In het in 1986 boven water gekomen
archief van de heerlijkheid Jekschot bevinden zich een aantal
cijns- en leenregisters met gegevens die teruggaan tot aan het
begin van de zestiende eeuw. Met behulp van deze registers,
aangevuld met gegevens uit andere bronnen, was het mogelijk om
een reconstructie te maken van het cijns- en leengoed van
Jekschot vanaf de zestiende eeuw. Het cijns- en leengoed van
Jekschot was als volgt:
Nr.
|
Lokalisering in deze reconstructie
|
Grootte
|
Cijnzen
|
Leen
|
1
|
Jekschot Veghel nr. 5
|
26
bunder
|
3
ponden
6
ganzen
4
kapoenen
|
Ja
|
2
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 1 + 2
|
12
bunder
|
16
schellingen
12
ganzen
|
Ja
|
3
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 9+
Lathouwerscamp
|
4
bunder
|
4
oude groten
|
nee
|
4
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 10
Cranenmortel
|
4
bunder
|
4
kapoenen
|
Ja
|
5
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 11
Smollerscamp
|
4
bunder
|
1
kapoen
|
Ja
|
6
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 12
Gashuiscamp
|
2
bunder
|
2
oude groten
2
kapoenen
|
Ja
|
7
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 13-16
Lage Buenders
|
6
bunder
|
9
oude groten
|
nee
|
8
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 20
|
4
bunder
|
3
1/3 hoenderen
|
nee
|
9
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 29-30
|
2
bunder
|
12
½ oude groten
5
hoenderen
|
nee
|
10
|
Zondveld Laag deel van nrs. 7-8
|
1
bunder
|
8
lopens haver
5
ganzen
|
nee
|
11
|
Zondveld Laag nr. 9 + 10
|
1
bunder
|
24
oude groten
3
ganzen
|
nee
|
12
|
Zondveld Laag nr. 26
Kerckenbeemd
|
2
bunder
|
-
|
ja
|
13
|
Zondveld Laag nr. 27-30
Brandskampen
|
5
bunder
|
9
oude groten
4
hoenderen
|
nee
|
14
|
Zondveld Laag nr. 31-33
Zondveldse Buenderen
|
4
bunder
|
-
|
ja
|
15
|
Zondveld Laag nr. 35
|
2
bunder
|
0-21-0
2
ganzen
|
nee
|
16
|
Zondveld Laag nr. 36
|
4
lopens
|
0-0-12
|
nee
|
17
|
Zondveld Midden nr. 16 +17
met Weijer
|
1
bunder
|
0-2-0
|
nee
|
18
|
Zondveld Midden nr. 36-44
|
2
bunder + 6 lopens
|
0-8-10
0-5-8
8
lopens haver
|
nee
|
19
|
Zondveld Midden nr. 45-54
|
6
bunder
|
0-1-4
|
ja
|
20
|
Zondveld Hoog nr. 43-45
|
7
lopens
|
1-4-0
8
1/3 lopens haver
4
hoenderen
|
nee
|
A
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 21-27
|
8
bunder
|
(6
2/3 hoenderen)
|
|
B
|
Jekschot Sint-Oedenrode nrs. 17-19 + 28
|
6
bunder
|
|
|
C
|
Zondveld Midden + Zondveld Hoog
Bos
|
4
bunder + 6 lopens
|
|
|
De schellingen zijn schelllingen
paijment, waarvan er 16 in 1 oude groot gingen.
Het cijns- en leengoed is op de
volgende kaart getekend.

Het cijnsgoed valt uiteen in twee clusters, een cluster
aan de noordzijde van de heerlijkheid en aan de zuidzijde de
Heijhoef met een aangelegen perceel in Sint-Oedenrode.
De
percelen aangeduid met letters A, B en C komen niet voor als
cijnsgoed of leengoed in het archief van de heerlijkheid
Jekschot. Aangenomen wordt dat dit eertijd wel cijns- of
leengoed was en dat deze cijnzen of lenen later voor de heer
verloren zijn geraakt.
Nummer 8, gelegen direct ten
zuiden van A was een perceel van 4 bunder, belast met een cijns
aan de heer van Jekschot van 3 1/3 hoenderen. In het cijnsboek
van Jekschot komen verder alleen hele hoenderen voor, zodat
aannemelijk is dat A, een perceel van 8 bunder gelegen net ten
noorden van nr. 8, eertijds met 6 2/3 hoenderen was belast. Met
andere woorden 8 en A vormden eertijds vermoedelijk samen een
cijnsgoed van 12 bunder, belast met 10 hoenderen.
