ghevaert ghehulde ende manscap
gedaen also hy schuldich was te doen."
De eerste aanwijzing voor
problemen in 1358
Enkele jaren later onstonden er
problemen tussen de nieuwe heer van Jekschot en de inwoners van
Sint-Oedenrode. De eerste aanwijzingen daarvoor zijn twee
identieke oorkonden, een afgegeven op 3 novemebr 1358 door
hertogin Johanna en de andere op 26 november 1358 door haar
echtgenoot hertog Wenceslaus.
Johanna en Wenceslaus “bevelen
met desen brieve u, onsen schoutheyt van den Bossche, ende allen
onsen rentmeesteren, schouteiten, vorsteren ende richteren ende
allen onsen ambachten bynnen der meyerien van shertogenbossche
die nu zyn ende namels ten tyde zyn sullen, dat ghy ende een
yeghelycke van u tot versucke Ghevaerts van Eyndoven. ons mans
van leen, hem van allen luden afdoet macht ende ghewout van
zynen goeden van Jecschot ende van allen den toebehoirte dair af
soe waer zy gelegen syn ende die brieve die begripen dat hy daer
af van onsen voervorderen bezegelt heeft.
Ende
willen dat ghy hem en zyne erfghename dair inne hout paiselyc
ende rustelic tot aen der tyt dat sy dair vutgewonnen worden
voer ons ende voer onse mannen van leen met eenen vonnissen ende
met eenen recht. Behoudelic ons ende yeghelycke altoes zyns
rechts. Ende
bevelen u allen ende eenen yegelycke van u sunderlinge op uwe
ambacht dat ghy dese saken alzoe tot ernstelic altoes doet ende
dair alsoe gereet in zyt dat ons des Ghevert voirsseyt noch syne
erfghenamen nyet meer volgen en dorven."
De schout van Den Bosch en andere
dienaren van de hertog en hertogin dienden de heer van Jekschot
dus te steunen in het handhaven van zijn rechten, zodanig dat
Ghevart geen beroep meer zou hoeven te doen op steun van de
hertog. Kennelijk was er wat aan de hand.
De uitspraak van de hertog en
hertogin in 1359
Enkele maanden later, op 21 februari
1359 maken Wenceslaus
en Johanna, hertog en hertogin van Brabant, bekend “dat
want in tyden voerleden opgestaen was discord ende twyst
tusschen Ghevardt van Eyndoven, onsen manne van leene, aen die
eene zyde, ende den goeden luden ende insetende ons dorps van
Sinte Oeden Rode aen d’ andere zyde, om des goets wille van
Jecxschot dat van ons in leen ruert."
De
inwoners van Sinr-Oedenrode beweerden "dat die
palen van Jecxschot nyet zoe verre en strecken noch en ghingen
alse Ghevard" beweerde. Ook waren er problemen
om cijnsen en renten van de goederen "die
Ghevard seyde dat hem ontweldich waeren na begripenisse zyne
brieve." Er zijn inderdaad aanwijzingen dat
vrij snel na 1311 de inkomsten van de Jekschotse cijnzen
aanzienlijk verminderd zijn.
Verder
waren er problemen over het gebruik van de gemeint van Rode door
de heer van Jekschot en over de uitleg van de rechten van de
heer zoals die in het
charter van 1311 beschreven staan. De zaak was
ter beoordeling voorgelegd aan hertog Wenceslaus en hertogin
Johanna. Die hadden de standpunten van beide partijen aangehoord
en doen nu een uitspraak. Beide partijen dienen zich aan die
uitspraak te houden op straffe van een boete van 2.000 "auden
guldenen scilden".
De uitspraak begint met de
constatering dat Ghevaert het charter van 1311 en de daarin
beschreven rechten in bezit heeft, en dat dat ook niet door de
inwoners van Rode betwist wordt. Gevaert dient dus in zijn
rechten, zoals in de brief beschreven staan, gehandhaafd te
blijven.
In de
brief van 1311 staat dat de heer van Jekschot zal "eykeren
hebben zal tot zyne beesten in den wildernissen van Sente Oeden
Rode die nv ghemeynte is." Ghevaert mocht dus
zijn varkens hun kostje bij elkaar laten scharrelen in de
wildernis van Sint-Oedenrode. Die wildernis zou inmiddels de
gemeint van Rode zijn. Volgens de uitspraak van de hertog en
hertogin betekent dit dat Gehevaert nu "der
ghemeynten van Sente Oeden Roeden ghebruken zal ende syne
beesten gelyc den anderen luden van Senre Oeden Rode dair op
driven ende driven doen."
Volgens de
brief van 1311 zal de heer van Jekschot "sine
berninghen ende zynen torf dair op doen slaen ende steecken
gelyck den anderen sonder wedersegghen van yemants." Dus
Ghevaert mag brandhout halen en turf steken op de gemeint van
Rode.
Verder
wordt bepaald dat de "scoutheyt ende rechteren
van der meyerien van Sente Oeden Rode" Ghevaert
elk jaar 40 wagens met brandhout en een vracht turf aan huis
moeten leveren in de periode tussen twee weken voor en twee
weken na Sint-Jan Baptist in de zomer (24 juni).
Het bevel van 22-12-1361 om de grenzen van de heerlijkheid
opnieuw vast te stellen
Ondanks de uitspraak van 1359 bleven
de problemen voortduren, met name over de grens van de
heerlijkheid. Vandaar dat Johanna en Wenceslaus op 22 december
1361 een nieuwe oorkonde uitvaardigden. Daarin verklaren ze dat
de grenzen van de heerlijkheid Jekschot eertijds (dat is in
1311) vastgesteld waren door Jan
Dicbier, "scouteyt van Den Bossche". Die
grenzen moeten nu opnieuw vastgesteld worden, en wel bij
voorkeur door de lieden die er in 1311 ook bij geweest waren.
