Brandweer en branden in Zijtaart

 

Tot in het midden van de achttiende eeuw was er in Veghel nog weinig geregeld om branden te voorkomen of te blussen. Er was een brandregelement. Men diende voorzichtig te zijn met vuur, anders kreeg men een boete. Enkele voorbeelden daarvan.

 

-    De commiezen vonden op 4 december 1865 in de paardenstal van Aard van Asseldonk aan de Doornhoek (nu Pastoor Clercxstraat 1) tussen het stro, enige as liggen, afkomstig van een haard. Vanwege dit brandgevaarlijke gedrag kreeg Aard een geldboete van drie gulden.

-    Martinus Biemans, wonende  op Zondveld (Heihoef 1) was op 9 januari 1882 ‘s avonds bezig in de stal en hij liet een kind bijlichten met een brandende niet gesloten lantaarn. Hij kreeg een boete van 3 gulden.

In de achttiende eeuw waren er in Veghel “leeren, haecken en emmeren”, die in de kerk bewaard worden, en gebruikt werden bij het blussen. De nachtroeper of klepperman had opdracht om nauwkeurig te letten op het gebruik van vuur. Als hij brand constateerde moest hij de klok luiden. De sleutel van de kerktoren moest hij dan aan de schoolmeester gaan vragen.

In 1773 was er een grote dorpsvergadering. De inwoners van Veghel besloten om een brandspuit en brandzeilen aan te schaffen.  Op 12 augustus 1780 kwamen de regenten van Veghel in een buitengewone vergadering bijeen. Er was een brand geweest in Gemert, die was ontstaan door tabaksgebruik in combinatie met droogte. De regenten verboden in Veghel het roken van tabak buiten op straat. Ook besloot men een pomp aan te leggen aan het einde van de straat, om altijd water te hebben als er brand zou ontstaan.

Het eerste bericht over brandpreventie in Zijtaart dateert van 15 maart 1871. Adriaan Vermolen werd benoemd als hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school te Zijtaart (Pater Vervoortstraat 3). De burgemeester stelde voor om de hoofdonderwijzer ook te laten zorgen voor de te Zijtaart geplaatste brandhaken en brandemmers. De gemeenteraad stemde daarmee in.

In dit artikel schetsen we in het kort de geschiedenis van de brandweer en brandspuit in Zijtaart. Ook geven we overzicht van 38 branden en drie ongelukken met vuur in Zijtaart tussen 1587 en 1979.


De Zijtaartse brandweer en de brandspuit

In 1872 kreeg Zijtaart een eigen kerk en de eerste Zijtaartse pastoor Felix Clercx en 17 andere inwoners van Zijtaart vroegen de gemeente op 13 maart 1874 om in Zijtaart een brandspuit te plaatsen. De burgemeester betoogde dat de huizen en gebouwen op Zijtaart ver van elkaar staan; wordt daar een brandspuit geplaatst, dan komen de andere gehuchten ook. De raadsleden Verhoeven en Van Eert verdedigden het verzoek. Dr. Van den Bergh zei dat er wellicht een nieuwe school in Zijtaart komt. Daar kan dan ook een bergplaats voor de brandspuit bij gebouwd worden. Besloten werd op de nieuwe school te wachten.

De nieuwe school (het latere Verenigingsgebouw) werd in 1877 gebouwd. Er werd toen ook een onderwijzerswoning (Pastoor Clercxstraat 48) met een brandweerhuisje gebouwd.

In november 1877 werd een brandspuit besteld.








Op 8 juni 1878 werd de brandweer afdeling Zijtaart opgericht. De leden van de eerste brandweer waren:







 

Functie:

 

Namen:

Bandmeester

Johannes van Asseldonk

Adjunct brandmeester

Johannes van den Nieuwenhuizen

Spuitgasten

Petrus en Laurens van Lith

Pompmeesters

Lambertus van Dam en Johannes van Eijndhoven

Pompers

Willem van Boxmeer, Johannes van Asseldonk Azn., Lambertus van Asseldonk Azn., Theodorus van den Nieuwenhuizen, Johannes van Lieshout, Gerardus, Jan van de Ven, Willem van de Ven, Hendrikus van der Linden, Antonius Vogels, Theodorus van den Biggelaar, Antonius van de Ven, Gerardus van den Oever, Petrus van den Oever, Johannes van der Linden, Theodorus van de Ven, Gerardus van de Ven, Arnoldus Kemps, Willem Rijkers, Petrus van Weert, Johannes Raaimakers, Godefridus van Eerdt, Gerardus van den Broek, en Martinus van der Steen

Werktuigkundige

Johannes Smits

 

 

Op juli 1878 werd te brandspuit in Zijtaart geplaatst, waarbij een aantal potten bier werden gedronken.








Johannes van den Nieuwenhuijzen en enkele andere inwoners van Zijtaart verzochten de gemeenteraad op 16 augustus 1883 om de premies voor de aanvoer van de brandspuit bij brand te verhogen. De burgemeester merkte op dat voor Zijtaart dezelfde premies gelden als elders. De raad stelde het maximum op 5 gulden.

Op de bijbehorende lijst staan de namen van de Zijtaartse brandweer van 1887. De lijst werd in 1895 bijgewerkt. Sommige namen werden doorgestreept en andere bijgeschreven.








De brandspuit diende onderhouden te worden. Met name de slangen dienden om de zoveel jaren vervangen te worden. Raadslid Vogels zei op 23 april 1906 in de gemeenteraad dat de Zijtaartse smid hem heeft verteld dat hij de oude slangen van de brandspuit wil kopen.

Op 4 mei 1912 werden weer nieuwe leden benoemd voor de brandweer te Zijtaart. Meester Adrianus van de Ven werd brandmeester, Antonius van Asseldonk adjunct brandmeester en verder waren er een aantal spuitgasten, pompmeesters en pompers.







Raadslid Van Asseldonk wees er op 7 maart 1922 op dat de brandspuit te Zijtaart dringend reparatie behoeft, De burgemeester zei toe er direct werk van te zullen maken. Dat werk bleef liggen, zodat Van Asseldonk op 12 april 1922 het in de gemeenteraad opnieuw onder de aandacht bracht. Dit keer droeg burgemeester de gemeentebode op om koperslager Hexspoor direct opdracht te geven de brandspuit te Zijtaart na te zien.

Het raadslid Rovers zei in de raadsvergadering van 3 oktober 1925 dat bij de laatste brandweeroefening te Zijtaart is gebleken dat er een nieuwe slang nodig is voor de brandspuit.

De raadsleden Van de Ven Jzn en Van Boxmeer informeerden op 22 maart 1933 in de gemeenteraad naar oefening van de brandweer te Zijtaart en controle op de brandspuit. De Burgemeester zal hierover met de brandmeester spreken.