Een
ander argument is dat A gelegen was tussen ander Jekschots
cijnsgoed en leengoed, binnen de
grenzen van de heerlijkheid Jekschot. Datzelfde argument
geldt voor B, een perceel van 6 bunder. Ook van dat perceel mag
veilig aangenomen worden dat dit eertijds een deel van het
heerlijk cijns- of leengoed was. Hetzelfde argument geldt voor
C, aanvankelijk helemaal een bos.
Daarnaast vermelden de
cijnsboeken van Jekschot nog twee cijnsgoederen die buiten de
grenzen van de heerlijkheid gelegen waren in Sint-Oedenrode. De
gegevens van deze twee cijnsgoederen zijn:
Beschrijving:
|
Bron en datum:
|
Uyt een strepe erlants, gelegen binnen der hoeven tot
Roij, genoemt die hoeve ten Bollick aen de gemeijnen
wech, groot 5 lopens, en uit eender strepen aldaer bij
gelegen, groot 3 lopens, belast met een cijns aan de
heer van Jekschot van 12 oude groten
|
Jekschot, geldcijns 4 (1520-1556)
|
Een perceel teullant gelegen in den Eijmert onder
Sint-Oedenrode, groot 5 lopens
- e.z.:
heer Spoelbergen
- a.z.:
Hendrik Vogels
- e.e.:
de gemeenen weg
- a.e.:
Gerrit Hendrix van der Heijden
Een parceel teulland gelegen aldaar, groot 3 lopems
- e.z.:
Antonij van der Kinderen
- a.z.:
heer Spoelbergen
- e.e.:
Hendrick Vogels
- a.e.:
heer Blankendael
Belast met een cijns aan de heer van Jekschot van 1-4-0
|
Jekschot, geldcijns 4 (1745-1769)
|
Eigenaars:
|
Transactie en datum:
|
Bron:
|
Lucas van Erp van wege Herman Coenen
|
Vermeld in 1520
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Jan Conen van Zorghenijn
|
Verwerving in 1520-1556
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Joncker Philips van Breugel
|
Verwerving in 1520-1556
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Joncker Peter Danlij en Joncker Breugel
|
Vermeld in 1662
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Juffrouw Johanna Louwens
|
Vermeld in 1745
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Heer advocaat Moolemakers
|
Vererving in 1749
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Hendrik Vogels
|
Koop in 1801
|
Jekschot, geldcijns 4
|
Beschrijving:
|
Bron en datum:
|
Uyt 2 bunder beempt in Eerscot gelegen, belast met een
cijns aan de heer van Jekschot van 2 oude groten (later
omgerekend: 0-4-0)
|
Jekschot, geldcijns 12 (1520-1556)
|
Eigenaars:
|
Transactie en datum:
|
Bron:
|
Heer Henric Vos, vicaris van de Sint-Maartenkerk in
Eerschot
|
Vermeld vóór ca. 1520
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Heer Jan van Herssel, priester
|
Vermeld in ca. 1520
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Jan Dierck Eibertss en Heer Joorden Jan Joordenss
|
Verwerving in 1520-1556
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Heer Willen Jans van Beeck
|
Verwerving in 1520-1556
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Meester Wijnandt Niclaessen
|
vermeld in 1662
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Mijnheer Donder, ontvanger van de geestelijke goederen
van Peelland
|
Vermeld in 1669
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Heer Kempenaar, rentmeester van het feestelijk comptoir
van Peelland
|
Vermeld in 1745
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Heer Jacob Kien
|
Koop in 1797
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Jacob en Anna, kinderen van heer Jacob Kien
|
Vererving in 1797-1839
|
Jekschot, geldcijns 12
|
Verband met het cijns- en leengoed vermeld in de
uitgiftebrief van 12 januari 1311.
Enkele cijns- en leengoederen uit de
periode vanaf de zestiende eeuw zijn in verband te brengen met posten
genoemd in de uitgiftebrief van 1311.
Uitgiftebrief 1311
|
11
|
Leengoed
|
18 bunder
|
3 ponden
6 ganzen
|
12
|
Leengoed
|
8 bunder
|
-
|
Reconstructie vanaf de zestiende eeuw
|
1
|
Leengoed
|
26 bunder
|
3 ponden
6 ganzen
4 kapoenen
|
Uitgiftebrief 1311
|
13
|
Leengoed
|
12 bunder
|
16 schellingen
12 ganzen
|
Reconstructie vanaf de zestiende eeuw
|
2
|
Leengoed
|
12 bunder
|
16 schellingen
12 ganzen
|
Uitgiftebrief 1311
|
27
|
Leengoed
|
2 bunder
|
-
|
Reconstructie vanaf de zestiende eeuw
|
12
|
Leengoed
|
2 bunder
|
-
|
Verder wordt het speculatief. Zo
hadden we nr. 8 + A gereconstrueerd als een cijnsgoed van 12
bunder belast met een cijns van 10 hoenderen. In de
uitgiftebrief van 1311 wordt inderdaad een cijns van 10
hoenderen genoemd, zij het verbonden aan een perceel van 11
bunder. Mogelijk gaat het om hetzelfde perceel.
