In 1745 had Petrus de Jong, de 24-jarige zoon van secretaris
Gerardus de Jong van de Domeinen de jacht in Veghel gepacht. Op
een gegeven moment vernam Petrus “dat
verscheyde personen, en voornamentlijk de soonen van seekeren
Jasper Jan Claessen, woonende opt Jexschot, de wilbane in seeker
gehugt oft hertgang gehoorende onder desen dorpe van Veghel,
genaemt Sontvelt grensende aent Jexschot voorscreven wiert
gevioleert en geheel weggestroopt.”
Op 1 september 1745, “wesende op eenen roomschen heyligen dag,
en wanneer ordinair soodanige stroperijen werden gepleegt”, ging
Petrus de Jong met enkele trawanten poolshoogte nemen op
Jekschot. Rond
de middag arriveerde het gezelschap “in den gehugte Zontvelt
voornoemt, opt lant genaemt Beele Streep, toebehorende de heer
Adriaan Geijsels, alwaer sij jaegende hebben aengetroffen de
naegenoemde persoonen, voorsien ieder met een snaphaen, en bij
sig hebbende twee à drye corte honden, te weten eenen Johannis
Jasper Jan Claessen, woonende int Jexschot, Joseph van den
Dungen, en nog soo sij hebben verstaen eenen N., soone van Nelis
der Kinderen, byde woonende tot St. Oedenrode. Dat hij eerste
deponent haer vraegde wie haer soo stout kende om hier te jagen,
en bij Johannis Jasper Jan Claessen geantwoort: “Den
rentmeester vant Jexschot, van wien ik autorisatie thuys heb
leggen.” Waer op hij eerste deponent weder
repliceerde en seijde: “Ik becalangiere (bekeur) u
alle dat gij hier jaegt.”
Adriaen Donkers verklaarde op 27 september 1745 dat hij vanaf
zijn jonge jaren, dus al meer dan 50 jaar “de jagt alhier tot
Veghel te hebben gefrequenteert en selfs meenigte jaeren de jagt
mede in pagt ter hebben gehadt, dog altijt en onverhinderlijk
opt Zontvelt aen dese seijde seekeren loop alwaer Veghel en
Jexshot scheydt, en ter plaetse alwaer de drye voorgenoemde
persoonen syn gecalangiert de jagt te hebben geëxerceert, sonder
door de voorige rentmeester vant Jexschot, off van iemant anders
daar inne te syn gestoort geworden.” Ongeveer 30 jaren geleden
had een zekere Hendrik Philipse, wonende op een van de hoeven
van Jexscshot, en oppasser van de jacht aldaar, hem wel
verschillende keren gewaarschuwd “om niet te comen jaegen over
den loop op Jeschot, want dat hij hem dan soude calangiere.”
Antonij van Geelkerken verklaart dat hij de afgelopen 40 jaren
“een liefhebber van de jagt is geweest, en ook meenigte jaeren
de jagt over desen dorpe mede in pagting heeft gehadt, maer
altijt en successivelijk en sonder interruptie in den gehugte
Zontvelt tot aen de loop de jagt, en dus ook ter plaetse van de
hier voor gewaagde calangie, onverhinderlijk heeft geëxerceert.
Vier jaren geleden mocht hij niet meer in Veghel jagen. Hij is
toen naar Johan Enus, de rentmeester van Jekschot gegaan, en van
hem toen de jacht op Jekschot gekregen, “egter met speciael
beding van den gemelten rentmeester Enus, dat hy deponent niet
verder soude vermogen te jaegen, dan tot den scheytsloop van
Jexschot en Veghel, en dus sig wel te wagten niet opt Zontvelt
over de loop onder Veghel te comen, want die jagt aldaer hoorde
aen de Domeijnen.”
Bron: R102,
fol. 115 (27-9-1745)
Na dit incident was er discussie
waar de grenzen van Jekschot precies liepen en of Zondveld al
dan niet binnen de grenzen van Jekschot gelegen was. In het Oud
Adminsitratief Archief van Veghel, inv. nr. II-B-45, bevindt
zich een verklaring van 28 oktober 1745, waarin de Veghelse
partij de grenzen zoals gegeven in de uitgiftebrief probeerde te
reconstrueren.