Dat was inmiddels ruim 50 jaar geleden, het is de vraag of en
hoeveel van die lieden men nog heeft kunnen mobiliseren. Johanna
en Wencelaus bevelen Gerard van den Elst, "onsen
schouteyt van Den Bossche" om zonder gemor deze
klus te gaan klaren. Hij moet beginnen bij de eerste grenspaal
die door Jan Dicbier gezet was, en verder dezelfde route gaan
volgen.
De
nieuwe grensbeschrijving en nieuwe interpretatie van de rechten
van de heer op 30-11-1362
De hertog
en hertogin constateren in een oorkonde van 30 november 1362 dat
er nog steeds "twyste ende in discorde" gebleven
zijn over allerlei punten, zodat verdere verduidelijking nodig
is. Een van die punten was de vaststelling van de grenzen. Die
grenzen van 1311 zijn door mij volgt
gereconstrueerd.

Men had in
1362 met een aantal "geheugers" (oude
lieden die zich de grenzen herinnerden) de grenzen nagelopen en
opnieuw vastgesteld. Over de eerste vier palen (1 tot en met 4
op bovenstaande kaart) was men het eens. Grenspunt 4 was de
Vogelhutte. Vanaf daar ging het mis.
"Ende
dat zy van dair voirt gepaelt hebben in discordt ende
oneendrechtichlic, alsoe dat sommige van den voirseyt gheughende
recht gegaen zyn van de Vogelhutte tot opten utersten ijnt te
Liend wert, ende sommige syn gegaen al bine aen die syde te
Lyshout wert, ende dair palen gesteken die in Gevaerts carten
nyet begrepen en zyn." Sommige lieden liepen
dus naar het Lijnt in het oosten, vermoedelijk volgden ze de
zuidrand het allodiale bezit van de heer (het groen gearceerde
gebied). Anderen daarentegen liepen naar de gemeint van Lieshout
(punt 5), en zetten daar een grenspaal die niet in de brief van
1311 genoemd wordt. Mijns inziens had deze groep het bij het
rechte einde, en was er een onduidelijkheid of slordigheid in de
brief van 1311. Zie daarvoor de
beschrijving van de grenzen.
De hertog en hertogin velden een
Salomonsoordeel. Het gebied tussen de twee verschillende
opvattingen zou in twee helften verdeeld moeten worden "ende
dair om een lot werpen tusschen Ghevarde ende onsen luden van
Rode. Also dat Ghevaert d’ een stuck ende onse goede lude van
Rode d’ ander stuc behouden sullen. Ende so wel stuc Gevarde
gevalt mitten loten dat willen wy ende verclaren dat Jecsscot zy
ende bynnen den palen van Jecsscot gheleghen. Ende dat d’ ander
stuc dat onsen luden van Rode blyft buten den palen van Jecssot
zy ende blive."
In de
brief van 30 november 1362 leggen Wenceslaus en Johanna vijf
heerlijke rechten van Ghevaert van Eyndoven opnieuw uit.
1. Het
punt dat begint met: "dat Ghevaert van Eyndoven
ende zyn oer ende erfgenamen der guedder heerlicheit van Jesscot
mit allen ende enigelic zynen toebehoirten ghelyc zyn brieve dat
begrypen hebben ende behouden zal. Dat verclaren wy alsus dat
Ghevaert alle die goede die bynnen den voirscreven paelsteden
van Jecsscot gelegen zyn also zy nu geset gepaelt zyn ende hier
voer verclaert behouden zal also verre als Michiel van Ghete
dair af hebbinge was, dair Gevaerde dese goede jeghen vercreech
of die hy sint wittelic vercregen heeft. "
2. Het
tweede punt dat begint met: "voirt zeggen wy den
voirscreven Ghevaert tot allen chyns, renten, leen ende goede
hetzij water oft lant bestaende in zynen brieven voirseyt sie
hem ontyweldich zyn. Dat verclaeren wy aldus dat Ghevaert alle
renten, chinsen, leen ende goede voirscreven ligghende bynnen de
voirscreven palen paiselic hebben ende gebruken sal". Het
is opmerkelijk dat er gesproken wordt over de leen- en
cijnsgoederen gelegen binnen de grenzen van de heerlijkheid. De
heer bezat in de zestiende eeuw ook enkele cijnsgoederen in
Sint-Oedenrode en Eerschot.
3. Het
derde punt dat begint met: "voirt segghen wy want Gevaerts
brieve begrepen dat hy ekeren hebben zal tot synen beesten in
den wildernissen van Sernt Oeden Rode dat nu ghemeynt is, dat
hij diere ghemeynten van Sante Oeden Rode gebruken zal, ende
zall zyn berninge ende torf dair op overslaen ende stecken." Dit
wordt als volgt uitgelegd: Ghevaerdt mag de gemeint van Rode mag
gebruiken en er brandhout en turf mag halen, voor in zover de
voorgaande heren van Jekschot, zoals Michiel die Ghete, dat
recht hadden.
4. Het
vierde punt dat begint met: "voirt segghen wy
dat onse schouteyt ende richteren van den meyerien van Sante
Oeden Rode die den tyde zyn sullen doen hebben Ghevaert
voorscreven en zynen erfgenamen jaerlicx bynnen den
vertiennachten voer Sante Jans dach Baptiste te midsomer oft
bynnen den vertiennachten dair na vuten meyerien van Sante Oeden
Rode die veertich wagen zyn borningen met chins te bueren." Dit
wordt uitgelegd als dat die 40 wagens geleverd moeten worden,
zoals ze aan eerdere heren van Jekschot geleverd werden.