In de
uitgiftebrief worden 2 havercijnzen genoemd nr 9 (1 mud haver)
en nr. 41 (2 mud haver). Ook in de zestiende eeuw vinden we 2
havercijnzen, nr. 10 (8 lopens haver) en nr 18 + 20 (8 lopens +
8 1/3 lopens haver). 8 lopens kam overeen met 1 mud zodat we ook
hier wel met dezelfde cijnsgoederen te maken zullen hebben, zij
dat het cijnsgoed in de zestiende eeuw 1/3 lopens groter is
geworden. Dat onder enig voorbehoud, want de haver werd betaald
met andere afdrachten die niet zo goed overeenkomen.
Totaal oppervlakte aan
cijnsgoed en leengoed.
De
uitgiftebrief van 1311 vermeldt 170 bunder leengoed en 145
bunder cijnsgoed, samen 315 bunder (maten afgerond op hele
bunders). Hierbij werden 1 dagwant en 1 hont (nrs. 42-44)
allebei voor 100 roeden gerekend, en het stuk land te Eerschot
van nr. 31 op 2 bunder.
Het totale oppervlakte van het
gereconstrueerde cijns- en leengoed vanaf de zestiende eeuw,
gelegen binnen de grenzen van de heerlijkheid, is 108 bunder
lopens (afgerond op hele bunders), terwijl nog 3 bunder in
Sint-Oedenrode gelegen was. Samen groot 111 bunder.
Vergeleken met 1311 is het
oppervlakte cijns- en leengoed vanaf de zestiende eeuw dus 204
bunder kleiner geworden. In de zestiende eeuw was nog maar
ongeveer eenderde deel van het cijns- en leengoed over. Waar is
de rest gebleven? Op de volgende kaart is ook het andere goed
binnen de grenzen van de heerlijkheid ingetekend.

Op het rood gekleurde deel stond het huis van de
heer. Dit deel was 20 bunder groot en werd door de heer van de
hertog in leen gehouden. We nemen aan dat Willem de Cruudener
dit deel kort voor 1311 met ander goed van de hertog kreeg. In
tegenstelling tot het geel gekleurde gebied werd dit deel niet
aan anderen als cijnsgoed of leengoed uitgegeven.
Het
groene gebied waren 70 bunder eigen bezit van de heer van
Jekschot, gelegen binnen de grenzen van Sint-Oedenrode genaamd
de Kleine en Grote Weihoef. Het blauw gekleurde gebied was 30
bunder eigen bezit van de heer van Jekschot, gelegen binnen de
grenzen van Veghel. Het paarse gebied (30 bunder groot) lag ook
binnen de grenzen van de heerlijkheid, maar dat was geen eigen
bezit van de heer. Het totale oppervlakte van de heerlijkheid
was: 107 bunder leen en cijnsgoed (geel), 20 bunder hertogelijk
leen (rood), 100 bunder eigen goed (blauw en groen) en 30 bunder
wildernis die geen eigen bezit was van de heer (paars). Het
totaal komt daarmee op 257 bunder.
Niet alle grond binnen de grenzen van
de heerlijkheid was dus van de heer, en niet alle grond van de
heer lag binnen de grenzen van de heerlijkheid. We dienen de
heerlijkheid en grondbezit dus goed uit elkaar te houden. Een
heerlijkheid was een gebied waarbinnen de heer bepaalde rechten
had, zoals de rechtspraak. Vaak had de heer er ook het
"overheidsgezag" of "heerlijk gezag" over de wildernis, maar dat
was niet hetzelfde als eigen bezit van wildernis.
De vraag is nu hoe de heer van
Jekschot aan de 100 bunder gevormd door dat groene en blauwe
gebied gekomen is. Gezien de ligging tussen de noordelijke en
zuidelijke cluster cijns- en leengoed, is het mogelijk dat ook
dit gebied in 1311 cijns- en leengoed is geweest en in de
veertiende of vijftiende eeuw weer teruggenomen werd door de
heer van Jekschot. Dat zou dan verklaren hoe de heer van
Jekschot aan die 100 bunder gekomen is.