Op 28 augustus 1935 vroeg Van de Ven Jzn nog eens naar de benoeming van een brandmeester te Zijtaart. Het door de burgemeester toegezegde onderzoek duurt wel wat lang.

In 1938 was de brandspuit van Zijtaart zestig jaar oud en versleten. Raadslid Adrianus Jzn van de Ven Jzn informeerde op 6 mei 1938 in de gemeenteraad naar de aankoop van een nieuwe brandspuit. Daar werd niet direct een beslissing over genomen.

In 1939 werd besloten om in de buitenwijken kuilen met water aan te leggen, zodat men bij brand altijd water had. Wethouder Donkers deelde de gemeenteraad op 29 juni 1939 de resultaten mee van het onderzoek ingesteld met behulp van wichelroedeloper Sovens, naar geschikte punten voor de aanleg van brandkuilen en brandputten. Raadslid Adrianus Jzn van de Ven vestigt de aandacht op de bestaande kuil bij Jan Vervoort (Pastoor Clercxstraat 20) te Zijtaart. Hij dringt er op aan om deze kuil zo spoedig mogelijk in orde te laten brengen, ook voor het gebruik voor de was bij lage waterstand.

Tijdens de oorlog van 1940-1945 en de eerste jaren van wederopbouw direct na de oorlog kwam er niets van vervanging van de brandspuit en het aanleggen van brandkuilen.


Na de oorlog

In 1951 pakte de gemeente de draad weer op. Op 13 maart 1951 waren B&W van plan om bij wijze van proef twee brandputten te laten aanleggen op twee geheel verschillende grondsoorten, namelijk op Het Ven en de Lage Biezen. Adrianus van de Ven vroeg in de gemeenteraad of het niet verstandig is om een wichelroedeloper te laten komen om de plaatsen aan te wijzen. De burgemeester zei daarmee rekening te houden.

Graard van Boxmeer vroeg op 11 september 1952 in de gemeenteraad of uit het feit dat er in de buitenwijken blusreservoirs worden aangebracht, moet worden opgemaakt, dat de waterleiding niet zal worden doorgetrokken. De burgemeester zegt, dat men deze conclusie niet mag trekken. Adrianus van de Ven zou graag zien dat een gedeelte van het geld wordt gebruikt voor de aankoop van brandslangen voor de buitenwijken. De burgemeester antwoordde dat voor Eerde al brandslangen zijn aangekocht en dat dat volgend jaar ook kan gebeuren voor Maria-Heide en Zijtaart, nu ook deze plaatsen op de waterleiding zijn aangesloten.

B&W vroeg op 9 april 1953 advies aan de districtsinspecteur voor het brandweerwezen in Noord-Brabant te Breda: 'Nu de waterleiding in de kerkdopen Mariaheide en Zijtaart het mogelijk maakt om daar hulpbrandweren te krijgen, voorzien van brandweermateriaal passende op de waterleiding heeft de commandant van de brandweer te Veghel geadviseerd per eenheid materiaal aan te schaffen.' De vraag van B&W was of 200 meter rondgeweven vlasslang voldoende was, of dat een brandslang van 300 meter beter zou zijn. De inspecteur antwoordde dat 200 meter genoeg is, maar dat er 2 straalpijpen dienen te zijn in plaats van slechts 1. Op 5 mei 1953 besloot de gemeenteraad op advies van B&W het materiaal aan te schaffen. De daadwerkelijke aanschaf geschiedde in 1954.

Pas op 16 maart 1954 kreeg de gemeente toestemming van Gedeputeerde Staten om materiaal voor hulpbrandweren in de kerkdorpen aan te schaffen. Het ging voor Zijtaart om om: een slangenwagentje op veren en luchtbanden met 2 slangenhaspels, gemerkt 'Brandweer Zijtaart'. Verder: verdeelstuk, straalpijpen, persslangen, opzetstuk voor waterleiding en een brandkraansleutel voor het openen van de brandkranen, alles voorzien van 2 ½ duims klemkoppelingen.

Die materialen moesten ergens opgeslagen worden. B&W schreef aan gemeentewerken. 'In Zijtaart is nog een brandweerkazerne, doch deze schijnt thans in gebruik te zijn van de bewoners van het huis A 48 (Pastoor Clercxstraat 48), staande naast deze oude brandweerkazerne. Hier dient te worden nagegaan of deze bewaarplaats wederom vrij gemaakt kan worden en wat er moet gebeuren om dit lokaal weer in orde te brengen.' Gemeentewerken ging eens kijken en antwoordde op 2 juni 1954: 'Dit gebouwtje is momenteel in gebruik als varkenshok en houtopslagplaats bij de in hetzelfde pand woonachtige bewoner De Visser, welke ruimte hij volgens zijn zeggen dringend nodig heeft.
             Mijns inziens kan het varkenshok en het hout wel ergens anders worden ondergebracht, bijvoorbeeld in de berging. In de wanden zijn 3 uitgangen gehakt, welke dicht gemaakt dienen te worden, terwijl verder de vloer gerepareerd moet worden. De kosten hiervan kunnen in totaal begroot worden op f 175. In dit gebouwtje is nog een oude met de hand te bedienen brandweerpomp aanwezig, welke opgehaald zou kunnen worden. Deze oude en in goede staat verkerende pomp, zou, wanneer deze opgepoetst werd, als curiositeit of antiquiteit in een of andere ruimte, bijvoorbeeld in de brandweerkazerne, kunnen worden opgesteld. De handelswaarde van deze pomp is slechts heel miniem.'

De directeur van de gemeentewerken informeerde B&W op 13 augustus 1954 dat het materiaal voor de brandweer in de Zijtaart ter plaatse is opgeslagen.

Op 28 augustus 1954 werd een hulpbrandweer in Zijtaart geïnstalleerd, bestaande uit de volgende personen:

 

Naam

Geboorte-datum

Adres

Beroep

Huwelijkse staat

Functie

Henricus Opheij

21-11-1902

Corsica 9

Landbouwer

Ongehuwd

Commandant

Juriën Bosch

04-11-1928

Pastoor Clercxstraat 39

Smid

Gehuwd, geen kinderen

Onder-commandant en verzorging materieel

Henricus van der Linden

21-01-1935

Krijtenburg 17

Landbouwer

Ongehuwd

Brandwacht

Hendricus van de Ven

16-04-1935

Leinserondweg 17

Landbouwer

Ongehuwd

Brandwacht

Marinus van Nunen

26-01-1926

Jekschotstraat 5

Landbouwer

Ongehuwd

Brandwacht

Gerardus Maria van Boxmeer

02-07-1923

Pastoor Clercxstraat 47

Timmerman

Gehuwd met 1 kind

Brandwacht

 

 

Driek Opheij, commandant van de hulpbrandweer te Zijtaart, vroeg de gemeente om advies. B&W vond dat het niet de bedoeling is dat Zijtaartse brandweer zich als een aparte instelling zou gaan bewegen, maar dat zij onder leiding van de commandant van de gemeentelijke vrijwillige brandweer in Veghel diende te blijven. B&W informeerde die commandant op 15 november 1954: 'We hebben hem [Driek Opheij] medegedeeld dat hij zich tot U moet wenden, over de regeling van oefeningen, het optreden bij brand, het aanvragen van materieel enz.' Eenmaal per kwartaal oefenen leek B&W voldoende.