5. Het
vijfde punt begint met: "ende want Ghevaert onse
man is van den goede van Jesscot soe segghen wy hem in allen
desen punten ende voirwaerden voirscreven te blyven tot dier tyt
dat hy met eenen beteren recht ende mit vonnisse ons mannen wert
gewonnen." Ghevaert blijft in zijn rechten
gehandhaaft "totten ter tyt dat hy mit eenen beteren recht
vor ons ende onse mannen van leen dair vut wert gewonnen."
Deze
bepalingen blijven van kracht op straffe van de in 1359 genoemde
boete van 2.000 "auden guldenen scilden".
De boerenopstand van 1363
De boeren van Sint-Oedenrode waren
niet blij met de uitspraak en legden zich er niet bij neer. Een
aanwijzing hiervoor vinden we in het archief van de Bossche
Tafel van de Heilige Geest. In een oorkonde van 11 mei 1363
wordt geschreven dat Arnoldus Rover, ridder, een hoeve te
Sint-Oedenrode, genaamd ter Heze, heeft verkocht aan Johannes
van der Ziwijnde. Arnoldus Rover heeft beloofd dat als het zou
geschieden dat het verkochte goed enig geld zou kosten bij
gelegenheid van een accoord om de oorlog (guerra) om
Jecsot die tot de dag van vandaag is gevoerd, dat hij dan de
koper schadeloos zal stellen. Er is dus sprake van een opstand
die nog voortduurt en er hing de inwoners van Sint-Oedenrode een
straf van de hertog vanwege het niet naleven van zijn uitspraak
boven het hoofd. Er zijn twee bronnen die schrijven dat de
boeren van Rode het huis van de heer bestormd en vernield
hadden.
In het oud archief van Schijndel
bevond zich een oorkonde die dit gebeuren evestigt. Dat archief
werd in de Tweede Wereldoorlog verbrand, maar A.C. Bondam,
maakte er in of kort voor 1898 een afschrift van. Wenceslaus
en Johanna, hertog en hertogin van Brabant, maken op 16 maart
1364 (volgens de Paasstijl is dat 1365) bekend “dat
wi onse goide lude van Schynle quytschelden, quytgeschouden
hebben, gelooft hebben ende geloven quyt te houden mit desen
brieve van den bandune die verboert is aen den huyse dat
nedergeworpen is in Yecscot alsoe verre alse daer aen nuet
handadich en sijn geweest, noch wijnre, noch verlieser en sijn
van den goide van Yecscot, ende alsoe verre alse dien van Roide
niet ghelooft en hebben hier af ter hant te staen.”
Op 13 november 1451 deed de Raad van
Brabant uitspraak in een geschil tussen Sint-Oedenrode en
Schijndel over het gebruik van de gemeint van Rode. Deze
oorkonde schrijft: "item nog mitsdien dat in
tijde voorleden, als die voorschreven van Rode een huys
nedergeworpen hadden tot Jaexschot, de voorschreven heyde of
gemeynte om des misgrijps wille aengeslagen ware tot onsen
behoeff als verbeurt, alsoodat nog die voorschreve van Rode nog
die voorschreve van Scheyndel dien en mogten gbruyken, ende
deden doe dieselve van Scheyndel alsoo veele, dat sij
quijtscheldinge gekregen ende in heuren gebruyck bleven, mits
dat sij in den voorschreve misgrijpe niet handadig waren
geweest."
De afwerking van de boete
In het Algemeen Rijksarchief te
Brussel troffen we een ongedateerde rolrekening aan van de
hertog van Brabant, waarin de inkomsten en uitgaven bij de
afwerking van de opstand worden geschreven. Uitgerold meet de
rekening 2 meter plus 77 centimeter, het is een lange rekening.
Hieronder staan de uitgaven en inkomsten vermeld. De bedragen
hebben we omgezet en modern nederlands, In plaats van "Aan",
staat in de rekening "Item".
DE
UITGAVEN
1 mottoen
was een munt, in waarde gelijk aan 30 groten
1 groot
was in waarde gelijk aan 8 oude penningen, 12 nieuwe penningen
of 16 penningen paijment. Waarschijnlijk werden in deze
rekeningen de paijment penningen gebruikt.
1 pond was
een rekeneenheid van 240 penningen
1 schelling was een rekeneenheid van 12 penningen
|
Namen:
|
Bedragen:
|
1
|
Aan Heniryc den Losen Reyntmeester van den Bossche tot
behoef ons Heeren van Brabant
|
400 mottoenen
|
2
|
Aan Heer Ghevarde Rutghersoen
|
237 mottoenen
|
3
|
Aan Art van der Hulpen scouth van Pedelant tot scouthen
behoef van den Bossche
|
20
mottoenen
|
4
|
Aan den selven Arde
|
4
½ mottoenen
|
5 |
Aan Arde van der Loe doe hy te Brusel ghereden was van
der ghebuer weghen van Rode
|
1
mottoen
|
6 |
Aan den vorster van Rode om dat hy t ghelt in dede comen
