Vluchteling Johannes Waggelmans (1809)
Kleermaker Waggelmans joeg hen zijn huis uit. Ze waren vanuit Veghel met acht man sterk naar zijn hut op de Abenhoef bij d’ Eerde gekomen om zijn oudste zoon op te halen. Tegen de woede van de vader waren ze niet opgewassen. Het hele achttal vluchtte, achterna gezeten door de briesende met een riek gewapende vader. Wat was er aan de hand? Laten we vooraan beginnen. Wat weten we van kleermaker Waggelmans en wat maakte hem zo boos?

Rond 1796 bouwde Johannes Waggelmans een hut op de hei op de Abenhoef bij d’ Eerde. Hij bewerkte er een halve bunder hei. De grond die hij bewerkte en waarop zijn hut stond had hij illegaal in gebruik genomen. Dat werd gedoogd, want Johannes behoorde tot de armste der armen van Veghel. Hij was toen ongeveer 38 jaar oud, getrouwd en had een zoontje van drie jaar, Johannes, en zoontje Joost was ��n jaar oud. Er zouden nog drie zoontjes volgen: Hendricus, Wilhelmus en Martinus. In 1798 staat hij te boek als kleermaker. Het gezin was arm en werd bedeeld door de Veghelse armenkas.

Armenrekening: op 28 februari 1798 betaalt aan Hendrik Spierings voor eenige tyd huyshuur en kost en drank op ordonantie van regenten gegeven aan Johannes Waggelmans met desselve vrou en kinderen welke in verlede maand january waren afgebrandt
Op 28 april 1799 aan Kobus Joost Peter Huybers voor huijshuur van het huysgesin van Johan Waggelmans, 4-10-0

In 1801 kocht Johannis Waggelmans van de gemeente een ander perceel van een halve bunder bij de Abenhoef en het huis verhuisde toen daar naar toe. Daar woonde hij in 1832 nog.

Verder wordt Johannes Waggelmans een keer genoemd in de verklaringen afgelegd voor de Veghelse schepenen. Hij was overvallen. Op zondag 25 maart 1798 liep Johannes Waggelmans ‘s avonds komende van Schijndel over de Eerse pad. Hij kwam een paar mannen tegen. Een van die mannen pakte hem bij de borst en zette een mes op zijn hart, zeggende: “Geeft alles af wat je hebt, en verroert uw niet, of ik sal u kapot maaken.” Johannes gaf hem een duw en ze rolden vechtend in de sloot. De tweede man trok toen ook zijn mes en stak Johannes door zijn kleren, hoed en raakte hem ook in zijn hoofd. Johannes werd overmeesterd en zei: “Neem maar af wat ik heb en laat mij dan los.” Ze stalen zijn geld, mes en zijn pijp en vertrokken.

We gaan door naar 1806. In dat jaar was Lodewijk Napoleon aangesteld als koning van Holland. Hij werd door zijn broer, de keizer van Frankrijk, onder druk gezet om de dienstplicht in te voeren. Lodewijk weigerde dat pertinent. In plaats daarvan werden jongemannen uitgenodigd om vrijwillig in dienst te treden. Dat leverde maar weinig aanmeldingen op. In de zomer van 1809 was de druk op Lodewijk Napoleon om een groot Hollands leger te vormen tegen de Engelsen erg toegenomen. Lodewijk was toen naar Parijs ontboden en ruziede daar met zijn broer, Napoleon Bonaparte.

Vanuit die achtergrond kunnen we het bericht begrijpen dat de landdrost van Braband op 22 juli 1809 naar de gemeentebesturen stuurde: jongens van 16 jaar en ouder die door de armekas onderhouden werden, waren verplicht om in het leger te gaan dienen. In die jaren werd de armenkas zwaar gesubsideerd door de gemeente. Dat was in Veghel zo en dat zal in veel andere plaatsen wel niet veel anders geweest zijn. Kennelijk was de redenering: als je door de overheid onderhouden wordt, dan mag de overheid daar ook iets voor terug vragen. In Veghel boog het gemeentebestuur zich op 30 juli over dit bevel. Er waren vier jongelingen in Veghel die in aamerking kwamen:
- Lambert Ludowicus van Lieshout, 24 jaar oud, hij was blind, dus ongeschikt voor de dienst
- Martinus Ludowicus van Lieshout, 18 jaar oud, ook hij werd door een zware verzwering in zijn been voor de militaire dienst ongeschikt geacht
- Johannes Heesakkers, 18 jaar. Hij was kreupel en liep gebrekkig.

En dan was er Johannes Waggelmans, het zoontje van kleermaker Johannes Waggelman. De jongen was in maart zestien jaar geworden en zo op het oog gezond van lijf en leden. Het gemeentebestuur besloot om hem op te gaan halen, hem door een dokter te laten visiteren, en als hij inderdaad gezond zou zijn hem naar het miliaire kamp in Utrecht te sturen. Hij voldeed aan de voorwaarden en hij was de enige arme jongeman die Veghel voor het leger kon leveren.

De volgende dag gingen vijf leden van het gemeentebestuur, Hendricus van Hoof, Francis van Eerd, Johannes van den Tillaar, Aard D. van Doorn en A. van den Heuvel, samen met substituut secretaris Jacob Jacot, en nog eens geassisteert door de dorpsdienaar en de nachtwaker naar de Abenhoef om de jongen op te halen. Dat men met maar liefst acht man sterk ging wijst er op dat men wel wat tegenstand verwachtte. Men ging ’s avonds omdat de jongen overdag van huis naar huis ging om te bedelen en men verwachtte hem ’s avonds thuis aan te treffen.