Dat is het laatste bericht over de Zijtaartse brandweer. De Veghelse brandweer nam het vrijwel direct over met beter en groter materieel. Er was een piek van maar liefst 8 branden of incidenten in jaren 1955-1959 en uit de berichten blijkt dat niet de Zijtaartse hulpbrandweer, maar de Veghelse brandweer de branden meestal bestreed. Vanuit Veghel kwam er een brandweerwagen aanrijden met loeiende sirene. Daarbij viel het Zijtaartse slangenwagentje in het niet. Daarmee was het lot van de hulpbrandweer al snel na de oprichting bezegeld.

Als hulpcommandant van de brandweer heeft Driek Opheij voor zover bekend zelden of nooit actief leiding gegeven bij bluswerk. In 1956 nam Driek Opheij de leiding op zich van de Bescherming Burgerbevolking (B.B.) afdeling Zijtaart.


Het einde van de brandspuit in Zijtaart

Op 7 januari 1969 brandde de hooischuur van Bert van Erp (Leinserondweg 8) af. Graard van Boxmeer merkte daarna in de gemeenteraad op dat de brandweer pas na een half uur ter plekke was. Hij zei: “Ik weet niet, of snellere hulp mogelijk was. Een ding is zeker: in dit dorp staat een handkracht-brandspuit, later is deze vervangen door, als ik mij niet vergis, brandslangen. Zo hier niemand voor is aangesteld, wordt het dan niet tijd dat hier iemand voor wordt opgeleid? Zo dit niet gebeurt, heeft het dan nog wel zin, dit brandspuithuisje en de daarin opgeborgen materialen te verzekeren tegen eventuele brand?”

De burgemeester antwoordde dat volgens zijn informatie de brandweer binnen 7 minuten ter plekke was. De zogenoemde hulpbrandweren zijn, als gevolg van de niet zo erg gunstige ervaringen, reeds jaren geleden ontbonden. Verzekering van het brandweerhuisje heeft geen enkele zin meer en de bewoner van het perceel bij dit huisje zou het graag in gebruik nemen.

Op 15 oktober 1969 werd in de gemeenteraad gesproken over de verkoop van het pand Pastoor Clercxstraat 48 aan de heer Jan de Visser. Graard van Boxmeer vroeg of het de bedoeling is dat alsnog wordt uitgezien naar een ander brandspuithuisje. Zijns inziens is dat niet nodig, alhoewel het huisje tot op heden werd gehandhaafd. De burgemeester antwoordde dat het handhaven van een brandweerhuisje niet meer past in het huidige systeem van brandbeveiliging.

De pomp, of brandspuit, belandde bij Cor Coppens in de hooiberg. Daar werd hij nog een tijd gebruikt om de boomgaard mee te spuiten. Op een gegeven moment is de brandspuit als oud ijzer opgeruimd.


De branden

1.
In de jaren 80 van de zestiende eeuw, tijdens de 80-jarige oorlog, werd er in onze contreien veel geplunderd. Zo viel in de zomer van 1587 graaf Philips van Hohelohe aan het hoofd van de staatse troepen Brabant binnen. Op 4 juli veroverde hij Helmond. Heel de stad ging in vlammen op. Op zijn terugtocht van Helmond naar Den Bosch verbrandde hij de meeste dorpen die hij doortrok en stak er de kerken in brand. Dat gebeurde onder andere in Stiphout, Aarle-Rixtel en Lieshout. Ook in Erp gingen boerderijen in vlammen op. Het is wel zeker dat er ook in Veghel gebrand en geplunderd is. Er is een aanwijzing dat de boerderij die nu adres Krijtenburg 22 heeft verbrand is. Bij de verdeling van dit goed op 23 februari 1589 heet dit goed: ‘d’ aude verbrande hostadt’.

2.
De eerstvolgende bekende brand in Zijtaart dateert van 4 november 1724. Hendrik Hermens woonde op Bergsven C. Hij verloor bij de brand zijn hele hebben en houden en vroeg de schepenen van Veghel om een bedelbrief: De schepenen van Veghel verklaarden “dat thoonder deses Hendrik Hermens, onsen inwoonder, sijnde een geheel arm ende noofddruftig man, hebbende vrouw ende kinderen ende geen erffgoet ter weerelt, daer ende boven op den vierde der gepasseerde maant november het ongeluk gehadt dat sijn gehuurt woonhuijse is coomen aff te branden, sijnde daar inne zijn nogh weinige meubilen verstiert, ende sin als nu te meer geheel geruineert. Dat wel tot onderhoud soo van hem als vrouw en kinderen wegens ende uijt de arme casse alhier wert toegereijkt als eenigsinds lijden kan, maer egter onmogelijk daar van kan werden onderhouden, door de meenigte der armen. Soo versogte den selven Hendrik Hermens dese onse verclaeringe om sig elders hier en daar bij goehertigen ende meededoogende persoonen te begeeven ende van deselve eenige almoesse te bidden.” Het huis werd niet meer herbouwd.

3.
In een register van woningen uit 1798 staat dat de woning van de kinderen van Hendrik Aert van de Velden aan de Biezen (Biezendijk E) afgebrand is. In 1791 stond het huis er nog, toen woonde Adrianus Schepers er. Het huis werd niet meer herbouwd.

4, 5 en 6.
Een stukje uit de Tilburgsche Courant uit 1907: “In 1843 en 1844 brandde het om de haverklap te Veghel: nu op het Middagmaal (lees: Middegaal – mva), dan op de Leest, dan in de Stad, dan op ‘t Seytaert, dan op het Ven, dan op ‘t Soffelt (Zondveld). De lui waren verslagen; niemand was zeker van zijnen nacht. Op zekeren Zondag kwam de pastoor van Miert op de predikstoel en zei: “Parochianen, het heeft veel gebrand in de gemeente, maar ik zeg u, het zal ophouden: Weest allen gerust, het zal niet meer gebeuren.”  En de eerste brand daarna was op Kerstdag 1856 of 1857, bij een klompenmaker, zijn naam is me ontschoten, maar hij woonde tegenover Peer Coppens, die het beste brood van ‘t geheele dorp bakte. Zijne vrouw stookte te hard onder de middagpot – ik geloof ‘t was erwtsoep – waardoor het spek en ham, die in de schoorsteen te rooken hingen, vuur vatten.”