voer sinen cost ende arbeit
|
5
mottoenen |
7 |
Aan den vorster van Brughel om dat hy t ghelt te Brughel
in dede comen
|
1
½ mottoenen
|
8 |
Aan Didderic Wencke om dat hy die van Brughel halp
setten ende ordineren, want die setter van Rode der lude
staet van Brughel niet en wisten voer sinen cost ende
arbeit
|
1
½ mottoenen
|
9
|
Aan enen goeden knaep om dat hy den gheburen van Rode
syn peert gheleent hadde te Brusel te riden in haren
arbeit
|
2
mottoenen
|
10 |
Aan Art van der Hulpen scouth van Pedel, Art van den
Loe, Robbe van den Broec, Heijmerijc de Scriver ende
Willem van Eyke ghereden ten Bossche om dach ende verst
te crighen aen Henric den Losen den rentmeester van den
ghelde dat hem gheloeft was tot ons heren behoeff van
Brabant, verteert
|
48
groten
|
11 |
Aan Art van den Loe, Art Vrint, Robbe van den Broke ende
Heymerijc de Scriver ghereden ten Bossche om te
verantwerden voer de stat van den Bossche teghen die van
Hermalen om dat sy metten gheburen van Rode niet ghelden
ende wouden dair sie stat af verantwerde, verteert
|
1
mottoen
|
12
|
Doe Henric Slosen knaep quam tot Rode om ghelt aen die
setter van Rode des sy noch tan niet en hadde, daer
verterden sij met hem ende soe dat sy hem oic omdat hij
een goet eren bode soude wesen
|
1
pond
|
13 |
Doe men den rentmeester Henric den Losen d' lest ghelt
voer de ten Bossche ende hem betaelde soe te teringhen
sal te verliese van den ghelde
|
2
mottoenen
|
14
|
Doe die erffenisse ghemaect want tot Peter Luedings
verteert
|
2
mottoenen
|
15 |
Aan den clerc die dit ghelt screef doet gheset wart ende
meer dan een half jaer heeft helpen innen ende die dese
rekeninghe ghemaect heft voer sinen cost ende sinen
arbeit
|
2
mottoenen
|
16
|
Noch enen anderen clerc die die rekeninge ghescreven
heeft voer sinen cost ende voer sinen arbeit
|
1
mottoen
|
17
|
Aan die setter die dit ghelt gheset hebbe ende meer dan
een half jaer ghevolcht hebben om dit ghelt te innen
ende den boden te lonen die die parde droghen, droven,
vaerden ende hoeden, daer af gheghaen te cost te scaden
ende ten onraede
|
15
mottoenen
|
18
|
Item den scouth van den Bossche die hi noch gebrekt
|
10 mottoenen |
DE
INKOMSTEN VAN DE BOETE
|
Namen:
|
Bedragen:
|
1
|
Casteren
|
|
2
|
Gheen van Leemputten
|
1
mottoen
|
3
|
Deenken Clinkart
|
5
mottoenen
|
4
|
Peters kinder van Herentham
|
3
mottoenen
|
5
|
Jan van Casteren
|
2
mottoenen
|
6
|
Lisbetten Ghenen laet
|
1
½ mottoenen
|
7
|
Ghiben Hoesen kinderen
|
5
mottoenen
|
8
|
(bijschrift) Jan Cortrot ende Josef
|
7
mottoenen
|
9
|
Heynric Kroden laet
|
1
mottoen
|
|
Rode
|
|
1
|
Wellen van Onlande
|
5
mottoenen
|
2
|
Willem Holaer
|
2
½ mottoenen
|
3
|
Jan van der Zantfort
|
1
mottoen
|
4
|
Lysken Rynken
|
8
groten
|
5
|
Hellincs erve
|
1
mottoen
|
6
|
Jan Metten soene erve tot Onlande
|
3
mottoenen
|
7
|
Willem Tyrelants swagher
|
3
mottoenen
|
8
|
Aert Moederkens soen
|
2
mottoenen
|
9
|
Peter Stoet
|
1
mottoen
|
10
|
Jan Zeghers soen
|
3
mottoenen
|
11
|
(Bijschrift) Rubbeken van den Hulst
|
1
½ mottoenen
|
12
|
Jan van Haren
|
13
½ groten
|
13
|
Henric van der Runnen
|
14
½ groten
|
14
|
Jan Cransort
|
14
groten
|
15
|
Godens kinder van der Groetdonc
|
8
½ groten
|
16
|
Art Holaers goet
|
3
mottoenen en 20 groten
|
17
|
Jan Holaers soen
|
1
mottoen
|
18
|
Cottens soen
|
14
groten
|
19
|
Ghenen Holaers goet
|
4
mottoenen en 3 groten
|
20
|
De
laet die daer op sit
|
14
groten
|
21
|
Hobben Robbrechts soen
|
1
mottoen
|
22
|
Godeken Boen
|
26
groten
|
23
|
Jan Tyelkens brueder
|
1
½ mottoenen en 14 groten (doorgehaald)
(bijschrift:) 1 ½ mottoenen
|
24
|
Everarts Robbrechts soens kinder
|
24
groten
|
25
|
Art Herbrechts soen
|
22
½ groten
|
26
|
Hondertponds kinder
|
2
mottoenen
|
27
|
Necker
|
2
mottoenen
|
28
|
Art Lyebard
|
14
groten (doorgehaald)
1
½ mottoenen
|
29
|
Lysbeth Colen
|
14
groten
|
30
|
Rutgher Voskens soen
|
1
mottoen en 27 ½ groten
|
31
|
Aleit Lippen met haren III sonen
|
2
mottoenen
|
32
|
Art Kedden
|
9
groten
|
33
|
Gherarden kinder van Heesecker
|
2
mottoen en 30 groten
|
34
|
Jan van Heesecker
|
8
mottoenen
|
35
|
Claus van der Heiden
|
5
