De Wielse hoef was in de zestiende eeuw een van de bezittingen
van de familie Zuermonts. Aan het einde van de zeventiende eeuw
werd de hoeve gepacht door Peter Hendrick Willem Aerts. Hij
kocht de hoeve in 1684 (1/3 deel), 1702 (1/2 deel) en 1705 (1/6
deel) van de rechtsvolgers van Joncker Rogier van Broeckhoven.
Peter werd ook "van de Wiel" genoemd. Kennelijk ontleende (deze
tak van) de familie Van de Wiel haar naam aan de Wielse Hoef. De
hoeve was op haar beurt weer genoemd naar het Ketelwiel, een ven
dat minstens vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw bij
de Wielse hoef hoorde.
De omvang
Op onderstaande kaart is de de
Wielse Hoef getekend rond 1650.

De Oliemolen
Op de kaart van Hendrik
Verhees van 1806 schreef Verhees: "Alhier heeft een oleymolen
gest(aan)". Het is een lange tekst en de plaats van de oliemolen
is verder niet nader aangegeven. Als we aan mogen nemen dat de
oliemolen bij de letter A van Alhier stond, dan stond de
oliemolen op grond die in de zeventiende eeuw bij de Wielse Hoef
hoorde.

In 1343 gaf de hertog van Brabant aan Wilhelmus van Hamvelt het
recht op visserij
en een molen “in Vechghel”. Willem betaalde er een jaarlijkse
cijns van 1/2 zwarte penning voor aan de hertog. In het
cijnsboek van 1646 wordt dit recht omschreven als: “de
gerechtichticheyt van de moelen ende de visscherye genoempt de
Ketelwiel.” Deze molen moet
de "oleymoelen" zijn die Verhees in 1806 op zijn kaart aangaf. Volgens
Gerard Wonders (zie M. van Asseldonk, 'de oliemolen bij het
Ketelwiel', Van Vehchele tot Veghel, 1989,
blz. 69), is deze oliemolen al vóór 1739 buiten bedrijf geraakt.
De oliemolen en het recht om het visrecht in het Ketelwiel
werden dus tegelijk uitgegeven. Dat betekent nog niet dat de
oliemolen bij het Ketelwiel stond, als is dat goed mogelijk. Een
andere mogelijkheid is dat de oude
fundamenten die in 1937 bij de normalisatie van de Aa gevonden
zijn, restanten van deze oliemolen zijn. Verder werden
volgens een brief uit 1982 ook in de buurt van het Ketelwiel
oude fundamenten aangetroffen (zie hieronder).
De vroegste cijnsbetalers van deze cijns (Hg-26) waren:
Cijnsbetalers:
|
Transactie en datum:
|
Wilhelmus van Hamvelt
|
Verwerving ± 1343
|
Gerlacus, zoon van Gerlacus Cnode
|
Verwerving 1392-1418
|
Goeswinus, zoon van Gerlacus Gerlacus Cnode
|
Verwerving 1418-1443
|
Vrouwe Nenna, weduwe van Goeswinus Gerlacus Gerlacus
Cnode, met 8 kinderen
|
Vererving 1450-1499
|
Henricus Cnoeyen
|
Verwerving 1499-1524
|
Katharina, weduwe van Henricus Cnoeyen
|
Vererving 1499-1524
|
Katharina, dochter van Henricus Knoeden
|
Vermeld in 1524-1542
|
Willem Goyarts van Ravesteijn
|
Vermeld in 1629
|
Hierna waren de cijnsbetalers steeds dezelfden als de
eigenaars van de Wielse Hoef.
De Tempeliers
Op bovenstaand kaartje uit 1806 schreef Verhees het
intrigerende woord "Tempeliers". A.
Frenken schrijft in Brabants Heem 1965, blz. 149 over de
Tempeliers o.a. dat deze de stichtingsdatum van deze ridderorde
gewoonlijk op 1188 gesteld wordt, en dat de orde der Temeliers
in 1312 weer werd opgeheven. De Tempeliers hadden huizen en
bezittingen onder andere te Alphen, Aarle-Rixtel, Heusden,
Middelburg, Zierikzee, Haarlem, Beverwijk en op Textel.
Zeker heeft Hendrik Verhees toen hij de kaart in 1806 tekende
een bedoeling gehad toen hij het woord "Tempeliers" op de kaart
schreef. In principe is het mogelijk dat de Tempeliers in Veghel
gegoed zijn geweest. Het is een interessante vraag over welke
bronnen H. Verhees in 1806 beschikte. In de geschreven bronnen
is tot dusver geen enkele aanwijzing gevonden voor bezit van
deze ridderorde in Veghel. Het kan daarom goed om
volksoverlevering gaan, mogelijk in leven gehouden door de
aanwezigheid van oude fundamenten
in de bodem (zie hieronder).
Er is nog een andere verklaring. Bep Grefkens, verwijzend naar http://www.tempelaar.info/index,
meldt: Jan Suermonts trouwde Mechtelt, dochter van Maes
Tempelers. Deze Mechtelt stamt uit een familie Tempelers,
afkomstig uit Aarle. De naam zou ontleend zijn aan de bezitting
van de Tempelieren in Aarle-Rixtel. Aangenomen wordt, dat de
stamvaders van dit geslacht pachters waren van de in Aarle
gelegen Tempeliershoeve. Jan Suermonts en Mechtelt Tempelers
worden genoemd in 1493 (Rechterlijk Archief Helmond, inv. nr.
227, fol. 127, akte 435.)
Jasper, zoon van Jan Suermonts verwierf in 1524-1542 een deel
van de Wielse Hoef van Henrick Daniel Deliss en een ander deel
van zijn vader Jan,
zoon van Wilhelmus Aelbertus Zuermont. Deze
Jan liet volgens de cijnsboeken van Helmond behalve 7 kinderen
een weduwe na met de naam Bortholamea. Hij zou eerder getrouwd
kunnen zijn geweest met Mechtelt Tempeler, maar dat is
erg onzeker en vooralsnog niet bewezen. Als het om dezelfde Jan
Surmonts gaat, dan kan een deel van de Wielse Hoef in de
vijftiende eeuw in handen geweest kan zijn geweest van het
geslacht Tempeler. In
de volksoverlevering kan in 1806 nog - niet helemaal correct -
verhaald zijn geweest dat de hoeve van de Tempeliers geweest is.
Oude fundamenten
Jan van Erp van de
heemkundekring Vehchele stuurde me in 2011 de volgende
interessante brief toe.

De precieze locatie van deze fundamenten is
helaas niet bekend, maar duidelijk is wel dat deze oude
fundering binnen het gebied van de Wielse Hoef lag.
Martien van Asseldonk
|