Deze branden vonden niet in 1843-1844 plaats, maar in 1847. De preek van de pastoor had niets te maken met bemiddeling met God, maar met het gerucht dat de branden aangestoken waren om geld van de verzekering op te strijken. Op 6 februari 1847 werd er een brief gestuurd aan de burgemeester van Veghel door de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij te Amsterdam. Deze klaagde over ‘de veelvuldige branden die thans plaats hebben, en waar van maar al te dikwijls blijkt dat de eigenaren zelven, die te hoog zijn ingeschreven, de brand stichten, om zich zoodoende met de assuantiepeningen te verrijken’. Er werd een onderzoek ingesteld naar alle recente branden, om te kijken of de betreffende huizen  te hoog waren verzekerd en ‘of de eigenaren lieden zijn, die ter goeder naam en faam bekend staan.’

Een huis dat geïnspecteerd was dat van Wilhelmus Opper op Zondveld (huidig adres: Zondveldstraat 17). Het huis was niet lang daarvoor door brand verwoest, en wordt in het inspectierapport beschreven als: ‘een huis en schuer van steen en hout met stro, genaamd De Kat, tot landbouw, staande op Soffelt’. De opgegeven waarde is f 350,--. Volgens het inspectierapport was dat ‘zeer laag’. Dat sluit dan uit dat Wilhelmus Oppers het huis zelf aangestoken zou hebben.

Het tweede huis was dat van Johannes Vervoort (nu: Jekschotstraat 1A-3). ‘Een huis, stal en schuur van steen en hout met stro, dienende tot landbouw te Soffelt’, opgegeven waarde f 700. Inspectierapport schrijft dat het: ‘ontrent dese gebouwen geene aanmerking’. Dus ook Johannes Vervoort werd niet verdacht van brandstichting.

Ook Corsica D van Christiaan van de Ven brandde in 1847 af.

7.
Krantenbericht op 12-12-1863: “Op sinterklaasavond 6 december 1863 om 6 uur is er brand uitgebroken aan de woning van Dielis van Lith op het Zijtaart (Pater Vervoortstraat B). Nog voor de nodige hulp was toegesneld brandde het gehele huis en het grootste gedeelte van de inboedel af. Noch huis noch inboedel was tegen brand verzekerd. De oorzaak van de brand wordt aan kwaadwilligheid van een lid van de familie toegeschreven. Twee dagen later heeft de brandstichter Christiaan Boudewijns, zwager van Dielis van Lith, zich vrijwillig in den Bosch gemeld en is in arrest genomen.” Het huis werd niet meer herbouwd. Dielis bouwde een nieuw huis op Pastoor Clercxstraat 25.

8.
"Huis verbrand" staat vermeld bij het huis op Kampen 1 bij de volkstelling van 31-12-1879. De brand vond iets eerder plaats, vermoedelijk kort voor het vertrek van de weduwe van Jan van den Bogaard van de bewoonster op 6-9-1877 naar Sint-Oedenrode vertrokken. De oorzaak van de brand is niet bekend.

Het is interessant dat Jan en Gerard van den Bogaard in 1864 bezwaar maakten toen Franciscus van de Leest op 3 juni 1864 vergunning vroeg om vlak bij hun huizen een veldoven voor het bakken van stenen te mogen oprichten, in verband met mogelijk brandgevaar. Deze bezwaren werden toen afgewezen, omdat de afstand tot die huizen groot genoeg geacht werd. Of de brand in 1877 iets met die steenoven te maken had is overigens niet bekend.

9.
Het nieuw gebouwde huis van Martinus van de Heuvel (Zondveldstraat 2) stond in 1878 in brand. Op de afbeelding staan de namen van de mensen die hielpen met blussen en die daarvoor een premie kregen van de gemeente.






10.
In 1886 brandde de boerderij van Hendrikus van de Ven aan de Biezen (Biezendijk 29) af. De boerderij werd herbouwd.

11.
Krantenbericht van 24 augustus 1898: "Donderdag jl. is er brand uitgebroken op Zondveld onder Veghel bij landbouwer H. v. N. (Hannes van Nunen, Krijtenburg 21). Omdat alles kurkdroog was breidde de brand zich snel uit. Huis, stal en schuur branden totaal af met bovendien zeven varkens en een aantal kippen die in de vlammen om kwamen.”

12.
Uit het memoires van Willem van Stiphout: “Begin 1923 brandde de oude boerderij van de weduwe Trui van Eerdt aan de huidige Biezendijk (Biezendijk 27) af. De boerderij was verzekerd voor de herbouwwaarde en werd weer heel vlug herbouwd. Dat gebeurde zo goedkoop mogelijk met stenen uit België. Het huis bleef ongevoegd. Het was alleen een woonhuis met stal. Dichtbij werd een schuur gebouwd van hout, riet en stro. Dit huis werd hierna openbaar verkocht. De weduwe Van Eerdt was met Bol van de Elzen hertrouwd, en haar dochter op dezelfde dag (dat was op 1 februari 1923) met een zoon van Bol van de Elzen. Ze zouden met zijn vieren naar Amerika gaan immigreren.

In de herberg was de tweede verkoop van de boerderij. De vraagprijs was 5.000 gulden. Dat was al duur genoeg. Iemand riep voor de grap: "10 gulden!". Mijn vader, Harrieke van Stiphout, riep toen: "6.000 gulden" en hij had het, veel te duur. Hij kreeg 3.000 gulden hypotheek van een dokter in Veghel voor 3 % rente en haast geen aflossing. Toen moest hij het oude huis met der haast kwijt en dat bracht toen minder op. Weduwnaar Jan Fransen, die met de weduwe Adriaansen trouwde, kocht het, alleen met het binnenveld. De andere weilanden behield vader, omdat hij ook alleen het binnenveld gekocht had.”

13.
Krantenbericht: “Donderdagmorgen (10 januari 1924) bij het openen der smederij van de Firma Smits & Zoon (Pastoor Clercxstraat 31) stond deze vol rook. Al spoedig bemerkte men het begin van brand, en kon het vuur met enkele emmers water gebluscht worden.”

14.
“Op Krijtenburg brandde de boerderij van Reijbroek af. De harde wind waaide de vonken naar de met stro gedekte boerderij van Toon van Sleeuwen (Krijtenburg 4A). Pastoor Kamp was er eerder dan de brandweer. Er werd gezegd, dat velen getuigen waren dat hij de wind verdraaide, waardoor een tweede boerderij gespaard bleef. De brandspuit moest opgehaald worden door een buur met een paard. Dan met vele handen pompen. Soms weinig water, alleen een waterput, die gauw leeg was.