½ mottoenen
|
36
|
Heine Becker
|
28
schellingen
|
37
|
Heren Godevards goet van Os te Herentham
|
5
mottoenen
|
38
|
Jan van Risinghen
|
4
mottoenen
|
39
|
De
laet van den Oel
|
4
mottoenen
|
40
|
(Bijschrift) Heren Jans goet van der Weteringhen ten
Oijl
|
6
mottoenen
|
41
|
Heine van den Over ende syn soen
|
8
mottoenen
|
42
|
Scafts kinder
|
25
groten
|
43
|
Henric van der Heiden
|
1
mottoen
|
44
|
Art van der Heiden
|
1
mottoen
|
45
|
Henric van Brede
|
1
mottoen
|
46
|
Beli van Pantelaer met hare kinderen
|
4
mottoenen en 22 gulden
|
47
|
Henneken van den Aenscoet
|
12
½ gulden
|
48
|
Van den goede te Tartwyc van Braetman
|
14
groten
|
49
|
van Wellen Mostarde van den selven goede
|
21
groten
|
50
|
De
laet van Tartwyc
|
1
mottoen
|
51
|
Boertken van den Velde
|
8
mottoenen
|
52
|
Everarts van Scroetbollen
|
1
mottoen
|
53
|
Gheenken Timmerman
|
1
mottoen en 26 groten
|
54
|
Wouter Maes soen
|
1
mottoen en 27 ½ groten
|
55
|
Maes ander sone van den Nuwenhuse
|
2
mottoenen
|
56
|
Jan de Hertoghe
|
3
mottoenen en 11 groten
|
57
|
Jans goet van Vinkenscoet
|
4
mottoenen
|
58
|
Lute, Aleyt, Jan en Reyner van Gasthuse
|
10
mottoenen
|
59
|
(Bijschrift) Die sceper van den Gasthuse
|
1
mottoen
|
60
|
Jan van den Einde ende Roefs kinder van der Hegghen van
haren deel van den goede te Evershode
|
17
½ groten
|
61
|
Heymerijc Peter sone van den Velde
|
21
groten
|
62
|
(Bijschrift) tgoet Ten Eijnde vutgescheyden Rovers deel
|
3
mottoenen
|
63
|
Stuwe van den Widenvenne
|
18
schellingen
|
64
|
De
kinder van der Haghe uut ghesceiden
|
-
|
65
|
Henric haren broeder
|
8
mottoenen
|
66
|
Fie Emonds
|
3
mottoenen en 25 groten
|
67
|
Henric van den Coeveringhe
|
34
groten en 8 schellingen
|
68
|
Claus van der Coveringhen
|
6
mottoenen en 21 groten
|
69
|
Lemmen Emonds soen
|
1
mottoen
|
70
|
Henneken Hasart
|
10
groten
|
71
|
Everart van der Poteren
|
1
mottoen
|
72
|
Heymerics wif van Bovenrode
|
5
mottoenen en 1 gulden hellinc
|
73
|
Gielis haer swagher
|
24
gulden
|
74
|
Henric van der Stappen
|
9
mottoenen
|
75
|
Kateline Henric Metten sone binnen huus
|
3
mottoenen en 6 groten
|
76
|
Jan Steecart
|
3
mottoenen
|
77
|
Jutte Dide met haren kinderen van der bunder haren huus
|
4
mottoenen en 21 groten
|
78
|
Didderics goet van Ende
|
2
mottoenen
|
79
|
(Bijschrift) Diderics goet van Steenre
|
2
mottoenen
|
80
|
(Bijschrift) Copken van Ghinderop
|
1
mottoen
|
81
|
Peter Katelinen soen
|
14
groten
|
82
|
Jans goet van Heze
|
3
mottoenen
|
83
|
Willem de Molner
|
8
mottoenen en 34 schellingen
|
84
|
Deenkens goet van Rycotsfort
|
3
mottoenen
|
85
|
Femy Wellens wif
|
5
mottoenen
|
86
|
Art Gherijds soen
|
1
½ mottoenen
|
87
|
Bele van der Spanct van haren goederen
|
6
mottoenen
|
88
|
t
goet van den Hasenput
|
1
mottoen en 27 groten
|
89
|
Rycot van den Hasenput
|
1
mottoen
|
90
|
Kateline Wouters ende Wouteren haer soen
|
2
mottoenen en 8 groten
|
91
|
Leytken Wustken
|
24
groten
|
92
|
Cort Loykens erfenis
|
2
mottoenen
|
93
|
Art Elsbenen soens goet
Elsbenen is doorgehaald
(Bijschrift) Nonden
|
5
mottoenen
|
94
|
Heyle van der Valle ende haer kinder
|
1
½ mottoenen
|
95
|
Henric Bestken
|
3
mottoenen
|
96
|
Jan Cottens soen
|
14
groten
|
97
|
Henneken Vreedsamen soens erfenis
|
1
mottoen
|
98
|
Peter van Vericel
|
2
mottoenen
|
99
|
Vranken kinder van der Steghen
|
2
mottoenen
|
100
|
Roefs kinder goet van der Sloghen uutgesceiden Yden deel
van Sweensberghe
|
6
mottoenen
|
101
|
Yde van Sweensberghen
|
3
mottoenen
|
102
|
Art van Sweensberghen
|
3
mottoenen
|
103
|
Henric Cottens soen
|
14
groten
|
104
|
Pauwels Cottens soen
|
14
groten
|
105
|
Heyle Emonds erfenis
|
27
½ groten
|
106
|
Henric van de Poteren
|
5
mottoenen
|
106
|
Wouter van den Spiker
|
5
mottoenen
|
108
|
Jonghe Henric van der Heyden
|
14
groten
|
109
|
Herman Wautghers soen
|
21
groten
|
110
|
Scureyken
|
14
groten
|
111
|
Jan Loyen soen
|
14
groten (doorgehaald)
1
½ mottoenen
|
112
|
Henric Rosemont
|
5
mottoenen
|
113
|
Lysbet Jacobs
|
1
mottoen
|
114
|
Jan van der Espendonc
|
5
mottoenen
|
115
|
Emont Rosemontsone erve
|
1
mottoen
|
116
|
Art Lemmers sone
|
9
groten
|
117
|