De uitgiftebrief van 1311 is op dit
punt niet helemaal duidelijk. Er staat dat Willem enige
tijd geleden een leengoed gekregen van de hertog van Brabant als
aflossing van een schuld. Dat goed heet Yecschot en ligt in het
ressort van de schepenbank van Sint-Oedenrode. Willem heeft dit
goed weer met toestemming van de hertog aan anderen uitgegeven
als cijnsgoed en leengoed. Onduidelijk
is:
- of Willem nog ander goed gekregen
heeft dat hij niet uitgaf als leen- of cijnsgoed (bijvoorbeeld
de 100 bunder van het blauwe en groene gebied).
- er staat dat het leengoed Yecschot
heette, terwijl een deel van het leengoed en cijnsgoed elders in
Sint-Oedenrode lag. De omschrijving is kennelijk niet al te
precies.
Van de 315 bunder cijns- en
leengoed kunnen we maximaal 208 bunder binnen plaatsen de
grenzen van de heerlijkheid Jeschot. Dat betekent dat minstens
107 bunder van de in 1311 genoemde 315 bunder cijns- en leengoed
elders gelegen was. Voor zover te overzien was dat dan elders in
Sint-Oedenrode.
In de volgende tabel zijn zowel de
oppervlakten en bedragen in de uitgiftebrief van 1311 en de
reconstructie vanaf de zestiende eeuw met elkaar vergeleken.
Leengoed
|
|
1311
|
reconstructie vanaf de 16de eeuw
|
Oppervlakte
|
170 bunder
|
60
bunder
|
Bedragen
|
20
pond + 5 schellingen
48
hoenderen
55
ganzen
|
3
pond + 19 schellingen + 6 penningen
11
kapoenen
18
ganzen
|
Cijnsgoed
|
|
1311
|
reconstructie vanaf de 16de eeuw
|
Oppervlakte
|
145 bunder
|
47 bunder
+ 7 lopens
|
Bedragen
|
44
pond + 14 schellingen + 4 penningen
110 hoenderen
31
ganzen
3
mud haver
|
6
pond + 17 schellingen + 11 penningen
23
hoenderen
10
ganzen
3
1/3 mud haver
|
Bedragen
zij als volgt omgerekend:
12 penning = 1
schelling
20 schellingen = 1 pond
1 oude groot = 16
penningen paymant
1 oude groot = 2 stuivers
|
De tabel
laat zien dat het cijns- en leengoed ongeveer in gelijke mate
verminderde. Van beide categorieen was in de zestiende eeuw nog
ongeveer eenderde deel over. Opmerkelijk is verder dat bij de
leengoederen vanaf de zestiende eeuw geen hoenderen vermeld
worden, maar kapoenen.
Datering van de vermindering
In het Casselboek, het oudste leenboek
van de hertog van Brabant, dat eind 1312 aangelegd werd wordt
Willem die Cruudener vermeld als leenman van een goed gelegen te
Sint-Oedenrode omschreven als (in vertaling): "Jekschot en een
hoeve, jaarlijks 40 schellingen inkomsten, 20 leengoederen (mazuires),
5 bunder land, weilanden, de visserij tot aan de brug van
Wolfswinkel, 5 pond en 5 schellingen inkomsten van cijnzen en de
vorsterij van Den Bosch". Heymeric van den
Velde houdt in leen: "12 à 13 bunder land, gelegen in Lyemde en
behorende tot voornoemde leengoed" (volgens het Stootboek, het
leenboek uit 1350-1374, met 3 ponden en 15 schellingen
inkosmten.
Casselboek, fol. I-17 en fol. I-34; Latijnsboek, fol. 56 en
112; Galesloot, Livre des feudataires, 137 en 268-269;
Stootboek, fol. 48.
Het aantal leengoederen vermeld in
het Casselboek (20) komt goed overeen met het aantal vermeld in
de uitgiftebrief van 1311 (19). In de reconstructie vanaf de
zestiende eeuw vonden we nog 8 leengoederen.
De in het Casselboek vermeldde 40
schellingen (ofwel 2 ponden) plus zullen de inkomsten van dat
leengoed zijn. Dat komt meer in de buurt van het totaal van de
reconstructie gebasseerd op de gegevens vanaf de zestiende eeuw,
dan op de bedragen in de uitgiftebrief (maar het bedrag is ook
dan nog te laag). Ook de inkomsten van de cijnzen: 5 ponden en 5
schellingen genoemd in het leenboek van 1312 komt beter overeen
met de latere reconstructie dan met de bedragen uit de
uitgiftebrief. Het een en ander betekent mogelijk dat de
vermindering van de inkomsten het cijns- en leengoed van
Jekschot al in 1311-1312, dus snel na de uitgifte in 1311
plaats vond. Het aantal leengoederen (20) lijkt nog wel
betrekking the hebben op de situatie in januari 1311.
Martien van Asseldonk
|