De Hoeve Grootdonk

De Hoeve Grootdonk was eeuwenlang in handen van het Adam van Mierde Vrouwenhasthuis in Den Bosch. Dit gasthuis kocht al in het begin van de zestiende eeuw delen van dit goed aan. Hintelse Hoeve perceel nr. 15 werd in 1485 van de gemeint van Veghel gekocht door Wilhelmus, zoon van Gerardus van Middegael, alias Graets. Tussen 1485 en 1499 kwam dit perceel in handen van Rutgerus van Erpe, Rutgerssoen. Tussen 1499 en 1524 kwam het perceel in handen van het gasthuis.


Nu zal het gasthuis wel niet alle percelen in een keer gekocht hebben. We weten niet of dit een eerste aankoop was van het gasthuis of een latere aankoop. Wel is duidelijk dat het gasthuis in 1499-1524 hier bezig was met het aankopen van grond, en een landgoed stichtte dat de hoeve Grootdonk genoemd werd. Rond 1700 was de omvang van dit goed als volgt.






In de laatste decennia van de zestiende eeuw woedde de Tachtigjarige oorlog. Deze regio, ook Sint-Oedenrode en Veghel, leed veel van plunderingen en brandschattingen. De dorpen werden gedwongen om geld te lenen om aan de schulden te voldoen. De rente op deze schulden werd als een plaatselijke belasting over de inwoners omgeslagen. In 1736 waren deze schulden per inwoner in Sint-Oedenrode aanmerkelijk hoger dan in Veghel. Vermoedelijk was dat aan het einde van de zestiende eeuw ook al zo, omdat Sint-Oedenrode toen zwaarder getroffen lijkt door de oorlog dan Veghel.


De Hoeve Grootdonk en andere huizen in dit deel van Veghel betaalden vanouds hun belastingen te Sint-Oedenrode. Tegelijkertijd stonden al die huizen binnen de grenzen van de gemeint van Veghel, maar om van die gemeint gebruik te mogen maken moest elk jaar betaald worden. Het was dus lucratief om naar Veghel te verhuizen. Dat was relatief eenvoudig. Men kocht dan een aangrenzend stukje van de Veghelse gemeint aan, brak de boerderij af en bouwde het enkele meters verderop op Veghelse grond weer op. Met de toenmalige huizen was dat niet zo'n probleem.

De eerste keer dat we dit zien gebeuren betreft de hoeve Grootdonk.
 In 1583 kocht het Vrouwen Gasthuijs gesticht door Adam van Mierde als eigenaar van de hoeve genaamd Groodonck zes roeden van de gemeint van Veghel aan. Volgens het accoord van 2 november 1583, in Den Bosch gesloten tussen de eigenaar van de hoeve en het corpus van Veghel, mocht de Gasthuijs op dat perceel een hoeve bouwen, en ‘nemende tot dien eijnde de voorscreven hoeve lants met alle regten en toebehooren in de protectie van schepenen van Veghel’. De Groodonckse hoeve kreeg het recht om van de gemeint van Veghel gebruik te maken en de plicht om in Veghel belasting te betalen.

Sint-Oedenrode bleef de Grootdonkse hoeve echter gewoon belasten voor de bede. Veghel protesteerde, Andries Adriaens, de pachter van de hoeve, had moeten weigeren om in Sint-Oedenrode te betalen. Andries vroeg het geld terug dat hij in Veghel betaald had.

 

Het geschil kwam voor de Bossche schepenbank, die op 5 januari 1585 commissarissen benoemden om te bemiddelen. Na overleg werd op 12 mei 1588 overeen gekomen dat:

-   Veghel aan Andries Adriaens niets terug hoeft te betalen

-   Veghel mag Andries redelijk belasten

-   De hoeve zal, omdat die op Veghelse grond gezet is, op de gemeint van Veghel ‘moogen weijen agt smaal beesten, drie peerden, verkens en gansen’ en de andere rechten behouden, die de hoeve voor de koop van de 6 roeden al had.

-   De hoeve mag niet door Sint-Oedenrode aangeslagen worden voor de bede, maar als Andries of andere pachters van de hoeve hun domicilie zouden veranderen en ‘hun wooninge hielden onder Rode, gebruijkende de huijsinge onder Vechel staande alleen voor de schuur en schop, dat deselve als dan in de laste van Veghel niet zullen worden aangeslagen, maar houdende echter het gebruik en de rechten die door het kopen van de 6 roeden waren hebbende.’

 

Op 5 december 1592 verkochtten de inwoners van Veghel aan Dries Ariens ten behoeve van het Gasthuys van heer Adams van Mierde te Den Bosch "een plack ghemeynte van Vechel", groot 58 ½ roeden en 2 voeten, gelegen “by de hoeve genaamd die Grodonck aent Eerde, daer nu een huysplaets ende missiestadt aff is gemaect, met noch een driesken voer die doere gelegen ende de buyten grave is mede gemeten ende hier inne begrepen ende soe tselve daer nu omgraven leet”.

 

 

De hoeve Grootdonk was niet de enige. Ook de boerderij op perceel Grootdonk nr, 3 werd in 1583 naar Veghel verplaatst. De inwoners van Veghel verkochten op 17 oktober 1583 aan Jan, zoon van wijlen Jan Dirck Jan Willemssoen van der Haegen 12 roeden van de gemeint, gelegen “by ‘t Erde by die by de Grodonck, by zynen alderen voenhuyze voirscreven, ende dese gemeynte te moegen betimmeren ende daer nw voertaen een woenplaetse aff te maecken ende nemen die selven Jan in ende onder onse protectie om een prochiaen van Vechel te worden, soo wel int geestelijck als int werlicke ende gunnen ende verlenen den selven Jannen zynen erffen ende naecoemelingen die verschappe van deser voenplaetse onse gemeynte te gebruycken soe in weijen, torffen ende anderssins, hem te reguleren nae onser carthen ende previlegie ende onse geboeden ons van onsen genedigen heer van den lande van Brabant verleent gelyck een ander naegebuer van Vechel doet ende met ons te schieten ende te genieten te gelden ende te betaelen in alle coenincx beden ende in alle lasten, commeren ende exactien ons daegelyckx overcoemende egeen vuyt gescheyden off gesundert.”

 

Martien van Asseldonk

Bronnen: BHIC, OAA Veghel, inv. nr. II-B-56; R31, fol. 495 (5-12-1592); R29, fol. 859 (17-10-1583)