Jan Houtens sone
|
14
groten
|
118
|
Femi van den Scilre
|
23
(doorgehaald)
1
mottoen
|
119
|
Heile van den Ende
|
3
groten
|
120
|
Gheertruudt Leewen
|
9
groten
|
121
|
Willeken Yevel
|
9
groten
|
122
|
Henneken Vroenkens soen
|
9
groten
|
123
|
Lysken van der Brugghen
|
3
schellingen
|
124
|
Willem Horneken
|
7
groten
|
125
|
Henrics de Zegher
|
5
groten
|
126
|
Roetken Wendelmoeden Maes soen
|
1
mottoen
|
127
|
Aleyt syn suster
|
12
groten
|
128
|
Wendelmoet syn suster
|
1
mottoen
|
|
de
vriheit
|
|
1
|
Hille Claus
|
6
½ groten
|
2
|
Henken Mol
|
20
groten
|
3
|
Lysbet Goeskens
|
6
groten
|
4
|
Mette Mandoel
|
6
½ groten (doorgehaald)
9
schellingen
|
5
|
Rover Cupenbinder
|
12
groten
|
6
|
Willeken Snider
|
7
groten
|
7
|
Jan de Wever ende Luyt syn wyf
|
3
groten
|
8
|
Leytken Limpiaes
|
3
groten
|
9
|
Willem Tyskens soen
|
3
schellingen
|
10
|
Heyle van Velpen
|
3
schellingen
|
11
|
Jan die Plantijnmeker
|
9
groten
|
12
|
Heinken Celikens soen
|
9
groten
|
13
|
thuus daer Heyle Verwyns in woent
|
6
groten
|
14
|
thuus daer Ghybken Kievit in woent
|
14
groten
|
15
|
Willem Hasart
|
6
groten
|
16
|
Cone van den Dyke
|
3
groten
|
17
|
Lysbet Bruunkens
|
3
groten
|
18
|
Andries de Wever
|
3
½ schellingen
|
19
|
Jan Pel
|
10
groten
|
20
|
Everaert Hasart
|
12
groten
|
21
|
Gheryt Ghiben sone
|
2
mottoenen
|
22
|
Rode Ceel
|
1
mottoen
|
23
|
Henric Hoeswants erve
|
1
mottoen
|
24
|
Jan Gelys swagher
|
6
mottoenen
|
25
|
Everart Lonen swagher
|
24
groten
|
26
|
Henric van Zonne
|
2
mottoenen en 21 groten
|
27
|
Kateline van Scroetbolle
|
17
schellingen en 8 penningen
|
28
|
Didderic de Snider
|
2
mottoenen en 12 groten
|
29
|
Herman Coghe
|
5
mottoenen
|
30
|
Hadich Weskens erve
|
1
mottoen
|
31
|
Roefken Coghe
|
18
groten
|
32
|
Kateline Jordens erve
|
1
½ mottoenen
|
33
|
Jonghe Tysken
|
4
mottoenen
|
34
|
Deenken
|
12
groten
|
35
|
Everart Vosken ende Heinken syn soen
|
4
mottoenen
|
36
|
Ruelen
|
1
mottoen
|
37
|
Aude Tysken
|
1
mottoen en 22 groten
|
38
|
Everart Hulsman
|
1
mottoen en 13 groten
|
39
|
Herman Tesschemaker
|
18
groten
|
40
|
Gielys de Smet
|
1
mottoen
|
41
|
Jan Scuweduift
|
9
groten
|
42
|
Lysbeth Scuweduifts
|
9
groten
|
43
|
Art de Duvel
|
14
groten
|
44
|
Heinric Moerken
|
2
mottoenen
|
45
|
Stine Scullekens
|
2
mottoenen
|
46
|
Henneken van Eyke
|
12
groten
|
47
|
Willem van Zassen
|
1
mottoen
|
48
|
Copken de Smet
|
1
1/2 mottoenen
|
49
|
Reynken die Molner ende Katheline syn dochter
|
4
ponden
|
50
|
Jan de Bontmeker
|
7
groten
|
51
|
Jan Kievit
|
1
mottoen en 11 groten
|
52
|
Peter Katheline soen
|
1
mottoen en 11 groten
|
53
|
Guintas
|
1
mottoen
|
54
|
Metten Daelmans erfenis
|
1
mottoen
|
55
|
Symon
|
2
mottoenen
|
56
|
Hadech Godens
|
24
groten
|
57
|
Didderic Timmerman
|
1
mottoen
|
58
|
Die erfenis daer Didderic Timmerman in woent
|
1
mottoen
|
59
|
Hille van Bobbenaghel
|
26
groten
|
60
|
Flips
|
5
mottoenen
|
61
|
Otte van Eerscot
|
7
mottoen en 21 groten
|
62
|
Art Lisen soen
|
3
mottoenen en 10 groten
|
63
|
Jan Wouter Scoefs soen
|
1
mottoen en 10 groten
|
64
|
Wendelmoet Didderics ende Jan haer brueder
|
20
groten
|
65
|
Jan Otten soen
|
2
mottoenen en 26 groten
|
66
|
Henrick Appeltant
|
3
mottoenen en 10 groten
|
67
|
Ghibe Sprocaes
|
26
groten
|
68
|
Rutte de Wever
|
1
mottoen en 23 groten
|
69
|
Henric van Espe
|
3
mottoenen en 21 groten
|
70
|
Heinken Waghenman
|
1
mottoen en 14 groten
|
71
|
Ghibe Kievit
|
1
mottoen
|
72
|
Gheryt Coninc
|
14
groten
|
73
|
Art Clabbart
|
13
½ groten
|
74
|
Enghebrecht Rogghen soen
|
13
½ groten
|
75
|
Jan Rogghen soen
|
12
groten
|
76
|
Jan de Donker
|
2
mottoenen en 26 groten
|
77
|
Ghybken Kievit
|
1
mottoen
|
78
|
Heinken Rogghen soen
|
1
mottoen en 10 groten
|
79
|
Coman van Boxtel
|
4
mottoenen en 24 groten
|
80
|
Roverken Yden soen
|
1
½ mottoenen
|
81
|
Ydeken Rovers dochter
|
14
groten
|
82
|
Beel Hilden dochter
|
1
½ mottoen
|
83
|
Hessel Lemkens sone
|
1
mottoen
|
84
|
Henrc Ketken
|
3
mottoen
|
85
|
Jan van Deyle
|
1
½ mottoenen
|
86
|
Fieken Ards dochter
|
1
mottoen en 12 groten
|
87
|
Hille Gielys dochter
|
4
mottoenen
|
88
|
Loyken haer soen
|
3
mottoenen