“Driek Reijbroek was in 1926 afgebrand. Die familie logeerde de hele winter bij Toon van Sleeuwen op de schuur. Driek Vogels bouwde een nieuw huis (nu Krijtenburg 5), het oude huis stond een stuk verder naar achter. Driek Reijbroek is hierna naar het Dorshout in Veghel verhuisd. Hannes van Zutphen ging in 1927 trouwen met Mieke van Asseldonk. Hij wilde het huis toen huren. “Da huis kunde gij niet krijgen, want Mieke van Asseldonk krijgt het,” zei Driek Vogels plagend tegen Hannes van Zutphen. Mieke van Asseldonk werkte toen bij Driek Vogels, vandaar dat zij het huis konden huren.”

15.
1 augustus 1928: “Te Zijtaart bij Veghel sloeg de bliksem in de boerderij van A. van der Heijden (Corsica 13). Zijn kapitale boerderij op den Biezen ging geheel in de vlammen op. Ook van de M. die juist uit de kerk thuis was werd door de bliksem getroffen. Zijn toestand is ernstig. Hij is aan een zijde geheel lam.”

16.
10-9-1930 “Bij het redden van het vee gewond. Te Zijtaart (Veghel) is de boerderij van den landbouwer H. Vogels (Hemel A) geheel afgebrand. Inboedel en vee warden een prooi der vlammen. Vogels bekwam bij een poging om het vee te redden ernstige brandwonden.”

“De eigenaar sprong in een put. Gisterennacht is de boerderij van den landbouwer H. Vogels te Zijtaart bij Veghel totaal afgebrand. Bij een poging tot redding van het vee geraakte Vogels in brand en sprong in den welput nabij het huis. Hij bekwam daarbij ernstige verwondingen. Bij zijn buurman Maas werd hij verpleegd. De brandspuit uit Zijtaart wist uitbreiding van den brand te voorkomen door de omliggende perceelen nat te houden. De oorzaak van de brand is onbekend. Verzekering dekt gedeeltelijk de schade.” Het huis werd niet meer herbouwd.

17.
Het oude huis van Jan Vervoort (Pastoor Clercxstraat 20) werd afgebroken en het gezin woonde tijdelijk in de varkensschuur. Zoon Harry Vervoort werd in februari 1931 in die schuur geboren. Korte tijd later brandde de schop af. “Brand, brand,” werd er geroepen. Er kwam zo’n ouwerwetse brandweer. Jan Vervoort was net bezig met het nieuwe huis. Pastoor Kamp was er het eerst. “Ach, ach, pastoor,” zei Bertha, de vrouw van Jan Vervoort, “wat zullen de mensen nou toch proaten.” Ze was bang dat er geroddeld zou worden, dat ze de schop zelf afgestookt hadden. “De mensen moeten proaten,” antwoordde de pastoor, “want de beum (bomen) kunnen het niet.”

18.
4-2-1934 “Felle Brand te Sijtaart. Gisteren is een felle brand uitgebroken in de landbouwschuur van den landbouwer Pennings (De Kampen 6) op het gehucht Sijtaart, onder de gemeente Veghel. De brandweer slaagde er niet meer in het brandende gebouw te redden, doch wist de nabij gelegen boerderij, welke meermalen ernstig gevaar liep, te behouden. Een groote partij hooi en de landbouwwerktuigen zijn eveneens verloren gegaan. De oorzaak van den brand is onbekend; verzekering dekt de schade.”

19.
In 1935 brandde Hoeve Corsica (Corsica 6) af. Marinus van de Biggelaar vertelde dat hij als ‘jungske’ stond te kijken toen de hoeve afbrandde. “Ze stonden met vier-vijf man aan een paard te trekken om dat naar buiten te halen. Maar dat lukte hen niet. Dat paard voelde zich binnen veilig. Dat paard is toen ook verbrand.”

Piet van de Tillaart vertelt: "Toen we afgebrand waren, heb ik een tijd bij Johan en Dina de Mulder gewoond. Ik was net zo oud als hun zoontje Jan van Eert (11 jaar). Daar heb ik een half jaar neven geslapen. Dat was een heel ander type dan zijn broertje Frits. Jan was Frits altijd aan het koeieneren. Frits was er eentje van de knecht, Cor Spruijt. Dat wist iedereen op Zijtaart.”

20.
Bij de gevechten aan het kanaal in mei 1940 ging de boerderij van Narus van de Sanden (Bergsven 4) in vlammen op,

21.
Toen Wim van Zutphen (Krijtenburg 5) een jaar of 7-8 was (hij is geboren op 19 mei 1936) had hij een keer vuurke gestookt in de hennekooi en die hennekooi brandde. Hij verstopte zich. Zijn moeder Mie van Asseldonk zat er over in waar hij was. Hij zat bij Toon van Sleeuwen in de kamer.

22.
In 1944 brandde de bergplaats van het ouderlijk huis van Nel Rietbergen - Thijssen (Pastoor Clercxstraat 26) af. Haar bejaarde vader, Toon Thijssen, woonde daar toen met zijn jongste dochter Gerarda. Nel vertelt: “Na de bevrijding waren er Engelsen bij ons gelegerd. Die waren ‘s avonds buiten thee aan het zetten. Engelsen, dat zijn van die theedrinkers. Maar er mocht buiten geen licht te zien zijn, en toen er vliegtuigen overkwamen gingen ze hals-over-kop naar binnen, de schuur in. Daar goten ze opnieuw benzine of zoiets over de brander. Dat veroorzaakte een grote steekvlam tot boven aan het dak. Het hooi vloog in brand. Er lagen al soldaten in het stro te slapen en iedereen moest als de bliksem naar buiten. Met een auto moesten ze bluswater gaan halen in het kanaal. Ze klommen ook op de nok van het dak om de gording door te zaken. Daardoor viel het dak omlaag op het hooi en dat doofde het vuur. Daardoor is het voorhuis gespaard gebleven. Er is nu nog een zwarte schroeiplek op een balk te zien. Nee, dat was niet zo leuk. Hendrik was nog bij de brand wezen kijken.” Het duurde enkele jaren voordat het afgebrande deel hersteld werd. In 1948 erfde Hendrik Rietbergen het huis en verhuisde hij vanuit Zondveld (Zondveldstraat 3) daar naar toe. In 1950 herbouwde hij het stalgedeelte.

23.
Op 1 januari 1951 brandde het pand van Graard van Boxmeer af waar Has Vissers en Janus Rovers woonden (Pater Vervoortstraat 3 en Meester van de Venstraat 8). Het werd hierna weer opgebouwd. In mei konden de bewoners weer terugkeren naar hun woning. De kinderen vonden bij gastgezinnen onderdak. Antoon en Wim Vissers woonden van januari tot mei op Leinserondweg 11.

24.
Op 1 juli 1952 brandde het achterhuis van Antoon van den Oever (Pastoor Clercxstraat 97) af.



25.
Op 26 juni 1953 sloeg de bliksem in, in een ronde hooiberg van Gerard van Boxmeer (Leinserondweg 12). De hooiberg brandde geheel af. Het was een ronde hooiberg waarvan de kap aan een paal werd omhoog gedraaid.