Uitgiftebrief van jekschot in 12 januari 1311
|
Verklaring van 28 oktober 1745
|
Van Jans huys van 't Sontvelt op Rudebroek
|
Dit
soude d'oude lieden niet anders connen uijtleggen als
dat dit het huijs is geweest daer althans Philip Wijnen
(nu Jekschotstraat
11) woont, want daer agter tussen dit en Jan Nonnen
huys (nu Jekschot
1-2) begint die scheijtsloop;
|
van Rudebroek op Mighiel huijs
|
langs dese loop legt een groot velt op Jexschot, nu
genaamt Roukensvelt welcke men vooronderstelt Rudebroek,
Roubroek, nu Rouvelt genaemt is. Dit is na alle
waarschijnelyckheit Rudebroek, om dat het is een
Rouvelt, gelijck een gemeente of broek sonder teulant,
wilt en rou velt alwaer bij voorheen veele hout gestaan
heeft.
|
van Mighiels huijs op de Vogelhut
|
Mighiels huijs soude na haer gedagte zijn geweest een
huis dat gestaan soude hebben op het lants naast Roi,
genaamt 'het Stuxken', toebehoorende Lambert Verbruggen,
tegen Jan de Vrooms weijxke, aen de chijnswal, want zij
hebben zulx alle hooren zegge, dat daer een huys gestaen
heeft.
|
van de Vogelhut op d' ende van Brestert op de zyde te
Liehout waart
|
Van
daar agter een ven, nu genaampt 't Moerven, op de camp
in de heij, toebehoorende Peter Harx en andere, alwaer
apparent de Vogelhut moet gestaen hebben, temeer omdat
dese Voogelhut dan heeft gestaen tusschen twee vennen;
d' eene en grootste genaemt alnog Merodisven, en d'
ander Cluytvenneke.
De
reden dat daer de Vogelhut moet gestaen hebben is dat
van daer een wal heeft geloopen op Breugel en Lieshout,
nu opt eijnde genaamt den Heijstart, andere zeggen den
Bremstart, zynde dese wal by 't leven van verscheijde
persoonen gesligt, soo men zeijt, omdat die van Roij het
proces tegens die van Jexschot hadden gewonnen.
|
en van dien einde van Bremstart op de uijterste grave
Jans van Sontvelt, agter zijn huijs jegens ons bos van
Lindt
|
En
van daer langs Lieshouts heij is een soort van ene wall,
uijtschietende op de grave agter 't huijs van den
Heijhoevenaer, en soo langs de Veghelse heijde genaemt
Leijndt, opte hierboven genoemt huijs daer Philip Wijnen
woont, oft tevoorens Jans huijs, soo daer tusschen den
graaff van Heij aff coomende, en bi Philip Wijnen huijs
een bos moet zijn geweest; dat langs Leijnt heeft
gestaen.
|
Bij de bespreking van de verklaring
van 28 oktober 1745 moeten we twee punten in de gaten houden.
1. De verklaring diende om aan te
tonen dat Zondveld niet onder Jekschot hoorde.
2. De verklaring werd naar goed
gebruik afgelegd door oude mannen. oude mensen konden zich
immers zaken uit een verder verleden herinneren dan jonge
mensen. Het collectieve geheugen ging echter niet verder terug
dan een of anderhalve eeuw, zodat ook oude mensen in 1745 naar
de grenzen moesten raden.
Wat het eerste grenspunt
betreft wordt verwezen naar het begin van de "scheijtsloop". Dit
is een beetje misleidend. De grens tussen Sint-Oedenrode en
Veghel werd inderdaad over een grote lengte gevormd door een
"scheijtsloop". Deze loop stroomde vanaf de Heihoef in
noordelijke richting. Waar de loop naar het westen (naar links
op de bovenste kaart) afboog, verenigde die zich met een kort
loopje dat uit oostelijke richting kwam. Dit is het loopje dat
genoemd wordt in de verklaring uit 1745. Dit korte loopje was
echter geen grensloop, en kan ook bezwaarlijk het begin van een
grensloop genoemd worden.
Het tweede grenspunt Rudebroek
moet de lieden die deze verklaring een probleem hebben gegeven.
Het kan haast niet anders of ze moeten aan de mogelijkheid
gedacht hebben dat dit het Reibroek was, de wildernis tussen
Zondveld en Zijtaart. Maar dat zal in hun ogen wel betekent
hebben dat Zondveld bij Jekschot hoorde en dat was in hun ogen
onmogelijk. De verklaring schrijft:
"En
ook is niemant in de werelt anders in staat als dat
daer altyt in de bepalinge Jexschot en geenszins
Zontvelt, die een der vier hertgangen van Veghel is,
volgens haare privilegie quame te vercoopen off, soo
als ook Oudenhooven in syne beschryven verhaalt, en
alle lasten, judistiaeckelijk hout te lasten, tiende
novalia onder Veghel betalen. Het blijckt all der
verclaerden dat Zontvelt geensints onder Jexschot
kan behooren, door dien ik meene dat in zijne
uijtgifte staet dat Jeckscot voorheen onder Rode
hoorde, en bij Hertog Jan daer van is afgenomen, en
aen Willem a (..) is gegeven. Dan soude immers mede
hebben moeten werden gesegt, dat Zontvelt van Veghel
wert genomen, soo wel als Jexschot van Roi, en dan
mede onder Jexschot gevoegt." |
Omdat men de tienkaart kennelijk
niet geraadpleegd heeft en de mogelijkheid dat Zondveld
gedeeltelijk onder Jekschot hoorde niet overwogen heeft, lostte
men de lokatie Rudebroek anders op, door - mijns inziens weinig
overtuigend - te verwijzen naar een zeker Roukensvelt.