|
89
|
Beli Gelijs dochter
|
1
mottoen
|
90
|
(Bijschrift) Maes Babben huus
|
1
mottoen
|
91
|
Swart Andries
|
18
groten
|
92
|
Aude Cornet
|
10
groten
|
93
|
Heinken Eycsken
|
27
groten
|
|
Broghel
|
|
1
|
Henric Boecmans soen
|
21
groten
|
2
|
Kateline Zemans dochter
|
1
mottoen
|
3
|
Die erfenis daer Zeghewyc op sit
|
12
groten
|
4
|
Jonghe Henneken Maes soen
|
1
mottoen
|
5
|
Henneken Meeskens soen ende Hillen
|
1
mottoen en 24 groten
|
6
|
Henne Turnouds soen
|
1
mottoen
|
7
|
Willem Pepercoren
|
12
groten
|
8
|
Lemmen Oden soen
|
3
mottoenen
|
9
|
Heine Muus
|
7
½ mottoen
|
10
|
Maes Hennekens soen
|
2
mottoenen
|
11
|
Wouter die Ridder
|
1
mottoen
|
12
|
Tijs van den Goer
|
1
mottoen
|
13
|
Everart Hannen soen
|
14
groten
|
14
|
Willem Lisen soen
|
14
groten
|
15
|
Gheenken Turnouds soen
|
1
mottoen
|
16
|
Hille Godekens
|
1
mottoen, 24 groten en 4 penningen
|
17
|
Tys Wouters soen
|
3
mottoenen
|
18
|
Weltken Luden soen
|
3
mottoenen
|
19
|
Ghibe Roefs soen
|
14
groten
|
20
|
Art Roefs soen ende sine kinder
|
34
groten
|
21
|
Roef Ghiben soen
|
12
groten
|
22
|
Willeken Stamelarts soen
|
1
mottoen
|
23
|
Henneken Luden soen
|
2
mottoenen en 24 groten
|
24
|
Ghibekens erve van Oderichove
|
2
mottoenen
|
25
|
Heinken van den Eyghen
|
3
mottoenen
|
26
|
Hessel van den Eyghen
|
5
½ mottoenen
|
27
|
Heinken tkint
|
2
½ mottoenen
|
28
|
Maes Doreman
|
3
mottoenen
|
29
|
D’erve daer Maes Doreman op sit
|
2
mottoenen en 26 groten
|
30
|
Aert ende Heyle van der Vallen
|
2
½ mottoenen
|
31
|
Henneken Noyards swagher
|
27
groten
|
32
|
Jan van Voert
|
14
groten
|
33
|
Maes Yden soen
|
1
mottoen
|
34
|
Henneken Art Timmermans soen ende syn moeder
|
1
mottoen en 10 groten
|
35
|
Wauwelart
|
30
groten
|
36
|
Heinken Hennen soen
|
9
groten
|
37
|
Ludeken Luden soen
|
3
mottoenen
|
38
|
Willem Lieken soen
|
1
mottoen, 26 groten en 6 penningen
|
39
|
Ghenen Wendelmoeden soens erve
|
3
mottoenem
|
40
|
Heylken Heymerics dochter van Voert
|
3
½ mottoenen
|
41
|
Art Jan Belen soens soen
|
2
mottoenen
|
42
|
Jan Belen soens erfenis daer hy syn tocht aen sit
|
4
mottoenen
|
43
|
Willeken Hulsmans soen
|
30
groten
|
44
|
Met van Runtfort met haren kinderen
|
1
½ mottoenen
|
45
|
Aert Heken soen
|
1
mottoen
|
46
|
Heinric Lepelaer
|
1
½ mottoenen
|
47
|
Heinken Myns soen
|
24
groten
|
48
|
Braecman
|
1
mottoen
|
49
|
Michiel van Hoedinc
|
2
mottoenen en 21 groten
|
50
|
Yde Luden
|
3
½ mottoenen
|
51
|
Lysbeth Yden suster van Ham
|
2
mottoenen
|
52
|
Ruth Scosters swagher
|
1
mottoen
|
53
|
Henric Jan Belen soens soen
|
2
mottoenen
|
54
|
Willem Reynsen soen
|
4
mottoenen
|
55
|
Mannart
|
1
mottoen
|
56
|
Willen Sikens soen ende syn moeder
|
1
mottoen
|
57
|
Mieken erve
|
36
groten
|
58
|
Zomerman
|
1
mottoen
|
59
|
Ghibeken Heynen soen
|
7
groten
|
60
|
Hanne Sconings soen
|
1
mottoen
|
61
|
Lemmen Scosters soen
|
27
½ groten
|
62
|
Jan Jordens soen
|
14
groten
|
63
|
Gielys de scoemaker
|
7
groten
|
64
|
Hille van Langhel
|
1
mottoen en 11 groten
|
65
|
Henneken Heinen soen
|
1
mottoen
|
66
|
Elsbeen Hecken
|
1
mottoen en 12 groten
|
67
|
Yewaen Houtmans soen
|
1
mottoen
|
68
|
Jan van Breda
|
1
mottoen
|
69
|
Jorden Guedens soen
|
18
groten
|
70
|
Hanne Houtmans soen
|
1
mottoen
|
71
|
Jan Roetart
|
2
mottoen en 26 groten
|
72
|
Kateline Ghenen
|
1
mottoen en 6 groten
|
73
|
Willem van Broeghel
|
14
mottoenen
|
74
|
Heylen Arts kinder
|
1
mottoen
|
75
|
Aleyt Henneken dochter
|
8
groten
|
76
|
Lybe Nynemans dochter ende haer susteren
|
1
mottoen
|
77
|
Peter Ludensoen
|
2
mottoenen
|
78
|
Henric erfenisse van Lieshout
|
1
½ mottoenen
|
79
|
Wouter metter Houwen ende sine kinder
|
26
groten
|
80
|
Gheenken Guedens soens erfenisse
|
20
groten
|
Niet iedereen betaalde evenveel, het
verschuldige bedrag van 2.000 oude goude schilden werd over de
schuldigen omgeslagen door zetters. Waarschijnlijk werd de boete
per persoon vastgesteld afhankelijk van de grootte van het bezit
van onroerend goed, zoals men in die tijd ook de hertogelijke
bede omsloeg. Uit de uitgaven blijkt dat men meer dan een half
jaar bezig is geweest om de boete per persoon vast te stellen.