26.
Tijdens een kort maar hevig onweer sloeg dinsdagmiddag (10 mei 1955) de bliksem in op de boerderij van Johan van Eert op de Biezen (Lage Biezen 1). Door eendrachtig samenwerken van de buren kon erger worden voorkomen en bleef de boerderij behouden. De brandweer uit Veghel was ter plaatse en hoefde niet op te treden.

27.
“Op zondag jongstleden (12 juni 1955) brak een felle uitslaande brand uit in de maalderij van de Weduwe J.H. van Eerdt (Pastoor Clercxstraat 68). De brand die zich aanvankelijk nogal ernstig liet aanzien, was later vrij spoedig bedwongen door de Veghelse brandweer die spoedig ter plaatse was. De maalderij brandde geheel uit, maar het woonhuis bleef behouden.” Miep van Eert vertelde dat de familie in paniek de telefoon van de muur trok, om die nog te redden. "Wat had dat toch voor zin," verzuchtte ze.







28.
21 april 1956 “Loos alarm. In het laatst van vorige week werden de inwoners ondermeer uit de straat opgeschrikt  door de plaatselijke brandweer die alarm sloeg. Al gauw werd de brandput aangesloten, want hun was ter oren gekomen, dat er brand was ontstaan bij L(ambertus) van de Heijden op de Biezen (Corsica 14). Daar was echter wel brand maar in de wasketel die men aan het stoken was met hout welke een geweldige rookmassa ontwikkelde. De uitrukkende brandweer kon het aangevoerde materiaal weer opbergen.”

29.
“Op zondagmiddag jongstleden (6 mei 1956) werd de rust in ons dorp plotseling verstoord door het geloei van de sirene van de brandweerwagen. Er bleek brand te zijn uitgebroken bij de landbouwer A. van de Berg op Zondveld (Jekschotsraat 13). De brandweer uit Veghel, die spoedig ter plaatse was, kon echter niet meer verhinderen dat de landbouwschuur geheel uitbrandde. Zeer veel landbouwinventaris werd een prooi der vlammen, terwijl eveneens twee zeugen met biggen in de vlammen omkwamen. Enige dieren, die nog kans hadden gezien uit de vuurzee te ontsnappen, zullen waarschijnlijk vanwege de vele brandwonden moeten worden afgemaakt. Dank zij de gunstige windrichting kon het woonhuis worden gespaard.” De R.K.J.B. hielp met stenen bikken.

 







30.
Februari 1958: “Vrijdagmiddag rond vier uur heeft een wel zeer trieste brand gewoed in Zijtaart. Het bedrijf van Adriaan Schepers (Zondveldstraat 26) werd voor het grootste gedeelte door een uitslaande brand verwoest. Het was reeds een oudere boerderij, waaraan veel hout was verwerkt, zodat de vlammen gretig voedsel vonden, temeer daar een gedeelte van de oogst in het achtergedeelte van het huis was opgeslagen. Het gezin van Scheepers telt naast beide ouders nog negen kinderen, waarvan de oudste een jongen van elf jaar. Van de inboedel kom slechts een gedeelte worden gered en ook de varkens werden geen prooi der vlammen. Adriaan Schepers werkte zelf op de Meierij te Veghel. Toen hij thuis kwam vond hij alleen de rokende puinhopen. Nadat het gezin liefdevol was ontvangen door buurman Toon van de Hurk (Zondveldstraat 17), kreeg het later voorlopig het vrijstaande huis van Hendrikus van de Ven (Pastoor Clercxstraat 43) aangeboden in de kom van Zijtaart zelf. Een zeer sympathiek gebaar, dat respect afdwingt.”







“De afgelopen week werd de familie Schepers zwaar getroffen door een brand. (..) Men heeft nog meer gedaan. Dit keer alle hulde aan het Katholiek Meisjesgilde en voor Jong Nederland. Men hield namelijk met de carnavalsdagen een oliebollen-actie. Na hard werken had men f 60 netto overgehouden. De leidsters en leiders hebben nu namens allen dit bedrag geschonken aan de familie Scheepers. Men was er zeer dankbaar voor en deze daad heeft allerwege zeer veel sympathie verwekt.

De leden van de plaatselijke afdeling van de RKJB besloten om de familie Schepers te helpen door stenen van het afgebrande huis af te bikken. “In het begin van deze week al zag men de ijverige jonge boeren ondanks de koude bij de resten van het huis om de nog bruikbare stenen bijeen te zoeken en deze weer geschikt te maken voor gebruik bij herbouw. Een prachtig voorbeeld van daadwerkelijk hulpbetoon.”

31.
Augustus 1958: “In de nacht van zondag op maandag is er brand uitgebroken in de boerderij van Van der Sanden aan de Zuid-Willemsvaart (Bergsven 2). De brand greep zo snel om zich heen dat de ijlings gewaarschuwde brandweer van Veghel ondanks de snelle komst niet heeft kunnen verhinderen, dat de boerderij totaal uitbrandde. Rond twee uur in de nacht werden de eigenaresse van de boerderij, mejuffrouw van de Sande, en haar neef Van Boxtel, die daar werkzaam is, gewekt door geblaf van hun hond, die 's nachts op stal verblijft. Toen zij gingen kijken wat het geblaf betekende, ontdekten ze, dat het hooi boven de varkenskooi in lichterlaaie stond. Omdat zij in de veronderstelling verkeerden dat het vuur nog wel te blussen was, grepen zij enkele emmers water en probeerden het vuur te doven. Daar dit echter onmogelijk bleek, wekten zij eerst twee trekkers, die voor deze nacht in het stro mochten overnachten, en die zich nog maar juist in veiligheid wisten te brengen.

Inmiddels was ook de brandweer uit Veghel gealarmeerd. Deze arriveerde reeds 5 minuten later met de neveltankwagen, doch toen sloegen de vlammen al uit het dak. In de boerderij was veel brandbaar materiaal aanwezig, terwijl bovendien het dak ook nog voor het grootste deel uit riet bestond. Het is dan ook heel goed te begrijpen, dat van de boerderij niet veel meer dan enkele muren en verkoolde balken zijn overgebleven. Ook een bijgebouw werd prooi der vlammen. Negen varkens die daar lagen te slapen kwamen om. In het aangrenzende hok waar al de jonge kippen waren, vond het vuur ook gretig voedsel, 85 kippen kwamen hier om.