Het volgende grenspunt Mighiels huijs wordt vermoedelijk
ongeveer op dezelfde plaats gedacht als in mijn reconstructie.
Niet alle eigenaren van alle percelen in dit gebied zijn door
mij gereconstrueerd. Wel wordt Lambert Verbruggen genoemd als
belendend van Krijtenburg
Sint-Oedenrode, perceel nr. 17.
Interessant dat de verklaring uit
1745 vermeldt dat daar een "chijnswal" lag. Misschien was dit
een wal paralel aan de grensloop van Jekschot, opgeworpen
tijdens het rgaven van de rechte grensloop.
Voor de ligging van de Vogelhut
achtte men het aannemelijk dat die tussen twee vennen lag, het
grote Merodisven en een kleiner Cluytvenneke. Vanaf daar liep
een wal richting Breugel Lieshout, "genaamt
den Heijstart, andere zeggen den Bremstart, zynde dese wal by 't
leven van verscheijde persoonen gesligt, soo men zeijt, omdat
die van Roij het proces tegens die van Jexschot hadden
gewonnen." Vermoedelijk plaatste men in 1745 de Vogelhut
ongeveer op dezelfde plaats als in mijn reconstructie. Volgens
de verklaring liep de wal door tot langs de Heihoef.
De conclusie is dat de reconstructie
van 1745 alleen wat betreft de noordelijke grens door Zondveld
duidelijk afwijkt van mijn reconstructie. In mijn reconstructie
behoorde Zondveld gedeeltelijk onder Jeksschot, zoals door
verschillende bronnen overtuigend bevestigd wordt, terwijl men
in 1745 Zondveld geheel buiten de heerlijkheid Jekschot houdt.
Zondveld niet langer onder
Jekschot
Kennelijk waren de argumenten van de
Veghelse partij in 1745 overtuigend. In
het archief van de heerlijkheid Jekschot bevindt zich de volgend
beschrijving van de grenzen van Jekschot van 16 november 1771:
"Van de huijsinge bewoont bij Wouter Oppers, (Jekschot
Veghel, nr. 2) langs de gemeijnt van St.
Oedenrode, tot aan de huijsinge van Heijmen Teunis
Albers (Krijtenburg
Sint-Oedenrode, nr. 5), vandaar langs de
gemeente St. Oedenroode tot aan de gemeint van
Lieshout soo langs de gemeinte van Lieshout, tot aan
de gemeijnte van Vechel, tot aan de huijsinge van
Jan de Loure, (Jekschot
Veghel nr. 4 en 5) bewoond wordende by de weduwe
H. van Lieshout."
|
Volgens deze omschrijving van de grens behoorde Zondveld toen
niet meer onder Jekschot. De grens tussen Veghel en
Sint-Oedenrode werd gevormd door de het oost-west traject van de
scheidsloop, inclusief het verlengde daarvan in oostelijke
richting. Het deel van de gemeente Veghel ten zuiden van die
loop, inclusief de Heihoef bleef wel tot Jekschot behoren. Dat
de grens tussen Veghel en Sint-Oedenrode aan het einde van de
achttiende eeuw tevens diende als noordelijke grens van de
heerlijkheid Jekschot, blijkt ook uit de vermelding in 1791 van:
"een
hooiveld, steegde en houtwas opt Zontvelt, grenzend aan 'den
loop waer van Veghel en Jexschot scheydt'. R84, fol. 194
(2-2-1791)
Ook op de tiendkaart van rond 1900
wordt alleen het Vegghelse gebied ten zuiden van de loop als
tienplichtig te Sint-Oedenrode aangegeven, wat overeenkomt met
de grenzen van Jekschot, zoals die vanaf het midden van de
achttiende eeuw golden.

De conclusie dat de stroperijen van
enkele lieden in 1745 leidde tot een dispuut over de vraag of
Zondveld al dan niet bij Jekschot hoorde. De argumenten dat
Zondveld niet bij Jekschot gehoord kan hebben waren overtuigend
en vanaf toen werd de Jekschotse loop als de noordelijke grens
van de heerlijkheid beschouwd. In werkelijkheid behoorde het
zuidelijke deel van Zondveld van oudsher wel degelijk tot de
heerlijkheid Jekschot. De mogelijkheid dat een deel van Zondveld
bij de heerlijkheid Jekschot hoorde werd in 1745 niet overwogen.
Het gevolg was dat de heer van Jekschot toen een veer heeft
moeten laten.
Martien
van Asseldonk
|