En dan waren er nog de onderhandelingen met de inwoners van
Hermalen onder Schijndel die aanvankelijk wel beboet werden,
maar in 1365 met succes betoogden ze onschuldig waren. Ook dat
zal de afwerking vertraagd hebben. De inkomsten van de boeten
staan geadministreerd in de rekening van de hertogelijk
rentmeester van 1366-1367.
Interpretatie
Waar ging de ruzie eigenlijk over? We
interpreteren de gang van zaken als volgt.
Voor gebruiksrechten was de wildernis
ingedeeld in gemeintes waarin groepen boeren gerechtigd waren.
De geografie van dergelijke gemeintes kwam op veel plaatsen
overeen met de grenzen van heerlijkheden, maar op veel andere
plaatsen ook niet. Zo strekte de gemeint van de parochianen van
Gemonde, de Bodem van Elde genaamd, zich over het rechterlijk
ressort van vier verschillende heren uit. Insgelijks strekte de
gemeint van Rode zich deels uit over het rechterlijk ressort van
Rode en deels over de heerlijkheid Jekschot.
Het betwistte gebied lag wel binnen
de in 1311 vastgestelde grenzen van de heerlijkheid, maar was
geen eigen of allodiaal bezit van de heer was. Eigen wildernis
was overdraagbaar, zoals men ook een akker of huis aan een ander
kon overdragen. Over het betwistte gebied had de heer van
Jeschot "slechts" heerlijk gezag, een vorm van overheidsgezag,
zoals ook de hertog van Brabant heerlijk gezag over grote delen
van de wildernis in de Meierij van 's-Hertogenbosch uitoefende.
De hertog beschermde daarbij de gebruiksrechten van de boeren,
die daarvoor een jaarlijkse cijns betaalden. Ook gaf de hertog -
al dan niet met toestemming van de boeren - delen van die
gemeint uit aan derden.
Het is goed mogelijk dat Ghevaert van
Eyndoven als heer van Jekschot op deze op wildernis dezelfde
rechten uit wilde oefenen als over zijn eigen of allodiale deel
van zijn heerlijkheid. Ik vermoed dat de voorgangers van
Ghevaert van Eyndoven de boeren van Sint-Oedenrode dit deel van
de wildernis ongestoord hebben laten gebruiken. Ghevaert van
Eyndoven qwwa sw Rooise boeren er op dat dit gebied een deel van
zijn heerlijkheid was en hij zal de Rooise boeren het gebruik
van dit gebied ontzegd hebben, met een boerenopstand tot gevolg.
Ghevaert ging met het claimen van
zijn rechten een stap verder met het uitoefenen van zijn
heerlijk gezag dan de hertog deed. De hertog respecteerde en
beschermde in de Meierij het gebruik van de wildernis door
lokale boeren, en inde daar slechts een jaarlijkse cijns voor.
Ghevaert wilde het alleengebruik.De boeren van Rode waren mijns
inziens dan ook terecht boos Gevaert van Eyndoven, toen die hun
het gebruik over het deel van de Rooise gemeint gelegen binnen
de heerlijkheid Jekschot ontzegde.
Op 3 november 1534 werd bij een
leenverhef van een Jekschots leen, perceel
nr. 1 van Jekschot Sint-Oedenrode, geschreven dat dit
perceel grensde aan de gemeint van Sint-Oedenrode. Hieruit
blijkt dat het betwiste gebied, ondanks de afstraffing van de
Rooise boeren, deel van de Rooise gemeint is gebleven. Alles
wijst er op dat de door de hertog in 1359 voorgestelde
tweedeling nooit is gerealiseerd en dat de Rooise boeren en de
heer van Jekschot dit gebied allebei zijn blijven gebruiken. In de
zeventiende eeuw leidde dat opnieuw tot een
conflict.
Bronnen: Algemeen
Rijksarchief Brussel, toegang T120, inv. nr. 2997, rolrekening
met betrekking tot Jekschot; idem inv. nr. 2353 (rekening van de
rentmeester over 1366-1367), fol. 42 en 43; Enklaar,
D.Th., Gemeene gronden in Noord-Brabant in de
Middeleeuwen. Werken der Vereeniging tot
Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandsche Recht, derde reeks
9 (Utrecht 1941), nr. 48 82-90 d.d 13-11-1451; Bomdam,
A.C., Inventaris van het archief der gemeente
Schijndel tot het jaar 1814 (1898); A.C.M.
Kappelhof, regesten van oorkonden van de Tafel van de Heilige
Geest van Den Bosch, deel II, nr. 522-4; BHIC,
toegang nr. 350. Collectie van Philips en Rogier van Leefdael,
1172 – 1686, inv. nr. 8, fol. 307-312; M. van Asseldonk, ‘Raadsels
rond Jekschot’, in: van Vehchele tot Veghel 7
(1987) nr. 22, 29-34
Martien
van Asseldonk
|