De uitgebrande boerderij was nog geen twee jaar geleden geheel verbouwd. De schade, die uiteraard zeer aanzienlijk is, wordt maar ten dele door de verzekering gedekt, omdat de gebouwen erg laag verzekerd waren. Het is overigens al de tweede keer dat een boerderij van mejuffrouw Van de Sande uitbrandde. In 1940 brandde haar boerderij, die ook in de buurt van de Zuid-Willemsvaart stond, geheel af. De oorzaak van de brand is nog niet bekend. Naar alle waarschijnlijkheid is hooibroei echter de brandstichter geweest. De schade is nog niet bekend. Al het vee dat in de boerderij en bijgebouwen aanwezig was verbrandde. Van de dertien varkens kon er slechts één worden gered. Ook van de inventaris kon slechts een klein gedeelte worden geborgen. De bezittingen van de twee trekkers, bestaande uit wat kleren, een weinig geld en een fiets werden eveneens door de vlammen verteerd. Tot kwart voor zes is de brandweer bezig geweest met het nablussen.”

32.
Op 3 juni 1959 brandde de boerderij van de kinderen van Nunen (Jekschotstraat 5) af, waar Johan Schepers sinds kort woonde. “Ik ben in 1950 met Johan Schepers getrouwd. Daarna hebben we 9 jaar op de Kempkens gewoond. In 1959 gingen we op ons oud huis op Soffelt wonen. We waren een varkensschop aan het bouwen en al na een maand brandden we af. De oudste kinderen waren op schuur schooltje aan het spelen en ze hadden met luciferren gespeeld. We waren wel verzekerd, maar de polis was nog niet binnen. Bert Oppers zei toen: “Ge zalt geen uitkering krijgen als ge de polis nog niet hebt.” Maar Toon van Zutphen, de bureauhouder, zei: “Vanaf het moment dat ik het erf afrijd bende verzekerd!” dat was een hele opluchting. Na de brand hadden we niks meer. Ons Bets was in 1959 getrouwd met Jan van Zutphen en had geen kinderen en die nam onze Hans, Henk en Ad mee. Ik ging met onze Jos, Tien en Maria bij Bert van Doorn Wonen. Na twee weken kwam onze Hans ook, die wilde bij moeders zijn.”







33.
Augustus 1959: “Wij stellen U voor om eerst eens aan te gaan bij de oude Piet Brugmans, die nu 73 jaar is. Piet Brugmans was niet thuis. Hij had zijn fiets gepakt om naar de brand te gaan kijken. De rookwolken hadden wij al van ver gezien. Het leek op een afstand alsof de boeren het onkruid in een berm hadden aangestoken. Mensen fietsten bedaard langs de witte rook en er scheen in het geheel geen reden om alarm te slaan. Maar tussen Zondveld en Zijtaart kwamen wij twee Veghelse brandweerwagens tegen en het was verwonderlijk om te zien hoe snel 't volk op komt dagen als er een brand gemeld is. Met auto's, bromfietsen en rijwielen wordt de achtervolging van de twee rode wagens ingezet. Er is politie met motor en zijspan en alles wijst op een fikse, uitslaande brand. Gelukkig blijft de schade beperkt tot een partij rogge en het volk is even snel verdwenen als het gekomen is. Het gerucht wil dat een straaljager de schuld is van het vuur.”

34.
Op 24 februari 1962 brandde het huis van Bert van der Heijden (Corsica 14) af.

35.
28-9-1963: “Zijtaart is in de nacht van donderdag op vrijdag opgeschrikt door een felle brand, die een groot deel van de boerderij van de heer van Lankvelt in de Biezen (Biezendijk 30) heeft verwoest. Dankzij het krachtdadig optreden van de Veghelse brandweer konden het woongedeelte en een varkensstal behouden blijven. Het vuur werd omstreeks 2 uur ‘s nachts ontdekt door een buurman, die de vlammen uit het dak van het achterhuis zag slaan. Hij waarschuwde ijlings het echtpaar Van Lankvelt en de vier kinderen, die allen nog rustig sliepen. De meteen gealarmeerde brandweer was snel ter plaatse en slaagde er spoedig in het vuur te lokaliseren en daardoor het voorhuis en de varkensstal te behouden. Het achterhuis ging echter geheel in vlammen op, waarbij 1 zeug, 2 maalkalveren en 1 stierfkalf omkwamen en voorts vele landbouwwerktuigen, waaronder een motor, landbouwwagen, maalmolen en zelfreiniger, verloren gingen. Ook een enorme hoeveelheid hooi en stro werden een prooi van de vlammen.

De Veghelse brandweer, die het vuur met 6 stralen bestreed, moest haar aandacht overigens verdelen tussen de vuurhaard en een daarnaast staande boerderij, die precies in de vuurlijn stond. Dat had bij harde wind catastrofale gevolgen kunnen worden, maar door voortdurend nathouden kon dit met rieten dak gedekte pand gespaard blijven. De nablussing nam een groot deel van de vrijdag in beslag. Naar de oorzaak van deze nachtelijke brand wordt een onderzoek ingesteld, doch men vermoed dat een vonk heeft liggen smeulen. De heer Van Lankvelt was verzekerd.”







36.
Op 27 november 1964 was er het begin van een brand bij Tijn van de Tillaart (Leinserondweg 11).

37.
7-1-1969 “Aan de Leinserondweg in Zijtaart is gisteravond de hooischuur van de familie Bert van Erp (Leinserondweg 8) afgebrand. De brand, die een schade van ongeveer vierduizend gulden veroorzaakte, is ontstaan doordat een der bewoners van een nabij gelegen boerderij in de hooischuur ‘s avonds om half 8 vuur gebruikte om bij te lichten. Door een ongunstige windrichting liep de op korte afstand van de hooischuur gelegen boerderij brandgevaar op. Veghelse brandweerlieden moesten niet alleen de vuurhaard te lijf gaan, maar tevens de met riet bedekte boerderij beschermen. Met enkele stralen werd het pand nat gehouden. De brand verwoestte ondermeer twaalf ton stro en vier ton hooi. Enkele landbouwmachines konden worden gered.”

38.
“Een felle uitslaande brand is er op 16 mei (1973) de oorzaak van geweest dat een gedeelte van de boerderij van de heer Piet Vissers (Corsica 15) werd verwoest. Door snel optreden van de Veghelse brandweer kon het woonhuis van de familie behouden blijven. De schade aan het stalgedeelte loopt in de tienduizenden guldens; onder meer ging een spiksplinternieuwe melkmachine van 20.000 gulden verloren. De brand als zodanig heeft de brandweer geen moeilijkheden opgeleverd. Opzienbarend was de oorzaak: bij de aanleg van een centrale verwarming in het woongedeelte van de boerderij is via een pijp verbinding ontstaan met de stal waar hooi was opgeslagen. Bij het lassen is, aldus de lezing van de politie, waarschijnlijk een vlammetje naar de hooizolder gesprongen.”