Het gemeentebestuur notuleerde de volgende dag: ‘Dat zij na alle mogelyke den vriendelyke en ernstige aanmaninge aan de vader van den gemelden jongeling gedaan de overgave van den gemelden jongeling niet hebben kunnen verkrygen. Dat zij toen getragt hebben den gemelde jongeling die zich in het bed verscholen hield uit het zelve te halen. Dat zij daar toe telkens door de vader en verdere huisgenoten verhinderd zyn. Eyndelyk onder schrikkelyke bedrygingen door den genoemde vader met een riek gewapend uit het huis, na aan den zelve nog eenige tegenstand geboden te hebben, uitgejaagd en als van een woedende mensch tot op de gemeene weg vervolgd zijn.’

Die ‘verdere huisgenoten’ waren Johannes’ vrouw en misschien dat de kleine Joost van 14 nog voor zijn broer opgekomen was, maar de rest was onder de 12 jaar, die zullen wel niet mee gevochten hebben. De vader had dus nagenoeg in zijn eentje acht man op de vlucht gejaagd. Waarom die felle reactie? Het fijne zullen we daar nooit van weten. Wel was het zo dat het jaren waren van veel oorlogen en oorlogsdreigingen en dat in het leger gaan nogal snel geassocieerd zal zijn met vechten en aan het front. Of sneuvelen. Ik geloof dat ik in die situatie op dezelfde manier gereageerd zou hebben. Verder was de jongen een van de kostwinners (als was het maar met bedelen) in een arm gezin met een aantal kleine kinderen.

Aan de landdrost werd bericht: ‘Wij hebben ons in den avond van den 31 van hooimaand laatstleden begeven alhier ten woonhuize van de ouders van dien jongeling om denzelve aldaar present af te halen. Dan zynen vader, ook genaamd Johannes Waggelmans, noch na vriendelijke, noch na ernstige vermaningen, gehoor gevende, heeft zich niet ontzien zulks door geweldadigen tegenstand te beletten en heeft zelvs als in een felle woede met een riek gewapend onder vreeselijke bedrijgingen de aldaar presente leden dezer vergadering en hunne assistenten uit zyn huis gejaagd, waar door den gemelde jongeling ontsnapt en op de vlugt geraakt is.’

In de nacht van 5 op 6 september probeerde het gemeentebestuur het nog een keer. Met een aantal mannen omsingelde men het huis aan de Abenhoef en anderen gingen naar binnen. Maar de vogel was niet thuis en men kreeg niet te horen waar Johannes zich ophield. Het gemeentebestuur schreef aan de landdrost: ‘zullende voorts geene middelen worden onbeproeft gelaten om zich van den gemelde jongeling ter opzending te verzekeren.’

Armenrekening 1805-1808: Volgens quitantie betaalt aan de weduwe C. A. Nieuweg en zoon wegens het plaetsen in de Bossche Courant van een advertentie wegens het vermissen van de kinderen Waggelmans, 1 gulden en 10 stuivers.

Johannes ontsnapte de dans niet. Op 30 september informeerde de schout-civiel van Veghel het gemeentebestuur dat Johannes in Schijndel was opgepakt. Het gemeentebestuur besloot hem naar Veghel te laten brengen en al de volgende dag naar het militaire establisement te Amersfoort te brengen om daar bij het logement d' elites te worden opgenomen. In de dorpsrekening vonden we de volgende post: voor vertering van de geapprehendeerde Johannes Waggelmans, 1 gulden en 10 stuivers.

Vanaf Amersfoort stuurde men een paar dagen later bericht dat men een uittreksel uit het doopregister wilde, kennelijk om zijn leeftijd te controleren. Lang bleef Johannes niet in Amersfoort. Zodra hij de kans schoon zag, smeerde hij hem. In de dorpsrekening van 1810 staat vermeld: Vertering gedaan bij het arresteren en bewaken van Johannes Waggelmans die uit het militaire establishment der koninklijke d’ elites te Amersfoort was ontvlugt, werwaarts (waarheen) den zelve als een inboorling dezer gemeente is opgezonden 2 gulden en 2 stuivers.

En dan houden de berichten in de Veghelse resolutieboeken en dorpsrekeningen op. Wat is er van Johannes geworden? Hij werd weer terug naar Amersfoort gestuurd zijn. En daarna? Geneuveld aan het front, zo jong nog? Nee, gelukkig niet. Uit het bevolkingsregister van 1810 blijkt dat Johannes toen al weer bij zijn vader aan de Abenhoef woonde. Kennelijk hebben ze hem vanuit Amersfoort weer naar huis gestuurd. Naar het waarom kunnen we bij gebrek aan gegevens slechts gissen. Misschien was hij mentaal dan wel lichamelijk toch te licht gevonden voor het leger, of waren er andere redenen. Voor het gezin Waggelmans liep dit avontuur in elk geval goed af.

Volgens de bevolkingsregisters woonde zoon Johannes in 1830 nog in Veghel en in 1840 en daarna in Sint-Oedenrode. Vermoedelijk woonde hij daar tot juli 1850 aan het Laars, op de Coevering.


Martien van Asseldonk

Bronnen: BHIC, OAA Veghel, resolutieboeken, inv. nr. 73, fol. 17-28v, fol. 345v; inv. nr. 77, fol. 94-95, 168-168v, 211-215, 235v-237; inv. nr. 78, fol. 8-13; Rechterlijk archief Veghel, inv. nr. 115, fol. 70; Lijst van huizen te Veghel 1791-1798, nr. 567; Bevolkingsregister Veghel 1810; idem, Sint-Oedenrode 1830, 1840, 1850, 1862; Heikopen, perceel nr. 6; BHIC, toegang 7701, inv. nr. 76a, fol. 112, 121, 123 (regesten door Antoon Vissers)