39.
Op 1 april 1976 brandde de veestal van Harrie van de Heijden aan de Biezendijk (Biezendijk 6A) af.


De ongelukken met vuur

1.
13-10-1902: “Een verschrikkelijk ongeluk had plaats bij den landbouwer v. d. K. te Zijtaart (N.-B.) Terwijl de ouders op het veld aan ‘t aardappelen rooien waren was een vijfjarig meisje met een zusje van anderhalf jaar alleen thuis. Wellicht is het oudste meisje in aanraking gekomen met het brandende vuur. Hoe het zij, toen een buurman op het hulpgeschrei kwam toesnellen, vond hij het ongelukkige kind geheel verbrand op het bed liggen met het hoofd er afhangende. Men kan zich de droefheid der ouders voorstellen toen zij thuis komende, niets dan een vormelooze klomp van hun lieveling vonden."

Op 26 september 1902 werd in Zijtaart begraven: 'Een klein kind van Johannes der Kinderen, 4 1/2 jaren oud.' Het betrof Maria Catharina, dochter van Jan der Kinderen en Barbera van Eert, die op 23 mei 1898 gedoopt werd. Het zusje van anderhalf zal wel het broertje van anderhalf zijn; Gerard, die op 23 januari 1901 gedoopt werd. het gezin woonde op Weievenseweg 40.

2.
18-3-1908: “Een treurig ongeval greep hier vrijdag op het gehucht Zijtaart plaats. De vrouw van de landbouwer Lambertus Opheij, moeder van een talrijk gezin, leed min of meer aan toevallen. Zo gebeurde het ook vrijdag dat zij een toeval kreeg, terwijl er niemand in huis was. Doordat ze kwam te vallen. midden in het vuur, verbrandde ze haar handen, armen, gezicht en borst. Spoedig werd geneeskundige hulp ingeroepen, waarbij de geneesheer verklaarde, dat zeker een, maar wellicht beide armen moeten worden afgezet. Ze werd per kar naar het r.k. gasthuis te Veghel gebracht. Te meer is dit ongeluk verschrikkelijk, omdat ze vijf dagen geleden was bevallen van een dochter. Maar men hoopt dat alles op het beste mag uitvallen.

Het gezin woonde op later adres Biezendijk 14. De betreffende vrouw heette Theodora van Wanrooij, ze was op 6 maart 1908 bevallen van een dochter Henrica. Deze dochter trouwde op 6 april 1948 in Uden met Henricus de Wit. Theodora van Wanrooij overleed in Zijtaart in maart 1923 op 47-jarige leeftijd. Lambertus Opheij overleed er op 10 april 1955.

3.
Piet van de Tillaart vertelt: "De Engelsen die bij ons op Hoeve Corsica (Corsica 6) waren  hadden van die Hauwitzers krombaangeschut. Rond 25 september 1944 kregen ze het bericht dat er bij de kanaal aan de verbreding nog Duitsers zaten. Toen hebben ze vanaf ons erf geschoten. Er gingen van die grote hulzen in dat kanon. Daar deden ze elke keer een bos kruit in, van die staafjes. Ze knoeiden er nogal mee, en onze Adriaan verzamelde dat kruit, samen met zijn vriendjes Jaske van Erp en er was er nog eentje meer bij. Dat waren toen jong van een jaar of dertien. Ze stopten het kruit achter hun blouse. De Engelse soldaten kookten hun eten in potten op kerosine, en de jongens stonden daar bij te kijken. “Adriaan ! Eten!!” werd er geroepen. Onze Adriaan struikelde en viel toen op die pot met vuur. Een grote steekvlam, al het kruit achter zijn blouse ontplofte. Ik zie hem daar nog liggen. Ons vader was er als eerste bij en probeerde het vuur uit te maken. Dat kreeg hij ook uit, met hulp van die Engelse soldaten.

Onze Adriaan was vreselijk verbrand. Bij Driekoom Biemans (Lage Biezen 1) zaten ook soldaten. Een van die Engelsen werd er bijgeroepen. Die wreef wat en prevelde wat en de pijn was weg. Onze Adriaan werd kalm. Hij is toen door ons vader direct naar het ziekenhuis gebracht. Dat was levensgevaarlijk want er werd nog veel geschoten. Onze Tjeu, mijn oudste broer, lag al in het ziekenhuis, hij had een scherf van een granaat door zijn bovenarm gekregen. Adriaan kwam naast onze Tjeu op dezelfde kamer te liggen. We konden er daags erna niet naar toe, omdat er nog veel geschoten werd, maar Adriaan is toen ’s anderdaags om 3 uur ’s middags gestorven. Onze Tjeu vertelde dat Adriaan goed bij bewustzijn was toen hij stierf, en dat hij zonder pijn gestorven is. Het was de tweelingbroer van onze Harrie. Onze Harrie leeft nog. Toen had je nog geen brandwondencentrum en zoiets allemaal.” Adriaan werd op 29 september 1944 in Zijtaart begraven. Hij was geboren op 23 augustus 1931.


Samenvatting

Niet alle branden zijn bekend. Vanaf 1847 hebben we een vrij volledig beeld. Tussen 1847 en 1979 vonden we 36 branden of bijna branden. Dat is gemiddeld één brand elke 3 ½ tot 4 jaar. In 12 gevallen was de oorzaak van de brand bekend: onvoorzichtig met vuur (4 x), hooibroei (2 x), blikseminslag (3 x), gevechten gedurende oorlog (2 x) en brandstichting (1 x). Die redenen zijn van alle tijden en het is te verwachten dat er ook voor 1847 in Zijtaart sprake was van enkele tientallen branden per eeuw.

Tot 1878 waren de mensen in Zijtaart bij brand op zichzelf aangewezen, of op burenhulp. In 1878 werd er een brandspuit geplaatst. Die werd nog in hetzelfde jaar gebruikt bij het bestrijden van een brand (Zondveldstraat 2). Voor de toevoer van water was men aangewezen op sloten. In 1951 legde men voor dat doel ook brandkuilen aan. Dat was toen eigenlijk al uit de tijd, want men was in dat jaar al druk doende met de aanleg van de waterleiding.

Vanwege de waterleiding was de oude brandspuit waarmee men water uit een sloot of kuil pompte uit de tijd. In 1954 kwam er een slangenwagen op veren en luchtbanden die op de waterleiding aangesloten kon worden. Dat vroeg om een andere organisatie, men had geen pompers meer nodig. Er werd een hulpbrandweer opgericht onder leiding van Driek Opheij. Er was een uitzonderlijke piek in het aantal branden in de jaren 1955-1959 met 8 branden of incidenten in 5 jaar tijd. Die werden veelal bestreden door de Veghelse brandweer die met een brandweerwagen met loeiende sirene uitrukte. Het slangenwagentje van Zijtaart kwam er zelden of nooit aan te pas. Daarmee was de Zijtaartse hulpbrandweer al vrijwel direct na de oprichting overbodig geworden.


Bronnen: Zie in de kroniek bij de betreffende jaartallen en zie bij de betreffende huizen.

 

Martien van Asseldonk, 1-6-2011